Psychiatrie wordt door veel mensen als bedreigend ervaren omdat het naar ons gevoel de kern van ons bestaand raakt, namelijk onze geest.
Ieder mens heeft wel een gewoonte of gedachte die door anderen apart of raar gevonden wordt.
Ga bij jezelf na of jij ook iets ‘raars’ hebt of wel eens iets ‘ongewoons’ denkt. Beschrijf kort en bondig iets dat bij jou in die categorie zou kunnen vallen en geef er een voorbeeld bij. Schrijf daarbij ook op hoe je denkt dat je aan die gewoonte of gedachte gekomen bent.
Verdeel de lesgroep in subgroepen. Iedereen vertelt om de beurt wat hij/zij heeft opgeschreven. De anderen mogen er daarna vragen over stellen, maar er nog niet inhoudelijk op reageren.
Bespreek, als iedereen aan de beurt geweest is, of de genoemde gewoonten/gedachten door de anderen ook als ‘raar’ ervaren worden.
Wat vond je moeilijker: iets bedenken wat in deze categorie valt of het vertellen in de subgroep? Waardoor zal het komen dat je het een moeilijker vindt dan het ander?
Maak per subgroep een geanonimiseerd verslag van de bespreking en voeg dit toe aan het verslag.
Opdracht 2:
Wat is de DSM-5 en wat is een GAF-score?
Leg uit wat een psychose is en wanneer een psychose onderdeel is van schizofrenie?
Waar zijn wanen en hallucinaties? Benoem apart alle wanen en alle hallucinaties in de casus.
Bij psychosen maakt men wel onderscheid tussen positieve en negatieve symptomen. Wat zijn dat voor symptomen en welk van de twee verergert vaak in de loop van schizofrenie?
Waar in de casus zie je positieve en waar negatieve symptomen?
Op welke manieren kun je iemand met schizofrenie begeleiden?
Waarom kan een duidelijke dagstructuur iemand met schizofrenie helpen?
Hoe kun je het realiteitsbesef bij een patiënt met een psychose bevorderen?
Zoek informatie op over antipsychotica. Wat vind je dat een patiënt over deze medicijnen zou moeten weten?
Waarom worden antipsychotica nogal eens als depotpreparaat toegediend?