Opdrachten

Opdracht 1:

  1. Welke symptomen moet volgens de DSM-5 minimaal aanwezig zijn om de diagnose depressie te kunnen stellen?
  2. Waarom is er daarbij ook sprake van een tijdslimiet van minimaal twee weken?
  3. Hoe zou het komen dat vrouwen vaker een depressie hebben dan mannen?
  4. Waarom is het onderscheid tussen een milde,  matige of ernstige depressie belangrijk?
  5. Waarom is het suïcidegevaar in de eerste weken van het gebruik van een antidepressivum verhoogd?
  6. Welke mogelijkheden heb je allemaal om het suïcidegevaar bij een patiënt in te schatten?
  7. Hoe lang duurt de behandeling van een ernstige depressie gemiddeld en waaruit bestaat deze behandeling?

 

Opdracht 2:

Soms worden depressieve perioden afgewisseld met manische perioden. We spreken dan van een bipolaire stoornis.

  1. Wat is een manie?
  2. Waarom zal bij een manie vrijwel nooit de patiënt zelf, maar vooral mensen uit de omgeving aan de bel trekken bij de huisarts?
  3. Welke nadelen kleven aan de behandeling met lithiumcarbonaat?
  4. Zoek in het Farmacotherapeutisch Kompas op welke symptomen kunnen optreden bij een patiënt van wie de bloedspiegel voor lithiumcarbonaat te hoog is geworden. Wat moet je doen als je een van deze symptomen ontdekt bij een patiënt die lithiumcarbonaat gebruikt?
  5. Waarom zal een patiënt met een bipolaire stoornis vaak tegen zijn wil worden opgenomen?
  6. Geef aan hoe zo’n gedwongen opname tot stand komt. Maak daarbij onderscheid tussen een IBS en een RM.

 

Opdracht 3:

Doe een depressiezelftest op de computer of op je mobiel. Wat is de uitkomst van de test? Herken jij jezelf er in? wat vind je van zo'n test?