Wanneer je geen of weinig ervaring hebt met het africhten van een jong (tuig)paard, laat dit dan over aan een professional! Zij hebben er verstand van en leiden je paard op een goede manier op, waardoor jij er straks veilig mee op pad kunt. Net als bij het zadelmak maken is goed betuigen ook cruciaal. Bij de africhting is het altijd handig om met zijn tweeën te zijn. De meeste paarden die aan de africhting beginnen, hebben (al een tijdje) geen tandartsbezoek gehad. Voordat er een bit wordt ingebracht is het dus belangrijk om de mond goed te laten controleren en waar nodig te laten behandelen. Zo voorkom je problemen bij de acceptatie van het bit, doordat het bit niet comfortabel in de mond kan liggen. Wanneer een paard door een tandarts is behandeld, maakt dit de africhting voor het paard en de trainer gemakkelijker. Vaak wordt er gestart met longeren aan een halster, dit kan bijvoorbeeld aan een enkele longe. Daarna kan je het paard laten wennen aan een bitje. Hierbij kan je een hoofdstel met trens gebruiken, waarbij je het halster onder of over het hoofdstel laat zitten. Op deze manier kan het paard vast wennen aan het bit, maar bevestig je de longe aan het halster. Vervolgens laat je het paard wennen aan een schofttuigje, dit is ook een voorbereiding op het betuigen. Het is mogelijk dat het paard hier de eerste paar keer op gaat bokken. Om te voorkomen dat het schoftje verschuift, kan je een touwtje bevestigen welke je aan de linkerkant aan het schoftje bevestigt, deze laat je onder de hals door lopen en bevestig je aan de rechterkant van het schoftje.
Als het paard het schoftje accepteert, kan de rugriem met staartriem worden bevestigd. Hier kan het paard op gaan knijpen of bokken. Wees dus voorzichtig met het bevestigen. Accepteert het paard dit ook, dan is het paard gewend aan de eerste tuigonderdelen. Vervolgens kan je steeds iets meer vragen, vaak wordt er dan gelongeerd met dubbele lijnen. Zo leren de paarden meteen dat er iets tegen hun benen aan kan komen. Dit alles helpt straks bij het betuigen: de strengen kunnen ook de benen raken en dan is het prettig als een paard aan dit gevoel gewend is. Door de dubbele longe kan je het paard ook vast wat leren sturen, door bijvoorbeeld regelmatig van hand te veranderen waarbij je duidelijk vraagt aan de kant waar je naar toe wilt en loslaat wanneer het paard die kant op gaat. Wanneer het paard het longeren snapt, kan je ook een hoofdstel met oogkleppen en een liverpoolstang gaan gebruiken, hierdoor ga je weer een stapje richting het betuigen.
Trainer Lambertus Huckriede vertelt hoe de tuigpaarden bij hem worden opgeleid:
Dan kan je met het paard gaan slepen, hierbij wordt hij voor een rubberen mat of autoband gespannen. Het paard leert hierdoor trekken en het gevoel daarvan op de borst accepteren, daarbij het niet erg als hij een keer naar achteren slaat. Er kunnen geen ongelukken mee gebeuren, want op de band/mat kan het paard gewoon slaan. Ook hierbij is het handig wanneer je met z’n tweeën bent. De helper kan een longe bevestigen, waarbij hij kan ingrijpen mocht het paard er vandoor willen gaan. De andere persoon stuurt het paard via de leidsels.
Bij de eerste keer is het belangrijk dat het inspannen snel maar ontspannen gebeurt, zodat het paard niet te lang hoeft stil te staan. Daarbij staat de helper voor het paard, waarbij er een longe kan worden bevestigd aan het bit. Bij professionals wordt er dan vaak meteen over de weg gereden, het paard leert direct om te gaan met het verkeer. Er kan veel rechtuit worden gereden, zodat er geen moeilijke wendingen nodig zijn, daarbij trekt het op het asfalt makkelijker dan in de wei of op het zand. De helper kan hierbij naast het paard mee rennen, terwijl hij de longe vasthoudt. De helper kan dan snel ingrijpen, wanneer dit nodig is.
De daaropvolgende keren kan de helper achterop de wagen gaan staan. Daarbij houdt hij de longe nog steeds vast en kan hij van de wagen springen en ingrijpen indien nodig.
