Havo 2/Na Klar/Hoofdstuk 3

Havo 2/Na Klar/Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3 Na Klar/ Havo 2

Inleiding: Wat eten Duitsers?

Opdracht 1: Bekijk het filmpje en lees de teksten. Hier kun je informatie vinden over het eetgedrag van de Duitsers.

https://www.youtube.com/watch?v=beMQpYUHYLc

 

das Frühstück

Het ontbijt (das Frühstück) bestaat vaak uit verse broodjes met jam, kaas, worst. Maar ook combinaties met fruit en muesli met melk of yoghurt zijn geliefd.

 

das Mittagsessen

Heel traditioneel eten Duitsers als lunch nog warm. De lunch (das Mittagsessen) bestaat dan uit vlees en groente. Maar door de werktijden is dit ook veranderd met de tijd en wordt vaak als avondmaaltijd gegeten.

 

das Abendbrot

Wie als lunch een warme maaltijd heeft gehad eet 's avonds dan ook niet meer warm, maar dan komt het "Abendbrot". Deze maaltijd bestaat dan wederom uit diverse soorten vers brood en als beleg: worst, kaas en boter.

 

Bier

Als drank staat in Beieren het bier bovenaan de ranglijst. Overaal kun je gezellige "Bierstuben" of "Biergarten" vinden, waar je naar hun eigen zeggen, het beste bier van de wereld, kunt drinken.

In het algemeen zijn de Duitsers trots op hun bier. Het land telt dan ook 1300 brouwerijen. Maar ook Wijn, koffie en water (in verschillende soorten) horen tot het favoriete drinken.

 

Bekende specialiteiten in Berlijn:

De curryworst met ketchup staat op nummer een van de ranglijst favoriete eten van de Berlijners. Maar er is meer bijv. de Bouletten, dat zijn gehaktballetjes met ui.

.

Als je een lekker gebakje bij de koffie wilt kun je kiezen voor de beroemde "Berliner" dat is een met jam gevulde, rond en zoet broodje

 

Beieren

Beieren staat niet bekend om zijn verfijnde keuken maar meer om zijn stevige keuken bestaand uit veel vlees en vet. Echte Beierse specialiteit is de "Weißwurst" wordt ook vaak "Münchner Wurst" genoemd. In Beieren eet men ook ontzettend veel Schnitzel, in alle soorten: Wiener Schnitzel, Rahmschnitzel, Paprikaschnitzel enz.

Ook zijn Duitsers in Beieren dol op orgaanvlees van het dier, zoals: nieren, hersenen, tong, lever, long, maag en hart.

Een typisch Beiers gerecht is ook de "Schweinehaxen" (varkenspoot).

 

 

De Hanzestad Hamburg

staat bekend om het veelzijdige culinair eten. Wat echt een Hamburger specialiteit is, is bijvoorbeeld de "Labskaus", een Hamburger visschotel.

De andere beroemde Havenstad van Duitsland is Bremen. Hier kun je de meest bekende delicatesse, boerenkool met pinkelworst eens proberen. Maar behalve dat heeft Bremen ook nog naambekendheid voor de "Apfelstrudel" en zijn "Baumkuchen". De naam zegt het al, het is een cake (meestal met schokola) in de vorm van een boomstam.

 

 

Wien

Wien ist die Hauptstadt von Österreich. Es ist einen sehr große Stadt mit 1.680.266 Einwohnern und ist damit die bevölkerungsreichste Stadt des Landes. Archäologische Funde zeigen, dass es schon seit der Altsteinzeit Menschen im Wienerischen Gebiet gewohnt haben. Die Römer haben erstens ein Militärlager dort gemacht, was heute das Zentrum Wien ist. Seitdem ist es immer mehr ein Stadt geworden.

 

Opdracht 1

Klik op de volgende link en kijk wat ze in Wenen eten.  

https://www.oesterreich-spezialitaeten.at/wien/wiener-spezialitaeten.html

Finde heraus was man in Wien ißt.

 

 

 

 

Lektion 1

Na Klar

Opdracht 1.

  1. Schrijf de woorden van Lektion 1  over totdat het foutloos in je schrift staat.
  2. Daarna probeer je het uit je hoofd te schrijfen. Je schrijft bv Nederlandse woord op populair en daarna beliebt en andersom totdat je het kent.
  3. Maak nu opdracht 2 en 3, 5, 7 uit Na Klar.

