Brief van psychiater aan huisarts
Op uw verzoek zagen wij op 24-01-20.. Uw patiënte, mw. A.N. Witsche in verband met depressieve klachten. Patiënte is een 63-jarige alleenstaande, zelfstandig wonende weduwe, met drie volwassen kinderen die allen in haar buurt wonen. Uit de anamnese bleek dat patiënte vanaf haar vijftiende levensjaar in totaal naar schatting zes keer gedurende enkele weken tot maanden licht tot matig depressief was geweest. Zij heeft zich daar altijd doorheen geslagen, en ondervond daarbij veel steun van haar ouders en later van haar (recent overleden) echtgenoot. Zij vond veel voldoening in haar werk als leerkracht op een basisschool. Nu zij enkele jaren geleden is gestopt met haar werk en ook haar jongste zoon uit huis is, vindt zij de tijd voor haar vele hobby’s en vrijwilligerswerk in de kerk. Van nature is zij een opgewekte vrouw.
Sinds ruim een maand is haar stemming echter weer toenemend gedaald. Daarbij heeft zij minder plezier in haar dagelijkse activiteiten. Zij omschrijft zichzelf als futloos. Wat zij vooral erg vindt, is dat zij niet kan genieten van haar kleinkind. Zij slaapt moeilijk in, ervaart door de dag heen veel spanning en vindt niet de rust of de concentratie om bijvoorbeeld te lezen. Zij is lichamelijk vermoeid. Zij eet voldoende, maar het smaakt haar minder dan zij gewend is. Zij heeft suïcidale gedachten, die zij herkent van eerdere episoden. Zij heeft echter geen suïcidale plannen en hoopt dat zij zich in de loop van de tijd beter gaat voelen. Er is geen aanwijzing voor een seizoens- of bipolaire component. De familieanamnese is blanco. Lichamelijk is voor zover wij dat kunnen beoordelen patiënte goed gezond. Er is in haar beleving geen specifieke aanleiding voor het terugkeren van haar depressie, ondanks haar verdriet om de dood van haar echtgenoot.
Zij kreeg in de jaren zeventig en tachtig van haar toenmalige huisarts verschillende kalmeringstabletten en ook tot drie keer toe het antidepressivum paroxetine. Patiënte geeft aan dat deze medicatie haar nooit goed geholpen heeft, en dat zij er eigenlijk alleen maar last van had. Op advies van haar oudste zoon wilde ze haar klachten toch bespreken bij de GGZ, hoewel zij dus bang was weer ‘aan de pillen te moeten’.
Patiënte lijdt aan een depressieve stoornis, ernstig, recidiverend, zonder psychotische kenmerken. Gelet op de ernst van haar klachten zijn psychologische behandeling en medicatie gelijkwaardige alternatieven. Patiënte koos voor het eerste. Zij staat op de wachtlijst voor cognitieve gedragstherapie bij collega Van Lunteren, GZ-psycholoog. Naar verwachting kan deze behandeling binnen zes weken van start gaan. De kinderen houden een oogje in het zeil.
Uiteraard is ondergetekende in overleg en op indicatie bereid patiënte nog eens te zien.
Classificatie volgens DSM-5: