Cluster 4: verslaving en psychiatrie

Cluster 4: verslaving en psychiatrie

Inleiding

psychiatrische ziekte en verslaving

Mensen met een psychiatrische ziekte en verslaving hebben vaak te maken met ingewikkelde problemen op het gebied van wonen (o.a. dak- en thuisloosheid), financiën, contacten met anderen en hun gedrag. Zij kunnen of willen zelf geen hulp vragen, waardoor er maatschappelijke overlast en onrust ontstaat. Vaak vragen anderen dan ook om hulp, zoals politie en buren.

 

Over Lentis

Lentis biedt geestelijke gezondheidszorg, forensische gezondheidszorg en ouderenzorg in de provincies Groningen, Drenthe en Friesland. We verlenen onze hulp aan kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen. Cliënten kunnen bij ons terecht na een verwijzing van een huisarts of specialist.

Afbeeldingsresultaten voor Lentis

Gastles (D17va / 25 november 2019)

In week 2 zullen er 2 gastsprekers van Lentis komen en een presentatie houden over Verslaving en Psychiatrie.

Voorbereiding

Bekijk het filmpje van Lentis en neem de opdrachten door.

Zet drie vragen op papier.

Na de gastles maak je een verslag omvang 4- viertje

 

 

Week 1 & 2 Schizofrenie en psychotische stoornissen

Brief van psychiater aan huisarts (Nico Douma)

Brief van psychiater aan huisarts

Van 12-10-20.. tot 20-1-20..  was uw patiënt Nico Douma, 28 jaar oud, op onze afdeling opgenomen. Patiënt was door de huisarts aangemeld bij de crisisdienst op verdenking van een psychose. De huisarts was benaderd door de zus van patiënt die voor het eerst sinds jaren bij patiënt op bezoek kwam en hem daar in zorgwekkende toestand had aangetroffen. Uit de anamnese kwam naar voren dat patiënt zeer angstig was geweest, sinds jaren. Hij was achterdochtig, en kwam alleen sporadisch ’s avonds zo laat mogelijk kort uit huis om hoogstnodige boodschappen te doen. Hij werd beheerst door angst in de gaten te worden gehouden door een organisatie waarover hij geen details durfde te geven. Hij was ervan overtuigd vanuit huizen aan de overkant te worden gefilmd, met als gevolg dat hij de gordijnen altijd dicht hield. Vooral ’s nachts hoorde hij stemmen, zodat hij de hele nacht wakker bleef om te horen wat ze zeiden. Er zou een complot zijn gesmeed patiënt te vermoorden. Volgens de zus van patiënt zou hij als kind altijd wat teruggetrokken zijn geweest, geen haantje de voorste, maar de schoolprestaties waren goed en hij had vriendjes. Na het vwo had hij nog enige jaren economie gestudeerd, maar die opleiding verliep moeizaam waarna hij nog enige tijd via uitzendbureaus aan de slag was gegaan, maar de laatste jaren had hij voor zover de zus wist geen werk en leefde hij van het geld van een erfenis. In de familie viel op dat een grootouder (moeder van vader) in haar leven meerdere malen psychiatrisch opgenomen zou zijn geweest, maar wat er precies met haar aan de hand was geweest was nooit duidelijk geworden. De zus had al jaren nauwelijks contact met patiënt gehad, volgens haar was hij niet bekend met drugs- of alcoholgebruik en was hij van nature zachtaardig. Ze was erg geschrokken toen zij hem zo verwaarloosd en angstig aantrof in zijn kale flatje aan de rand van de stad. Een sociaal psychiatrisch verpleegkundige van de crisisdienst wist enig vertrouwen te winnen en patiënt ertoe over te halen zich op onze afdeling te laten opnemen. Bij opname bleek patiënt een magere, alleenstaande en werkloze man van 27, met een opvallend slecht gebit, angstig en achterdochtig. Somatisch bleken er behoudens zijn slechte gebit en tekenen van psoriasis geen bijzonderheden. Zijn huurflat bleek gehorig en slecht onderhouden, met schimmelvorming in de douche. Met veel moeite wist de groepsleiding patiënt ertoe te bewegen een tandarts te bezoeken. Voordien was hij altijd angstig geweest omdat tandartsen in zijn beleving de mogelijkheid te hebben in zijn mond chips te implanteren die zijn gedachten konden lezen en veranderen. Patiënt was wantrouwend en teruggetrokken, maar ook dankbaar voor de bescherming op de afdeling en niet van plan naar huis te gaan, uit angst voor zijn achtervolgers. Hij verliet de afdeling aanvankelijk niet en keek de hele dag naar buiten, uit angst in de gaten gehouden te worden. Patiënt accepteerde medicatie in de hoop daardoor beter te slapen en zich beter tegen zijn achtervolgers te kunnen verdedigen op de dag dat het nodig zou zijn. Patiënt bleef er aanvankelijk van overtuigd dat die dag zou komen. Patiënt kreeg de eerste dagen slaapmedicatie, 1 dd 20 mg temazepam, en werd ingesteld op 4 mg per dag risperidon. Hierop nam de eetlust toe en kwam hij uiteindelijk tien kilo aan in gewicht. In de eerste week sliep hij aanmerkelijk beter en in de weken daarna namen zijn angsten geleidelijk af. Aangezien zich inmiddels een overgewicht ontwikkelde bleek het noodzakelijk voedings- en bewegingsadviezen te geven. Helaas bleek het te lastig voor patiënt zijn eetlust voldoende te bedwingen. Bovendien bleek uit bloedonderzoek dat zijn glucose iets te hoog werd (6.1 mmol/l). Hierop werd de risperidon omgezet in aripiprazol. Gelukkig bleven de psychotische verschijnselen in remissie en groeide bij patiënt de moed om weer naar huis te gaan. Nazorg en verdere behandeling ontvangt patiënt via ons FACT-team met collega Van Dalen als behandelend psychiater. Patiënt doet sinds enkele weken vrijwilligerswerk bij de plaatselijke kringloopwinkel, hetgeen hem goed bevalt. Er wordt gezocht naar andere woonruimte. De zus heeft zich bereid verklaard om patiënt thuis te ontvangen als het hem in zijn eigen huis teveel wordt. Ook is samen met patiënt een signaleringsplan opgesteld.

 

Concluderend moet gesteld worden dat sprake is van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie, goed reagerend op medicatie. Het advies is de medicatie minimaal twee jaar voort te zetten.

 

Classificatie volgens DSM-5:

  • 295.90 schizofrenie, eerste episode, momenteel volledig in remissie
  • V60.1 inadequate behuizing
  • GAF-score 25 (bij opname) 60 (bij ontslag)
  • Medicatie bij ontslag: aripiprazol tabs 10 mg 1 dd 1

Opdrachten

Opdracht 1:

Psychiatrie wordt door veel mensen als bedreigend ervaren omdat het naar ons gevoel de kern van ons bestaand raakt, namelijk onze geest.

Ieder mens heeft wel een gewoonte of gedachte die door anderen apart of raar gevonden wordt.

  • Ga bij jezelf na of jij ook iets ‘raars’ hebt of wel eens iets ‘ongewoons’ denkt. Beschrijf kort en bondig iets dat bij jou in die categorie zou kunnen vallen en geef er een voorbeeld bij. Schrijf daarbij ook op hoe je denkt dat je aan die gewoonte of gedachte gekomen bent.
  • Verdeel de lesgroep in subgroepen. Iedereen vertelt om de beurt wat hij/zij heeft opgeschreven. De anderen mogen er daarna vragen over stellen, maar er nog niet inhoudelijk op reageren.
  • Bespreek, als iedereen aan de beurt geweest is, of de genoemde gewoonten/gedachten door de anderen ook als ‘raar’ ervaren worden.
  • Wat vond je moeilijker: iets bedenken wat in deze categorie valt of het vertellen in de subgroep? Waardoor zal het komen dat je het een moeilijker vindt dan het ander?
  • Maak per subgroep een geanonimiseerd verslag van de bespreking en voeg dit toe aan het verslag.