Wanneer het paard braaf voor de wagen loopt, dat wil zeggen het ‘gas’ en de ‘rem’ en het ‘stuur’ zijn redelijk goed bevestigd, kan er verder worden opgeleid. De aanleuning en nageeflijkheid worden belangrijker. Er kunnen wat meer wendingen worden gereden, zodat de stelling en buiging kan worden verbeterd. Daarnaast blijft longeren ook een belangrijk onderdeel na het betuigen. Het zorgt voor afwisseling, er kan bijvoorbeeld ook met balkjes worden getraind. Het is heel belangrijk dat paarden het werk aankunnen en er plezier in blijven houden, met name bij jonge paarden vraagt dat aan het begin veel gevoel bij het doseren van de arbeid die wordt gevraagd. Voor de wagen kan er nu ook wat meer worden geschakeld in tempo, zodat het paard sterker en gehoorzamer wordt. Daarnaast kan een trainer zo beter beoordelen of het paard kwaliteiten heeft als toekomstig concourspaard.
Hieronder volgt een artikel over de opleiding van het jonge (Friese) tuigpaard. Deze werkwijze is hetzelfde als bij het Nederlandse tuigpaard. Wil jij weten hoe een jong tuigpaard wordt opgeleid? Lees dan het artikel dat volgt uit de Phryso!
De opleiding van het jonge tuigpaard (in dit geval Fries tuigpaard, werkwijze hetzelfde)
Om de lenigheid te verbeteren kunnen veel wendingen worden gereden, daarbij kunnen voltes openen en sluiten ook goed werken. Ook kan je het paard laten overschenkelen. Hierbij gaan zijn benen 'scharen', hij moet eigenlijk 'pootje over' doen. Hierbij wordt er een kleine volte gereden, waarbij het paard zonder druk moet lopen. Het lichaam moet bijna recht blijven en heel iets buigen in de richting waar hij heenloopt. Dan kan hij het buitenachterbeen uiteindelijk over het binnenachterbeen plaatsen. Dit zal in het begin nog niet meteen lukken, maar hier kan langzaam naartoe worden gewerkt. Om dit te kunnen doen is veel kracht en lenigheid nodig en met deze oefening ontwikkel je dit ook, waar je in de verdere opleiding gebruik van kan maken.
Om de kracht in het achterbeen te kunnen verbeteren is het belangrijk dat het paard ook in een lager tempo met een actief achterbeen kan lopen. Er kan bijvoorbeeld in een verzamelde draf worden getraind aan de ‘lange lijnen’. Hierbij loopt de trainer schuin achter het paard, waarbij het paard is opgetuigd met een hoofdstel, schoftje, rugriem en leidsels. De trainer heeft de leidsels en een zweep vast en laat het paard veel schakelen. Deze manier zorgt ook weer voor afwisseling in het werk van het paard. Bij een tuigpaard is het ook belangrijk dat je hem fris houdt. Wanneer het paard met veel kracht ‘klein’ kan bewegen, gaat het straks ook gemakkelijker met veel actie in een showdraf lopen.
Harry van Middelaar laat zien hoe hij aan de lange lijnen traint:
Wil jij meer weten over de verdere opleiding en training van het (jonge) tuigpaard? Lees dan het trainingsartikel met Harry van Middelaar hieronder:
Afwisselend werk leidt tot succes met Harry van Middelaar
In het onderstaande artikel vertelt Sybren Minkema hoe hij een (Fries) tuigpaard klaarstoomt voor de concoursen. Het artikel is verschenen in het magazine Phryso.
Tuigen met Sybren Minkema (Fries tuigpaard, maar zelfde werkwijze)
Wanneer deze basis er in zit, kan de beweging verder worden getraind door bijvoorbeeld een paar minuten te rijden met ringetjes/tuinslangetjes om de benen. Dit kan of voor of achter, afhankelijk van waar het paard zijn beweging het meest moet ontwikkelen. Wanneer deze aan het voorbeen worden bevestigd, verandert het achterbeen vaak ook meteen mee. Het is belangrijk om zo’n training goed op te bouwen, met eerst een warming-up voordat er hulpmiddelen worden toegepast. Ook een cooling down en ontspanning erna is belangrijk. Er wordt dus maar kort getraind met ringetjes. Het paard gaat hierdoor met iets meer actie lopen en hij leert wat er moet gaan gebeuren in een showdraf. Het stimuleert de activiteit en is een manier om de reflexen van het paard te testen. Het gebruik van deze methode is alleen aan te raden, wanneer men verstand van zaken heeft. Wil jij dit graag proberen? Schakel dan de hulp van een professionele tuigpaardtrainer in!
Op concours is het belangrijk dat het paard fris is en er ‘zin in heeft’. De optimale voorbereiding zal per paard verschillen, dit is dan ook een kwestie van uitproberen. Het geeft een mooie uitdaging voor de trainer om te kijken op welke manier er het beste kan worden toegewerkt naar een concours. Elk paard moet natuurlijk in een goede conditie en goed gegymnastiseerd zijn. Dan moet er individueel gekeken worden wat het beste werkt voor een paard. De een moet een dag van tevoren nog worden gereden, de ander gelongeerd en weer een ander heeft misschien juist een rustdag nodig.