Door het gebruik van de staartbeugel, wordt de staart als het ware ‘gelift’, dit zorgt voor meer uitstraling.
Het gebruik van een staartbeugel is toegestaan, wanneer deze niet hoger is dan twintig centimeter. Ook moet het model en de bekleding ervoor zorgen dat het comfortabel zit voor het paard. De staart moet vrij in de beugel rusten en mag dus niet worden vastgebonden.
De staartbeugel (ook wel staarthekje/staartlepel genoemd) is net als een staartriem bevestigd aan de rugriem. De staart moet door de opening worden gehaald en rust in de beugel.
De beugel moet recht zijn, zodat de staart ook recht rust. De staartharen moeten glad zijn en is het belangrijk dat er geen haren dubbel zitten, dit kan zorgen voor irritatie. Ook is het belangrijk dat de rugriem op de juiste maat zit, anders kan de beugel te strak of te los zitten. Een manier om de juiste maat de controleren, staat beschreven in het hoofdstuk ‘Optuigen’.
Door het gebruik van oordoppen, wordt het draaien van de oren voor een deel begrensd. Dit geeft een sympathieker beeld, de oren kunnen namelijk niet meer helemaal naar achteren worden gedraaid.
De maximale doorsnede van de oordoppen is 3,5 centimeter. Het binnenste deel (dat in het oor gaat) moet bekleed zijn met schuimrubber en afgedekt zijn met zachte stof. De verbinding tussen de rechter- en linkeroordop moet bestaan uit buigzaam draadmateriaal, waarbij de uiteinden ook zijn bekleed met stof. De verbinding moet zo aan het frontdeel zijn bevestigd dat er nog naar links en rechts geschoven kan worden. Het frontdeel mag daarbij niet bevestigd zijn aan de windriemen.
De oordoppen zitten dus bevestigd aan het frontdeel, de oordoppen moeten één voor één in de oren worden bevestigd. De stand van de oordoppen hoort zo te zijn dat de oren nog wel opzij, maar niet naar de achteren kunnen draaien.
De bekleding van de oordoppen is erg belangrijk om het comfortabel te maken. Ook de stand waarin de oordoppen staan is belangrijk, om te voorkomen dat de oren niet te overdreven naar voren staan.