Overerving en inteeltgevaar

In de fokkerij wordt er gebruik gemaakt van de wetmatigheid dat de erfelijke aanleg van een dier voor 50% van zijn vader en voor 50% van zijn moeder komt. Het DNA, dat door beide ouders wordt doorgeven aan de nakomeling, bevat de erfelijke eigenschappen.

Genen: een gen is een bepaald stukje DNA met erfelijke eigenschappen dat een kenmerk beïnvloedt. Er zijn bijvoorbeeld genen die erfelijke aanleg voor groei bevatten of voor afweer tegen ziektes. Alle genen komen op beide DNA-strengen een keer voor, maar deze genen kunnen van elkaar verschillen.

​In deze afbeelding is te zien dat een gen een bepaald stukje DNA is.

In deze afbeelding is te zien dat een gen een bepaald stukje DNA is.

 

Allelen: verschillende varianten van een gen worden allelen genoemd. Allelen beïnvloeden kenmerken en bepalen het uiteindelijke resultaat, bijvoorbeeld de kleur van een paard.

Homozygoot: zoals hierboven staat komt elk gen twee keer voor. Wanneer voor beide genen hetzelfde allel van vader en moeder is doorgegeven is de nakomeling homozygoot voor dat gen.

Heterozygoot: wanneer de nakomeling twee verschillende allelen heeft gekregen van een gen, is het dier heterozygoot.

​Hier wordt het nog eens met kleurtjes weergegeven, de allelen zijn bovenaan hetzelfde en onderaan verschillend.

Dominantie: het allel dat overheerst en ot uiting komt in een heterozygoot wordt dominant genoemd

Recessief: een recessief allel komt niet tot uiting in een heterozygoot individu, omdat dan het dominante allel overheerst. Alleen als het dier homozygoot recessief is komt het recessieve allel tot uiting

Co-dominantie: als het individu heterozygoot is voor een gen, welk allel moet er dan tot uiting komen? Bij co-dominantie komen beide allelen in dezelfde mate tot uiting. Bijvoorbeeld bij een bloem: rood en wit wordt roze.

Kwalitatieve eigenschappen: door één of enkele genen aangestuurd, bijvoorbeeld kleur. Dit wordt altijd overgeërfd en het milieu heeft er geen invloed op.

Kwantitatieve eigenschappen: deze kenmerken zijn vaak voor fokkers interessanter. Ze worden bepaald door een groot aantal genen, voorbeelden zijn o.a. het exterieur en de sportaanleg. Deze kenmerken vererven niet volledig en er wordt gesproken over een 'mate van vererving'. De uiting van de genetische aanleg wordt mede door milieu-omstandigheden bepaald. Bijvoorbeeld: een paard kan veel sportaanleg hebben, maar bij een slechte trainer zal die aanleg nooit tot zijn recht komen.

Enkelvoudige of meervoudige kenmerken
Sommige kenmerken worden door één gen beïnvloed, deze worden enkelvoudig genoemd. Voorbeelden van deze kenmerken zijn kleur en erfelijke gebreken. Andere kenmerken worden door meerdere genen beïnvloed en worden meervoudig genoemd. Voorbeelden hiervan zijn groei en vruchtbaarheid.

Erfelijkheidsgraad

De erfelijkheidsgraad  is een maat voor hoe erfelijk een kenmerk is. Het geeft aan welk deel van het verschil tussen paarden veroorzaakt wordt door genetische aanleg en welk deel door milieu-invloeden. Voor sommige kenmerken zijn de milieu-omstandigheden belangrijker dan de genetische aanleg. Voor de fokkerij is het van belang om te selecteren op die genetische aanleg, want dat is erfelijk en kan dus worden doorgegeven aan een nakomeling. Dit is voor bijvoorbeeld schofthoogte makkelijker te meten dan voor vruchtbaarheid. Selecteren op schofthoogte geeft dan ook sneller resultaat in volgende generaties. De erfelijkheidsgraad wordt aangegeven met minimaal 0 (niet veroorzaakt door genetische aanleg) en maximaal 1 (alleen veroorzaakt door genetische aanleg).

