Digitale didactiek 2018

Digitale didactiek 2018

Achtergrond workshop Digitale Didactiek

Op dit moment zijn er legio online gereedschappen beschikbaar die de docent kunnen ondersteunen in het leerproces. Ze werken ondersteunend, omdat de gereedschappen de mogelijkheid bieden om meer te differentiëren, gepersonaliseerd leren te ondersteunen en het gereedschapskoffertje met activerende didactische werkvormen enorm uit te breiden. Zowel de docent als de leerlingen profiteren hiervan. Voorwaarde is dan wel dat je de tools op een didactisch verantwoorde manier inzet; en daar gaat deze workshop over.
 
Deze workshop is een echte 'workshop' waarin aan de hand van meerdere hands-on opdrachten gewerkt wordt aan de vaardigheden die nodig zijn om het arsenaal aan activerende didactische werkvormen uit te breiden. En denk niet dat digitale didactiek alleen iets is voor de cognitieve vakken; ook bij kunst of LO is dit toe te passen en is je eigen fantasie de enige belemmering. Tussendoor wordt ook nog wat achterliggende theorie behandeld, want: 'A fool with a tool is still a fool'. Maar zoals eerder aangegeven uiteraard ook veel praktijk, want Digitale Didactiek leer je vooral door te doen!

Omschrijving workshop

De workshop Digitale-Didactiek behandelt alle aspecten die te maken hebben met het geven van lessen waarin je ICT wilt toepassen:

  • Theoretische achtergronden, zodat het maken van een les met ICT-toepassingen een kader krijgt waarbinnen je die les kunt ontwerpen.
  • Randvoorwaarden die gelden om zo'n les ook te kunnen geven.
  • En uiteraard een aantal gereedschappen die je in kunt zetten in je les.

Na het volgen van de workshop zou je het volgende moeten kunnen:

  • Het voorbereiden van een les waarin ICT-middelen worden ingezet, op een zodanige manier dat je alle aspecten van zo'n les hebt overdacht.
  • Beoordelen welke gereedschappen voor het doel van je les het meest geschikt zijn, waardoor je die gereedschappen didactisch verantwoord weet in te zetten.
  • Inschatten of de les qua randvoorwaarden zoals techniek ook te geven is.

Na het volgen van de workshop heb je de volgende kennis opgedaan:

  • Een overzicht van verschillende tools die je kunt inzetten en waarvoor welke tool het meest geschikt is.
  • Hoe je tools kunt inzetten om activerende didactische werkvormen te creëren.
  • Je hebt inzicht gekregen in je eigen kennis en vaardigheden op het inzetten van ICT.
  • Je hebt een persoonlijk plan van aanpak om die kennis en vaardigheden te verbeteren.

Via onderstaande link kun je een kopie van de Powerpoint presentatie vinden die wordt gebruikt in de workshop:

Open bestand Presentatie workshop e-Didactiek (Powerpoint)

Achterliggende theorie

Multimedia Theory Mayer

Op basis van 10 jaar onderzoek in de jaren ’90 biedt Richard E. Mayer zijn ‘Cognitive Theory of Multimedia Learning’ aan. Volgens Mayer houdt de theorie in dat een multimediale-instructie de verbale en visuele mentale voorstellingen stimuleert, die geïntegreerd kunnen worden met de beschikbare voorkennis, waardoor nieuwe kennis in het langetermijngeheugen geconstrueerd wordt. Schematisch ziet dit er als volgt uit.

 

https://upload.wikimedia.org/wikiversity/en/thumb/5/5f/CognativeTheoryMML.jpg/700px-CognativeTheoryMML.jpg

 

Toelichting schema Multimedia Theorie Mayer

Ons geheugen bestaat dus uit drie componenten: het zintuigelijk geheugen, het werkgeheugen en het langetermijngeheugen. Via het zintuigelijke geheugen komt informatie binnen. Deze informatie wordt in het werkgeheugen georganiseerd en gerelateerd voordat het in het langetermijngeheugen komt. Bij het aanbieden van informatie moeten de volgende basisassumpties in het achterhoofd worden gehouden:

  1. Dual channel: de assumptie stelt dat mensen leren via een auditief/verbaal kanaal en een pictorieel/visueel kanaal. Beide kanalen treden in interactie tijdens het verwerven van informatie.
  2. Limited capacity: de assumptie stelt dat slechts een fractie van alles wat een mens via beide verwervingskanalen binnenkrijgt wordt vastgehouden in het werkgeheugen.
  3. Active processing: de assumptie zegt dat personen de aangeboren neiging hebben om zich op hun eerdere ervaringen te baseren bij het selecteren en verwerken van nieuwe informatie.