 

Grammatica A

Opdracht 1.

Voordat je begint met de grammatica moet je er zeker van zijn dat je de woorden van Lektion 1 goed kent. Je gaat ze dus nog een keer uit je hoofd opschrijven...wel met Nederlandse vertaling natuurlijk.

Opdracht 2.

Eerst ga je de schemas`s opschrijven totdat je uit je hoofd weet dat onderwerp 1env is en dat het dan hij- proef is enz. Zie schema`s hieronder.

 

Hoe kun je een zin ontleden?

Je kunt zinnen in stukjes knippen en elk stukje een naam geven.

Je kunt die stukjes vinden door vragen te stellen.

 

Vraag

Bepaalt het ……

Voorbeeld

Wie/Wat + gezegde

Onderwerp / hij

1e naamval

 

Wie geeft?

De man geeft de vrouw een kus      

Aan/Voor wie +gezegde + onderwerp

Meewerkend voorwerp /

aan-voor hem.

3e naamval

Aan wie geeft de  man?

De man geeft de vrouw een kus. 

Wat + gezegde + onderwerp

Lijdend voorwerp / hij

4e naamval

Wat geeft de man?

De man geeft de vrouw een kus

 

Uitleg en schema naamvallen

Naamvallen       

ontleden

hij, hem, aan hem proef                                   

    voorbeeld                           

1e       naamval       

Het onderwerp

(nominative)     

hij-proef

Die Menschen lachen

3e  naamval 

 

Het meewerkend voorwerp   (Dativ).

aan/voor hem -proef

Er gibt seiner Freundin ein Geschenk

4e  naamval 

 

Het lijdend voorwerp (Akkusativ).

hem -proef

Der Mann liest das Buch.

 

 

Opdracht 3:

Om in een zin het onderwerp te kunnen vinden, moet je weten hoe je de persoonsvorm vindt in de zin. Weet je niet meer hoe je de persoonsvorm vindt, bestudeer dan onderstaand itemd en maak darna de oefening.

Grammatica:   http://www.studionederlands.nl/KB_hv_12/persoonsvorm.html

 

Grammatica: http://www.studionederlands.nl/KB_hv_12/onderwerp.html

 

Beantwoord de volgende vragen: https://maken.wikiwijs.nl/p/questionnaire/standalone/2256905

Opdracht 4

Als je zeker bent dat je de schema`s uit je hoofd kent dan maak je de volgende oefeningen uit Na Klar.

8, 9 en 10

 

Grammatica B

Naamvallen:

Opdracht 1

Je gaat nu de Naamvals schema fouloos overschrijven en dan uit je hoofd schrijven totdat je het helemaal kent.

Schema naamvallen der en ein- Gruppe

 

Der groep

De lidwoorden der, die en das behoren tot de DER-groep en veranderen van vorm als de naamval, het geslacht of het getal verandert.
De woorden dies-, jed-, manch-, welch-, solch- en all- behoren ook tot de DER-groep  en ook deze veranderen van vorm als de naamval, het geslacht of het getal verandert.

 

Mannelijk

Vrouwelijk

Onzijdig

Meervoud

1e naamval
(onderwerp)

der Bruder

die Schwester

das Haus

die Kinder

3e naamval
(meewerkend voorwerp)

dem Bruder

der Schwester

dem Haus

den Kindern

4e naamval
(lijdend voorwerp)

den Bruder

die Schwester

das Haus

die Kinder

 

 

Ein groep

Het lidwoord ein vormt de EIN-groep en verandert van vorm als de naamval, het geslacht of het getal verandert.
De bezittelijke voornaamwoorden: mein-, dein-, sein-, ihr-, sein-, euer-, ihr- en Ihr- krijgen dezelfde uitgangen als het bijbehorende lidwoord.

 

Mannelijk

Vrouwelijk

Onzijdig

Meervoud

1e naamval
(onderwerp)

ein Bruder

eine Schwester

ein Haus

keine Kinder

3e naamval
(meewerkend voorwerp)

einem Bruder

einer Schwester

einem Haus

keinen Kindern

4e naamval
(lijdend voorwerp)

einen Bruder

eine Schwester

ein Haus

keine Kinder

 

Opdracht 2.

Luister eerst naar uitleg 1e en 4e naamval en maak daarna de volgende ofening:

 
Als je klaar bent met de oefening moet je het eerst naar mij mailen voordat je de oefening kan nakijken.
mail naar: GYalcin@gsf.nl

 

Oefening 1e en 4e naamval deel 1

Oefening 1e en 4e naamval deel 2
 

Opdracht 3

Maak nu de oefeningen uit Na Klar:

11, 13, 14, 15 en 16

Opdracht 4

Maak nu uit Na Klar de volgende oefeningen: 11, 12, 13, 14, 15 en 16

 

Opdracht 5

Maak nu Woordtrainer en Test Jezelf

Lektion 2

Opdracht 1

Schrijf nu de woordjes van Lektion 1 uit je hoofd, daarna de naamvalsschema. Lukt het allemaal fouloos op te schrijven dan ga je de volgende oefeningen maken uit Na Klar. https://www.malmberg.nl/Voortgezet-onderwijs/Methodes/Talen/Duits.htm

1, 6,  en 8  doe jij zelf

2, 3, 4 en 5 doen we samen

Grammatica C

Uitleg:  Du  oder Sie

Duitsers zijn over het algemeen formeler dan Nederlanders. In Duitsland spreek je mensen niet zo snel met “jij” aan als in Nederland.

Du

gebruik je tegenover kinderen en mensen met wie je vertrouwelijk omgaat, dus familieleden en vrienden. Kinderen zeggen du tegen hun ouders en grootouders. Ook jongeren spreken elkaar aan met du. Bij twijfel kun je de andere persoon aanspreken met “Sie” en afwachten of die ook deze beleefdheidsvorm zal gebruiken.

 

Sie

wordt in het Duits veel vaker gebruikt dan u in het Nederlands. Je gebruikt Sie als aanspreekvorm wanneer je de ander(en) niet echt persoonlijk kent. Dat wil zeggen: niet alleen tegenover onbekenden, maar ook tegenover collega’s, buren, docenten en bekenden met wie je niet vertrouwelijk omgaat. Het komt zelfs voor dat docenten hun leerlingen die ouder zijn dan 16 met “Sie” aanspreken.

 

Opdracht 2:

Schrijf eerst de regels over die gelden voor du oder sie en dan uit je hoofd.

Daarna schrijf de woordjes van Lektion 2 over.

 

Opdracht 3: 

Kijk naar de volgende filmpjes over du oder sie ...

du oder Sie

du oder SIe/ Heidi

 

Opdracht 4:

Maak daarna oefening 9, 10 en 11 uit Na Klar.

 

Opdracht 5.

Maak daarna Woordtrainer en Test Jezelf

Lektion 3

Opdracht 1: 

Schrijf nu woordjes van Lektion 3 uit Na Klar foutloos over. Na foutloos overschrijven schrijf je het uit je hoofd totdat je het kan.

 

Opdracht 2: 

Maak uit Na Klar de oefeningen 1, 2, 4 en 6

 

Opdracht 3:  

Maak nu Woordtrainer en Test Jezelf

Lektion 4

Opdracht 1:

Schrijf de woordejs van Lektion 4 foutloos over en daarna uit je hoofd. Maak daarna oefening 2, 3, 4, 5, en 6 uit Na Klar.  

Grammatica D

Opdracht 2:

Schrijf daarna de grammatica D foutloos over en uit je hoofd.

Luister naar de volgende video over uilteg naamvallen 1e, 3e en 4e en maak de oefeningen erij.

Als je klaar bent met de oefening moet je het eerst naar mij mailen voordat je de oefening kan nakijken.
mail naar: GYalcin@gsf.nl

Oefening 1e, 3e en 4e naamval

 

Opdacht 3:

Maak nu oefening 8, 9 en 10 uit Na Klar.

Opdracht 4:

Maak uit Na Klar de oefeningen 11 controleer daarna en verbeter je fouten.

 

Opdracht 5:

Maak daarna Woordtrainer en Test Jezelf

Lektion 5

Opdracht 1:

Probeer eerst alles van Lektion 1, 2, 3, en 4 uit je hoofd op te schrijven. Gaat dit foutloos dan begin je aan Lektion 5.