Genetische variatie
Genetische variatie is onder andere nodig om vooruit te kunnen in de fokkerij, er kan namelijk geselecteerd worden op paarden die dat kenmerk dat je wilt verbeteren positief laten zien. Wanneer er te weinig variatie is kan er bijna niet geselecteerd worden, omdat het genetisch materiaal (te) veel op elkaar lijkt.

Inteelt
Inteelt is het paren van verwante dieren, dus dieren die één of meerdere gemeenschappelijke voorouders (in hun stamboom) hebben. Inteelt geeft de genetische variatie aan binnen een dier. Inteelt hoeft geen gevolgen te hebben voor een individu, maar kan voor de populatie een sluipmoordenaar zijn. Recessief aanwezige genetische afwijkingen kunnen sneller aan de oppervlakte komen bij het paren van familieleden. Want de kans is groter dat hetzelfde allel van beide ouders bij elkaar komt. Hierdoor is de kans groter dat sommige allelen verdwijnen, waardoor er minder genetische diversiteit ontstaat. Het KWPN wil alle erfelijke gebreken monitoren om mogelijke trends te kunnen ontdekken.

Een voordeel van inteelt kan zijn dat goede eigenschappen in een nakomeling kunnen verankeren, maar dit geldt net zo goed voor de negatieve eigenschappen. Bij inteeltdepressie treedt er algemene achteruitgang van het ras op. Hierbij wordt het ras bijvoorbeeld kleiner of minder vruchtbaar.

Verwantschap
De verwantschap geeft de uniekheid van de bloedvoering aan tussen een dier en de gehele populatie. Het verwantschapspercentage zegt dus meer dan een inteelt percentage, want inteelt geeft alleen informatie over de genetische variatie binnen een dier.

Inteelttoename
Inteelttoename geeft de gemiddelde toename van de inteelt weer van de vorige naar de volgende generatie. In de fokrichtingen van het KWPN zijn verschillende inteelttoenames te zien. Inteelt kan sneller toenemen wanneer de populatie relatief klein is, wanneer er weinig vaderdieren worden ingezet en wanneer sommige dieren veel en anderen weinig nakomelingen krijgen. Het laatst genoemde voorbeeld wordt ook wel het kampioenseffect genoemd, veel fokkers gebruiken het paard dat zo dicht mogelijk bij het fokdoel komt en dus vaak een kampioenstitel krijgt.

Onvermijdelijke inteelt: bij een kleine populatie, zoals de tuigpaarden is het lastig om lijnenteelt/inteelt te voorkomen. Er moet daarom worden geprobeerd om zoveel mogelijk kwaliteit te behouden met een zo laag mogelijk verwantschaps- en inteeltpercentage.

Kruisen: kruisen is het fokken met twee dieren die genetisch gezien ver van elkaar af staan. Dit zijn dus vaak verschillende rassen. Het ras waarmee wordt gekruist, zal wel zorgvuldig gekozen moeten worden. Zij kunnen naast bloedspreiding ongewenste of gewenste eigenschappen doorgeven. Bij de tuigpaarden is er gekruist met Hackney's en American Saddlebred's.

Inteelttools: via Mijn KWPN kun je makkelijk het inteelt- en verwantschapspercentage berekenen voor je eventuele paringskeuze. Deze tool is beschikbaar voor eigenaren van merries vanaf het jaar waarin zij drie worden. Er moet een fokrichting worden geselecteerd. Dan verschijnt een lijst met actuele goedgekeurde of erkende hengsten met de bijbehorende inteelt- en verwantschapspercentages van het mogelijke veulen. Er verschijnt dan ook een virtueel papier van het mogelijke veulen. De verwantschap- en inteeltlijsten worden actueel gehouden, zodat de nieuwe goedgekeurde en erkende hengsten snel zichtbaar zijn.

Selectiebeleid: in het selectietraject waaruit de meest waardevolle hengsten worden geselecteerd wordt ook rekening gehouden met het inteelt- en het verwantschapspercentage. Hengsten die laag verwant zijn aan de populatie en dus voor genetische variatie kunnen zorgen, hebben de voorkeur bij een kleine populatie mits hun kwaliteit natuurlijk voldoende is.