     

Naar aanleiding van de basisassumpties heeft Mayer ontwerpprincipes voor digitale leermiddelen opgesteld. Het aantal ontwerpprincipes is nog wat onduidelijk. Je zult her en der verschillende aantallen vinden, omdat sommige principes zijn uitgesplitst of gecombineerd worden. Het onderstaande filmpje legt de ontwerpprincipes uit.

 

TPACK

                         Figuur 1: TPACK Model

Het TPACK model, zoals weergegeven in figuur 1, is ontwikkeld door Matthew Koehler en Punya Mishra en bestaat uit drie kennisdomeinen: vakinhoud (Content Knowledge), didactiek (Pedagogical Knowledge) en ICT (Technological Knowledge).

  • Content Knowledge omvat feiten, concepten, theorieën en procedures van een bepaald vakgebied, maar ook kennis van de manier waarop het vakgebied zicht uitbreidt.  
  • Pedagogical Knowledge omvat manieren waarop leerlingen leren, hun (mis)concepties, inzet van leermiddelen, evaluatie van leren, klassenmanagement, lesvoorbereiding en –uitvoering.
  • Technological Knowledge is kennis van media. Naast de traditionele media, gaat het ook om de moderne media, zoals het digibord, het internet en digitale video’s.                                                                                                                    

Met behulp van deze drie kennisdomeinen wordt in het TPACK model beschreven welke kennis en vaardigheden een leerkracht nodig heeft om ICT te integreren in de les. Het uitgangspunt van het TPACK model is dat het niet voldoende is dat leerkrachten beschikken over afzonderlijke kennis van ICT, didactiek en vakinhoud. Leerkrachten moeten begrijpen hoe de drie kennisdomeinen met elkaar samenhangen. TPACK veronderstelt dat leerkrachten weten waardoor bepaalde leerinhoud moeilijk of makkelijk te leren is en hoe ICT-toepassingen
de leerlingen kunnen helpen om problemen tijdens het leerproces te overwinnen.

Samenhang tussen de drie kennisdomeinen is niet voldoende. Leren vindt namelijk altijd plaats in een specifieke context. De leerkracht moet dus altijd rekening houden met de context, oftewel de doelgroep en de situatie. Niet elke vorm van leren is voor elke leerling geschikt. Om ICT met succes toe te passen is kennis van de drie kennisdomeinen niet toereikend. Ook kennis van de doelgroep, school, infrastructuur en omgeving is noodzakelijk. In het model van Koehler en Mishra is daarom de context meegenomen. Deze staat om de drie kennisdomeinen heen, zodat je eraan herinnerd wordt dat je altijd rekening moet houden met de specifieke situatie waarin ICT geïntegreerd wordt.

Bron: www.tpack.nl

 

Test

Op de website van TPACK kun je een test vinden, waarin je voor jezelf na kunt gaan hoe jij scoort op de combinatie van de drie genoemde kennisdomeinen. De test gaat zelfs nog verder en daagt je uit om ook te kijken in hoeverre jij die kennis weer uitdraagt. In onderstaande link vind je een Excel-spreadsheet waarin je de test kunt doen. Let op! De test bevat meerdere tabbladen.

Tip: doe de test nu en over een of twee jaar nog een eens en bekijk de verschillen. Je kunt dit je opnemen in je portfolio.

Hier is de link naar de test: TPACK-test

21st Century Skills

Hoezo 21st century skills?

  De wereld verandert van individueel naar samen, van een industriële naar een netwerk samenleving. Daarin zijn andere vaardigheden nodig, meer dan vroeger.

  Er zijn meerdere modellen in omloop, hiernaast zie je een recent model dat door SLO en Kennisnet is gepubliceerd.

 

 

 

 

 

 

Mijn huisarts zat vroeger alleen thuis, waar je aanbelde, de vrouw des huizes de deur opendeed en je via de trap naar boven naar de spreekkamer ging, waar de huisarts je al zat op te wachten, een sigaret rokend achter zijn bureau.

Een beetje stereotiep? Ok! Maar hoe gaat dat nu? Mijn huidige huisarts zit in een medisch centrum, waar zij samen met andere huisartsen en zelfs een fysiotherapeut en een apotheek samenwerkt. Zij heeft assistentes of artsen in opleiding die ook een aantal handelingen kunnen verrichten. Samenwerken is in dat medisch centrum een noodzakelijke competentie.

 

 

De 21st century skills zijn uiteraard van alle tijden, maar hebben we daar in ons onderwijs wel voldoende aandacht aan besteed? Wat zijn die 21st century skills eigenlijk? Op de website van Kennisnet staat een en ander helder beschreven. Kijk eens op http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/

Als je daar een en ander gelezen hebt, moet je jezelf bij het voorbereiden van een les eens afvragen aan welke skills jij gaat bijdragen in jouw les? Waarom zou je in je wiskundeles niets doen aan sociale en culturele vaardigheden?

De taxonomieën van Bloom

Een oudgediende in de wereld van de didactiek is Bloom en hij is vooral bekend om zijn taxonomieën. In het kort komt het hierop neer:

Als iemand iets geleerd heeft dan beheerst hij of zij de stof tot op een bepaald niveau. Als iemand het kan reproduceren, dan is dat het laagste niveau. Flauw gezegd: als iemand kan naäpen dat 2 + 5 = 7 dan betekent dat nog niet dat iemand kan optellen. Als je snapt waarom 2 + 5 gelijk is aan 7 ben je al een stapje verder. Je kunt dan ook snappen waarom 3 + 1 = 4. Het optellen kunnen toepassen ( 2 van die en nog 5 van die is 7 van die), gaat weer een stapje verder.

Tot zover gaan we minstens in ons onderwijs. De tafel van 7 op kunnen dreunen alleen vinden we niet voldoende, zelfs zinloos. Maar je kunt nog verder gaan, en daar komen die 21st century skills weer om de hoek kijken. Die skills dagen je namelijk uit om de zaak nader te bekijken, te analyseren, een hoger abstractieniveau te bereiken, in een breder perspectief te plaatsen. Als je het geleerde kunt toepassen in een nieuwe situatie en daar je voordeel mee kunt doen, dan zijn we eigenlijk pas tevreden.

Wil je meer weten over deze theorie:

 

Tip

Pas bij jou op school eens een nulmeting toe. Daartoe neem je een grote afbeelding van het 21st century model en je laat het team daarop post-its plakken met hun naam en wat zij in hun lessen aan de bevordering van een 21st century skills doen. Die post-it plakken ze dan in het betreffende vakje.

Door het resultaat te bestuderen kom je wellicht tot de conclusie dat bepaalde skills duidelijk achterblijven. Wat ga je daaraan doen? Door dit een jaar later te herhalen kun je zien of je actie vruchten afgeworpen heeft.

Je kunt dat mooi doen met een tool als LinoIt (zie de opdracht over Samenwerken in de klas) maar je kunt de afbeelding van de 21st centrury skills ook op een flap overtekenen en de post-its erop plakken. Maak dan wel een duidelijke foto van het resultaat, zodat je later kunt vergelijken.

Flipping the Classroom

Bij het flipping the classroom concept wordt informatie die normaal gesproken door de docent tijdens het college wordt behandeld, aangeboden als materiaal ter voorbereiding op het college. Je kunt hierbij denken aan korte videoclips of materiaal zoals een artikel of een hoofdstuk uit een boek. Door dit materiaal voorafgaand aan het college aan te bieden, blijft er tijdens de contactmoment meer tijd over om de diepte in te gaan.

Meer informatie over didactische afwegingen vind je in deze infographic van Kennisnet. Wil je meer weten over de theorie achter het flipping the classroom concept, bekijk dan het onderstaande filmpje.