 

Opdracht 2:

  1. Wat is de DSM-5 en wat is een GAF-score?
  2. Leg uit wat een psychose is en wanneer een psychose onderdeel is van schizofrenie?
  3. Waar zijn wanen en hallucinaties? Benoem apart alle wanen en alle hallucinaties in de casus.
  4. Bij psychosen maakt men wel onderscheid tussen positieve en negatieve symptomen. Wat zijn dat voor symptomen en welk van de twee verergert vaak in de loop van schizofrenie?
  5. Waar in de casus zie je positieve en waar negatieve symptomen?
  6. Op welke manieren kun je iemand met schizofrenie begeleiden?
  7. Waarom kan een duidelijke dagstructuur iemand met schizofrenie helpen?
  8. Hoe kun je het realiteitsbesef bij een patiënt met een psychose bevorderen?
  9. Zoek informatie op over antipsychotica. Wat vind je dat een patiënt over deze medicijnen zou moeten weten?
  10. Waarom worden antipsychotica nogal eens als depotpreparaat toegediend?

 

Week 2 Gastles verslaving en psychiatrie

Maak een verslag van de gastles (Omvang A-vierje) en verwerk minimaal drie vragen die je aan de gastdocenten gesteld heb.

https://www.jouwggd.nl/alcohol-roken-drugs/

Open bestand gastlesdoktersassistenten.pdf

Open bestand Whitepaper_VNN_web.pdf

Week 3 & 4 Stemmingsstoornissen

Brief aan huisarts (mw. A.N. Witsche)

Brief van psychiater aan huisarts

Op uw verzoek zagen wij op 24-01-20.. Uw patiënte, mw. A.N. Witsche in verband met depressieve klachten. Patiënte is een 63-jarige alleenstaande, zelfstandig wonende weduwe, met drie volwassen kinderen die allen in haar buurt wonen. Uit de anamnese bleek dat patiënte vanaf haar vijftiende levensjaar in totaal naar schatting zes keer gedurende enkele weken tot maanden licht tot matig depressief was geweest. Zij heeft zich daar altijd doorheen geslagen, en ondervond daarbij veel steun van haar ouders en later van haar (recent overleden) echtgenoot. Zij vond veel voldoening in haar werk als leerkracht op een basisschool. Nu zij enkele jaren geleden is gestopt met haar werk en ook haar jongste zoon uit huis is, vindt zij de tijd voor haar vele hobby’s en vrijwilligerswerk in de kerk. Van nature is zij een opgewekte vrouw.

Sinds ruim een maand is haar stemming echter weer toenemend gedaald. Daarbij heeft zij minder plezier in haar dagelijkse activiteiten. Zij omschrijft zichzelf als futloos. Wat zij vooral erg vindt, is dat zij niet kan genieten van haar kleinkind. Zij slaapt moeilijk in, ervaart door de dag heen veel spanning en vindt niet de rust of de concentratie om bijvoorbeeld te lezen. Zij is lichamelijk vermoeid. Zij eet voldoende, maar het smaakt haar minder dan zij gewend is. Zij heeft suïcidale gedachten, die zij herkent van eerdere episoden. Zij heeft echter geen suïcidale plannen en hoopt dat zij zich in de loop van de tijd beter gaat voelen. Er is geen aanwijzing voor een seizoens- of bipolaire component. De familieanamnese is blanco. Lichamelijk is voor zover wij dat kunnen beoordelen patiënte goed gezond. Er is in haar beleving geen specifieke aanleiding voor het terugkeren van haar depressie, ondanks haar verdriet om de dood van haar echtgenoot.

Zij kreeg in de jaren zeventig en tachtig van haar toenmalige huisarts verschillende kalmeringstabletten en ook tot drie keer toe het antidepressivum paroxetine. Patiënte geeft aan dat deze medicatie haar nooit goed geholpen heeft, en dat zij er eigenlijk alleen maar last van had. Op advies van haar oudste zoon wilde ze haar klachten toch bespreken bij de GGZ, hoewel zij dus bang was weer ‘aan de pillen te moeten’.