Eerst ga je alle woordjes foutloos overschrijven en dan uit je hoofd.

 

Opdracht 2:   Na Klar

Maak nu oef 6 uit Na Klar.

 

 

Grammatica E

Opdracht 3:

Schrijf de onderstaane schema`s foutloos over en daarna uit je hoofd.

Uitleg:

In een zin heb je verschillende zinsdelen:

  gebruik                                      
Onderwerp 1e naamval
Meerwerkend voorwerp 3e naamval
Lijdendvoorwerp 4e naamval
 

 

A.   der-groep:  lidwoorden (der - die - das - die)  + dies- (deze,dit), welch- (welk),                              jed- (elk-, ieder-), manch- (sommig-), solch- (zulk-), all- (alle)

nv

Zinsdeel

männlich   /der

weiblich/die

sächlich/das

mehrzahl/die

 

1.

Hij

  Onderwerp

  - Subject

     der  Mann

  dieser  Mann

welcher  Mann

     die  Frau

  diesFrau

welchFrau

     das  Kind

  dieses  Kind

welches  Kind

     die  Kinder

  diesKinder

welchKinder

 

3.

  aan hem

  meewerkenvw

  -Dative

      dem Mann

  diesem  Mann

welchem Mann

      der  Frau

  dieser  Frau

welcher  Frau

     dem  Kind

  diesem  Kind

welchem  Kind

     den  Kinder

  diesen  Kindern

welchen  Kinder

 

4.

  hem

  lijdendvoorwp

- Akkusativ

     den  Mann

  diesen  Mann

welchen  Mann

     die  Frau

  diesFrau

welchFrau

     das  Kind

  dieses  Kind

welches  Kind

     die  Kinder

  diesKindern

welchKinder

         

 

B.  ein-groep:   ein- (een), kein- (geen), mein- (mijn), dein- (jouw), sein- (zijn),

                         ihr-(haar), unser- (onze), euer/eure-(jullie), ihr-(hun), Ihr- (uw)         

nv

Zinsdeel

männlich /der

weiblich / die                  

sächlich/das

mehrzahl/die

 

1.

  Hij

  onderwerp

  - Subject

ein-   Mann

mein-  Mann

dein-   Mann

eine  Frau

meine  Frau

deine  Frau

  ein-  Kind

mein-  Kind

dein-  Kind

  keine  Kinder

  meinKinder

  deinKinder

 

3.

aan hem

  meewerkvp

  -Dative

  einem Mann

meinem  Mann

deinem  Mann

  einer Frau

meiner  Frau

deiner  Frau

  einem  Kind  meinem  Kind

deinem  Kind

   keinen  Kindern

  meinen  Kindern

  deinen  Kindern

 

4.

  hem

  lijdendvoorwp

  - Akkusativ

ein-  Mann

mein-  Mann

dein-   Mann

eine  Frau

meine  Frau

deine  Frau

  ein-  Kind

mein-  Kind

dein-  Kind

  keine  Kinder

  meinKinder

  deinKinder

 

 

Opdracht 2:

Luister naar de volgende video over uitleg 3e naamval  

Opdracht 3:

Maak daarna de volgende oefening:

Als je klaar bent met de oefening moet je het eerst naar mij mailen voordat je de oefening kan nakijken.
mail naar: GYalcin@gsf.nl

 

3e Naamval deel 1

3e Naamval deel 2

Opdracht 4:

Maak uit Na Klar de oefeningen 10, 11, 12, 13, 14 en 15

 

Opdracht 2:

Maak daarna Woordtrainer en Test Jezelf

Lektion 6

Na Klar

Opdracht 1:

Schrijf aal woordjes van Lektion 6 fouloos over en daarna uit je hoofd.

 

Opdracht 2:

Maak uit Na Klar de oefeningen 1, 2, 3, en 7

 

Opdracht 3:

Maak daarna Woordtrainer en Test Jezelf

 

Opracht 4:

Leer alle woordjes, Redemittel en grammatica en maak daarna de oefentoets.

 

Oprdracht 4:

Toets is op .....

 

  • Het arrangement Havo 2/Na Klar/Hoofdstuk 3 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    G Yalcin Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-12-10 20:28:57
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Spreken; Schrijven; Gesprekken voeren; Duits; Luisteren en kijken; Lezen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld