opdrachten

Opdracht 1:

  1. Lees de onderstaande kenmerken. Om welke persoonlijkheidsstoornis gaat het waarschijnlijk in de volgende situaties:
    1. theatraal gedrag, aandacht zoeken, kinderlijk, verleiden, wisselende en oppervlakkige gevoelens
    2. volledig opgaan in werk en/of hobby’s, sterk afwijkend gedrag, geen behoefte aan contact met anderen
    3. hooghartig, vindt zichzelf belangrijk, verwaand, wil een voorkeursbehandeling
    4. vermijdt contacten om niet afgewezen te worden, wil aardig gevonden worden, verlegen
    5. zoekt steeds ergens iets achter, voelt zich snel benadeeld, denkt dat anderen hem iets willen aandoen
    6. controledwang, wil grip houden, is bang dat er anders iets ergs gebeurt.
  2. Geef handvatten voor de omgang met iemand met een persoonlijkheidsstoornis. Geef daarbij extra aandacht aan de omgang met personen met een borderline persoonlijkheid en personen met een antisociale persoonlijkheid.