Patiënte lijdt aan een depressieve stoornis, ernstig, recidiverend, zonder psychotische kenmerken. Gelet op de ernst van haar klachten zijn psychologische behandeling en medicatie gelijkwaardige alternatieven. Patiënte koos voor het eerste. Zij staat op de wachtlijst voor cognitieve gedragstherapie bij collega Van Lunteren, GZ-psycholoog. Naar verwachting kan deze behandeling binnen zes weken van start gaan. De kinderen houden een oogje in het zeil.

Uiteraard is ondergetekende in overleg en op indicatie bereid patiënte nog eens te zien.

 

Classificatie volgens DSM-5:

  • 296.32. Depressieve stoornis, matig, recidiverend, zonder psychotische kenmerken
  • GAF-score 55

 

Opdrachten

Opdracht 1:

  1. Welke symptomen moet volgens de DSM-5 minimaal aanwezig zijn om de diagnose depressie te kunnen stellen?
  2. Waarom is er daarbij ook sprake van een tijdslimiet van minimaal twee weken?
  3. Hoe zou het komen dat vrouwen vaker een depressie hebben dan mannen?
  4. Waarom is het onderscheid tussen een milde,  matige of ernstige depressie belangrijk?
  5. Waarom is het suïcidegevaar in de eerste weken van het gebruik van een antidepressivum verhoogd?
  6. Welke mogelijkheden heb je allemaal om het suïcidegevaar bij een patiënt in te schatten?
  7. Hoe lang duurt de behandeling van een ernstige depressie gemiddeld en waaruit bestaat deze behandeling?

 

Opdracht 2:

Soms worden depressieve perioden afgewisseld met manische perioden. We spreken dan van een bipolaire stoornis.

  1. Wat is een manie?
  2. Waarom zal bij een manie vrijwel nooit de patiënt zelf, maar vooral mensen uit de omgeving aan de bel trekken bij de huisarts?
  3. Welke nadelen kleven aan de behandeling met lithiumcarbonaat?
  4. Zoek in het Farmacotherapeutisch Kompas op welke symptomen kunnen optreden bij een patiënt van wie de bloedspiegel voor lithiumcarbonaat te hoog is geworden. Wat moet je doen als je een van deze symptomen ontdekt bij een patiënt die lithiumcarbonaat gebruikt?
  5. Waarom zal een patiënt met een bipolaire stoornis vaak tegen zijn wil worden opgenomen?
  6. Geef aan hoe zo’n gedwongen opname tot stand komt. Maak daarbij onderscheid tussen een IBS en een RM.

 

Opdracht 3:

Doe een depressiezelftest op de computer of op je mobiel. Wat is de uitkomst van de test? Herken jij jezelf er in? wat vind je van zo'n test?

 

Week 5 & 6 Aan middelen gebonden stoornissen

Presentatie en opdracht over Lachgas Antwan van Hes

Lachgas, de legale partydrug

Is het wel zo onschuldig als mensen denken?

Lachgas, iedereen heeft er wel eens van gehoord misschien wel als een verouderd verdovingsmiddel in medische praktijken of misschien wel in de vorm van de beruchte ballonnetjes in een nachtclub. Maar wat is lachgas nou precies en wat zijn de gevolgen van misbruik?

Afbeeldingsresultaten voor lachgas

Brief van verslavingsarts aan psycholoog GGZ en huisarts (dhr .C.A.P.Uiterwijk)

Brief van verslavingsarts aan psycholoog GGZ en huisarts betreffende dhr. C.A.P. Uijterwijk, 32 jaar oud

 

Geachte collega,

Uw patiënt werd naar ons verwezen door psycholoog-GGZ Van Lunteren met het verzoek om medebehandeling in verband met vermoede afhankelijkheid van cannabis en alcohol, bij een toen 29-jarige jongeman, bekend met ADHD.