 

Achtergrond: wanneer je nieuwsgierig bent naar de ervaring van een leerkracht kijk dan deze video

 

Mediawijsheid

Mediawijsheid is een veel gebruikt begrip. Het is dan ook niet verwonderlijk dat 10 willekeurig gekozen mensen daar minstens 5 verschillende beelden bij hebben. Bij het samenstellen van een (digitale) les wil je vast en zeker aandacht besteden aan dit onderwerp. Maar hoe ga je de vraag "Hoe mediawijs ben jijzelf en hoe mediawijzer wil je de leerlingen met jouw les(sen) maken" dan beantwoorden?

Op de website www.mediawijzer.net staat een goed uitgedacht model waarmee mediawijsheid gedefinieerd wordt maar ook in kaart gebracht kan worden. Onderstaand model is te vinden op de pagina http://www.mediawijzer.net/competentiemodel/ en geeft aan dat mediawijsheid bepaald wordt door een tiental competenties die in 4 groepen zijn te verdelen. Elke groep geeft een hoger niveau van media-gebruik aan (vergelijk met de taxonomieën van Bloom).

Competentiemodel

Om voor jezelf in kaart te brengen hoe mediawijs jij bent kun je het volgende doen:

  • Elke competentie kent 5 niveaus van beheersing: 0 = 'je doet er niets mee' tot 4 = 'heeft voor jou geen geheimen en je werkt er dagelijks mee'. Lees op de pagina https://www.mediawijzer.net/wp-content/uploads/sites/6/2013/07/Competenties_Model_.pdf wat die niveaus per competentie zijn.
  • Zet in onderstaande tabel voor elke competentie een kruisje op het niveau waarop jij jezelf inschaalt, uitgaande van de beschrijvingen op de website van Mediawijzer.net. De tabel is ook te downloaden als Excel-spreadsheet door op de tabel hieronder te klikken.

Tip 1: Vul deze tabel nu  in en over één jaar of twee jaar nog een keer.

Tip 2: Kijk eens naar je les(sen) en bekijk welke competenties jij in jouw les wilt opschroeven en hoe je daaraan gaat werkt.

De visie van de school

Visie

Een school zonder visie op onderwijs, zonder stip op de horizon? Kan niet, bestaat niet. Toch sta je er van te kijken hoeveel docenten zonder aarzelen helder weten te formuleren hoe hun school daar tegenaan kijkt. Wat doe je, wat doe je niet, hoe geef je les, wat geef je, hoe ga je met elkaar om, wat voor leerling zie jij voor je als ze straks de school verlaten?

Laten we er even vanuit gaan dat de school een visie heeft en jij die kent. Hoe vaak sta jij bij het voorbereiden van je lessen stil bij hoe jij in die les bijdraagt aan de visie en doelen van je school: elke les, een keer per dag, überhaupt weleens?

Wij dagen je graag uit om bij het (her)ontwerpen van je les ook hierbij stil te staan. Daarom hebben wij dat opgenomen als een van de aandachtspunten die we hier de revue laten passeren.

Wisselwerking

Jij draagt bij aan de visie van de school, hoe draagt de school bij aan jouw lessen? Kennisnet houdt al jaren bij hoe het ervoor staat op de scholen in Nederland. Zij hebben een 4-in-balans model ontwikkeld, waarmee zij kijken naar: de visie, de kennis van de docent, de leermiddelen en de techniek. Deze vier aspecten dienen met elkaar in balans te zijn, waarbij enkel resultaten worden geboekt als je daar samen de schouders onder zet en de leiding daarbij stuurt en faciliteert.

Kijk voor meer informatie op: http://www.kennisnet.nl/onderzoek/vier-in-balans-monitor/

 

Direct Instructie Model (DIM)

Het directe instructiemodel is een lesmodel dat uitgaat van de verschillende leervermogens van kinderen. Sommige kinderen begrijpen een instructie heel snel en andere kinderen hebben meer uitleg nodig. Het DIM houdt hier rekening mee en biedt structuur in de les, omdat elke les is opgebouwd uit de volgende 7 fasen:

  1. Terugblik

    Als leerkracht bespreek je het voorgaande werk en doe je een beroep op de benodigde voorkennis. Je zorgt ervoor dat de leerlingen de les in een context kunnen plaatsen en kunnen aangeven waar de volgende les over zal gaan.