Patiënt bleek al jaren dagelijks minimaal drie eenheden alcohol te gebruiken, en in het weekend naar eigen zeggen ‘ontelbaar veel’. Bovendien rookte hij vanaf zijn vijftiende dagelijks een tot twee joints, om beter te kunnen slapen, en om rust te krijgen in zijn hoofd. Vanaf de leeftijd tien jaar kreeg patiënt methylfenidaat, tweemaal per dag tien mg, in verband met zijn ADHD. Patiënt herinnerde zich dat hem dat als kind wel hielp maar vanaf de middelbare school was dat niet langer het geval. Blowen hielp volgens patiënt veel beter. De medicatie nam hij onregelmatig in of verkocht hij aan een leeftijdgenoot. Incidenteel had patiënt speed gebruikt, waar hij opvallend rustig van werd, terwijl zijn toenmalige vrienden er juist door werden opgepept en de hele nacht door konden gaan.

Aanvankelijk zag patiënt zijn middelengebruik als oplossing voor zijn problemen, en niet als oorzaak. Zowel zijn ouders als zijn vriendin eisten echter dat hij zich zou laten behandelen. De eerste maanden zijn besteed aan motiverende gespreksvoering. Dit verliep moeizaam, maar patiënt kwam wel naar alle afspraken. Hij probeerde soms het alcoholgebruik te verminderen, maar dat lukte nauwelijks. Gaandeweg werd het voor de patiënt duidelijk dat zijn leven heel anders was gelopen dan hij had gehoopt. Het was niet gelukt de middelbare school af te ronden, hij had geen werk en alleen vrienden in de kroeg en in het drugscircuit. Met zijn vriendin was het vaak uit en zij dreigde regelmatig er definitief mee te stoppen. Zijn ouders gaven aan dat de dag zou komen dat ze hem het huis uit zouden zetten. Toen patiënt overging tot winkeldiefstal was voor zowel ouders als vriendin de maat vol.

Patiënt heeft zich een jaar geleden gedurende vijf dagen laten opnemen op onze crisisafdeling en toonde zich ineens bereid ‘overal mee te stoppen’. In de eerste dagen was patiënt zeer gespannen. Hiervoor heeft ondergetekende lorazepam voorgeschreven. Na een dag weigerde patiënt overigens deze medicatie. Binnen enkele weken voelde hij zich lichamelijk aanzienlijk beter en bleek hij sportieve activiteiten op te pakken, zoals fitness.

Een consult bij onze psychiater, dhr. G. Verdouw, wees in die periode uit dat de classificatie ADHD volledig terecht was. Medicamenteuze behandeling was echter niet mogelijk gelet op het alcohol- en cannabisgebruik. Een tweede consult kort na de opname, leidde tot instelling op langwerkend methylfenidaat, dosering uiteindelijk 1 d.d. 54 mg. Daarbij bleken geen bijwerkingen op te treden. Relevante parameters: gewicht 82 kg bij lengte 1m.86, RR 120/75.

Patiënt uitte zich met de medicatie heel tevreden en vond dat hij in het dagelijks leven met de medicatie veel beter functioneerde. Het lukt hem nog steeds beter te lezen, hij kan zich beter inhouden, heeft meer rust en vergeet niet meer zo veel. Naar eigen zeggen is het nu geen chaos meer in zijn hoofd. Met zijn vriendin is het contact beter dan ooit. Patiënt woont nog bij zijn ouders en bereidt zich voor op het eindexamen havo. Hij is van plan daarna te gaan studeren.

Behoudens ADHD zijn er geen aanwijzingen naar voren gekomen voor relevante somatische of psychiatrische co-morbiditeit.

Patiënt voert nog gesprekken bij de GGZ. Ook het gebruik van de medicatie zal bij de GGZ worden vervolgd. In goed overleg met patiënt wordt het dossier bij ons afgesloten. Patiënt is vast van plan zijn verdere leven zonder alcohol en drugs te gaan leiden, en voelt zich daar goed bij.

 

Classificatie volgens DSM-5:

  • 314.01 aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, gecombineerd beeld, matig
  • 303.90 stoornis in alcoholgebruik, matig, in vroege remissie
  • 304.30 stoornis in cannabisgebruik, matig, in vroege remissie
  • GAF-score 71

 

Opdrachten

Opdracht 1:

Naast geneesmiddelen zijn er ook genotmiddelen die de psyche beïnvloeden. Wanneer men hier aan verslaafd is kunnen deze middelen naast lichamelijke klachten ook psychische klachten en zelfs psychiatrische ziektebeelden tot gevolg hebben. Ook in de huisartsenpraktijk komen regelmatig verslaafden aan drugs en alcohol.

  1. Leg uit wat het verschil is tussen gewenning en verslaving.
  2. Bestudeer de five-shot-test en beschrijf wat deze test inhoudt.
  3. Noem een aantal verschijnselen/gedragingen waaraan je een alcoholverslaafde en een drugsverslaafde kunt herkennen.
  4. Welke mensen lopen meer risico om ergens verslaafd aan te raken?

 

Opdracht 2:

Verdeel de lesgroep in subgroepen. Bespreek samen de hieronder staande punten en maak een verslag van de discussie. Zorg dat alle meningen uit het groepje goed weergegeven worden.

  • Ken je mensen met een verslaving (alcohol, roken, drugs, eten, gokken, bepaalde gewoonte enz.)? Wat vind je kenmerkend aan hen?
  • Zeg je tegen hen iets over de verslaving of houd je je erbuiten? Signaleer je dat je je zorgen maakt? Help je hen op de een of andere manier? Praat je er met anderen over? Wijs je hen op mogelijke hulp, bijvoorbeeld een consultatiebureau voor alcohol en drugs?
  • Ben je zelf bewust bezig met het gebruik van alcohol en drugs om zo verslaving te voorkomen? Wat doe je wel en wat doe je niet? Spreek je bijvoorbeeld met je vrienden altijd af wie de Bob is?

 

Opdracht 3:

Verdeel de lesgroep in subgroepen. Verdeel onderstaande verslavingen over de groepjes. Elk groepje maakt een presentatie over de verslaving waarbij minimaal de daarbij staande vragen aan bod komen. Aan de hand van de presentatie geeft elk groepje een voorlichting over de verslaving.

 

Roken:

  • Als je rookt, krijg je nicotine, teer en koolmonoxide binnen. Wat is de werking van elk van de drie?
  • Wat zijn de gevolgen van roken?
  • Heb jij wel eens gerookt? Hoe oud was je toen je je eerste sigaret opstak? Wat is de gemiddelde leeftijd?
  • Is stoppen met roken moeilijk? Leg je antwoord uit?
  • Welke mogelijkheden zijn er om te stoppen met roken?

Alcohol:

  • Je krijgt alcohol binnen.
  • Wat is de werking van alcohol?
  • Wat zijn de gevolgen?
  • Voor wie is alcohol extra slecht?
  • Welke mogelijkheden zijn er om te stoppen met alcohol?

Cannabis:

  • Op welke manieren kun je cannabis binnen krijgen?
  • Op welke manier raak je aan cannabis verslaafd?
  • Welke werking hebben hasj en weed?
  • Wat zijn de gevolgen van het gebruik van hasj en weed?
  • Voor welke mensen is het gebruik van cannabis een extra risico?

XTC:

  • Waarom heet XTC een partydrug? War doet het met je?
  • Wat zijn de risico’s van XTC?
  • Waaruit bestaat de eerste hulp bij een overdosering?

Speed:

  • Speed wordt ook wel een pepmiddel genoemd. Waarom?
  • Welke risico’s heeft het gebruik van speed?
  • Waaruit bestaat de eerste hulp bij een overdosering?

Gokken:

  • Waarom gokken mensen?
  • Waarom is gokken gevaarlijk?
  • Welke lichamelijke klachten komen door gokken?
  • Welke mogelijkheden zijn er om te stoppen met gokken?

 

Week 7 & 8 Persoonlijkheidsstoornissen

Inleiding opdrachten

We hebben allemaal wel wat en we zijn allemaal anders. Iedereen heeft zo z'n eigen kenmerkende manier om met omstandigheden en situaties om te gaan. Desondanks lukt het ons bijna allemaal om daarmee over het algemeen prima te functioneren in onze omgeving. Natuurlijk is de een wat jaloerser en de ander misschien weer wat afhankelijker van een complimentje, maar op het moment dat we daarmee goed staande kunnen houden in de maatschappij is er meestal sprake van een normale persoonlijkheid.

 

We spreken van een persoonlijkheidsstoornis als iemand zich niet goed kan aanpassen aan de omgeving als gevolg van zijn of haar karakter. Het gaat dan meestal om extreme vormen van normale karaktertrekken als jaloezie, verlegenheid, perfectionisme, afhankelijkheid enz.

Als iemand wel extreme karaktertrekken heeft, maar er geen sprake is van persoonlijke problemen of problemen in de werk- of sociale omgeving mag er niet gesproken worden van een persoonlijkheidsstoornis. Overigens mag de diagnose persoonlijkheidsstoornis alleen gesteld worden door een professional zoals bijvoorbeeld een psychiater of een psycholoog.

Persoonlijkheidsstoornissen worden opgedeeld in drie groepen, ook wel clusters genoemd.

Cluster A

Deze mensen kunnen op anderen wat vreemd of apart overkomen. Zij leven vaak alleen, hebben weinig contact met anderen en zullen niet zo snel hulp zoeken

 

In cluster A vind je o.a.

- paranoïde persoonlijkheid

- schizoïde persoonlijkheid

- schizotypische persoonlijkheid

Cluster B

Deze mensen zijn tamelijk impulsief en vinden het vaak moeilijk om met hun emoties
om te gaan.

 

 

In cluster B vind je o.a.

- borderline persoonlijkheid

- antisociale persoonlijkheid

- narcistische persoonlijkheid

Cluster C

Deze mensen zijn wat angstig. Zij zijn soms bang om relaties aan te gaan of om mensen te verliezen. Zij vermijden conflicten en hebben moeite om zelfstandig te leven.

 

In cluster C vind je o.a.

- vermijdende persoonlijkheid

- afhankelijke persoonlijkheid

- dwangmatige persoonlijkheid

Van de meeste persoonlijkheidsstoornissen hebben we in de gezondheidszorg niet zoveel 'last'. Er zijn er echter twee waar we wel degelijk veel 'last' van kunnen hebben. Het gaat daarbij om de antisociale persoonlijkheid en de borderline persoonlijkheid.

opdrachten

Opdracht 1:

  1. Lees de onderstaande kenmerken. Om welke persoonlijkheidsstoornis gaat het waarschijnlijk in de volgende situaties:
    1. theatraal gedrag, aandacht zoeken, kinderlijk, verleiden, wisselende en oppervlakkige gevoelens
    2. volledig opgaan in werk en/of hobby’s, sterk afwijkend gedrag, geen behoefte aan contact met anderen
    3. hooghartig, vindt zichzelf belangrijk, verwaand, wil een voorkeursbehandeling
    4. vermijdt contacten om niet afgewezen te worden, wil aardig gevonden worden, verlegen
    5. zoekt steeds ergens iets achter, voelt zich snel benadeeld, denkt dat anderen hem iets willen aandoen
    6. controledwang, wil grip houden, is bang dat er anders iets ergs gebeurt.
  2. Geef handvatten voor de omgang met iemand met een persoonlijkheidsstoornis. Geef daarbij extra aandacht aan de omgang met personen met een borderline persoonlijkheid en personen met een antisociale persoonlijkheid.

Beoordeling

Open bestand beoordelingsformulier keuzedeel specifieke doelgroepen definitieve versie.docx

  • Het arrangement Cluster 4: verslaving en psychiatrie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Team DA nw
    Laatst gewijzigd
    2019-11-25 15:58:22
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    https://www.jouwggd.nl/alcohol-roken-drugs/
    https://www.jouwggd.nl/alcohol-roken-drugs/
    Link

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Team DA nw. (2017).

    Cluster 1: jeugdigen en ouderen

    https://maken.wikiwijs.nl/114672/Cluster_1__jeugdigen_en_ouderen