  2. Oriëntatie

    In deze fase presenteer je het onderwerp van de les. Dit doe je door je les te koppelen aan voorgaande en nog komende lessen, door te vertellen waarom de les belangrijk is, door een overzicht te geven van wat ze gaan doen en door leerlingen het doel van de les mee te delen.

  3. Instructie

    In deze fase ligt het accent op de uitleg. Dit betekent dat je als leerkracht onder andere uitleg geeft in kleine stappen, heldere taal gebruikt, concrete voorbeelden geeft, gebruik maakt van materialen en stappenplannen, stapsgewijs de moeilijkheidsgraad verhoogt en nagaat of de stof wordt begrepen.

  4. Begeleide inoefening

    In deze fase zijn de leerlingen onder jouw begeleiding aan het oefenen. De oefeningen die je geeft zijn kort en duidelijk. Je stimuleert leerlingen om zelf op zoek te gaan naar antwoorden en vraagt aan de leerlingen hoe ze aan antwoorden zijn gekomen. Daarnaast wordt in deze fase de ondersteuning geleidelijk verminderd.

  5. Zelfstandige verwerking

    Als leerkracht zorg je ervoor dat de leerlingen in deze fase van de les de leerstof zelfstandig verwerken. Dit betekent onder andere dat leerlingen onmiddellijk aan de slag kunnen met een gedifferentieerd aanbod aan verwerkingsopdrachten. Daarnaast moet het voor leerlingen duidelijk zijn wat de vervolgtaken zijn, nadat zij klaar zijn met hun werk.

    In deze fase is ook aandacht voor de verlengde instructie. Je geeft extra uitleg, oefent samen met de leerlingen en zorgt ervoor dat je activiteiten aanbiedt die het voor leerlingen mogelijk maakt om zelfstandig de leerstof te verwerken.

  6. Evaluatie

    In deze fase staat het evalueren van de les centraal. Als leerkracht zorg je voor een inhoudelijke afsluiting van de les, laat je leerlingen vertellen hoe zij vinden dat de les is gegaan, geef je feedback, ga je na of en hoe het doel is bereikt en koppel je dit terug naar het doel van de les.

  7. Terug- en vooruitblik

    In deze fase vertel je de leerlingen welk doel de les had in bijvoorbeeld de lessenreeks, de lesmethode en het thema. De leerlingen kunnen op die manier de les in een context plaatsen en jij kunt aangeven waar de volgende les over zal gaan.

De gereedschappen

Tools

In deze workshop kom je in aanraking met meerdere gereedschappen die je in je les kunt inzetten. Je oefent ermee, bereid er een les mee voor en kijkt wat de voor- en nadelen van de inzet van zo'n tool zijn.

Daarbij dien je uiteraard telkens in de gaten te houden waarvoor je het doet: de leerling! Wat schiet de leerling ermee op? Kan er meer op maat aandacht worden gegeven? Wordt de leerling gemotiveerder? Gaan de resultaten omhoog?

Afhankelijk van je doel kies je dus voor één of meerdere gereedschappen. Zorg daarbij voor variatie. Als jij én je collega's veelvuldig Kahoot gebruiken om kennis wedstrijdjes te doen, dan vinden de leerlingen dat in het begin nog wel leuk, maar zodra je geluiden hoort als 'Nee hè, niet weer ...' dan weet je dat je meer zult moeten variëren. Combineer ook ICT inzet met niet-ICT gebonden werkvormen. Zo kun je bijvoorbeeld de meningen in een klas peilen met Kahoot, Socrative, GoVote of wat dan ook, waarna je met de techniek 'Over de streep' gaat praten over de meningen van de leerlingen.

Kennis van digitale didactiek

De eerder genoemde taxonomieën van Bloom zijn ook van toepassing op je kennis van digitale didactiek. Het kennen van een paar tools is niet waar we naar streven. Het kunnen vergelijken van meerdere tools, hun toepasbaarheid voor meerdere lessituaties kunnen bepalen en zelf in staat zijn nieuwe tools te vinden die ook ingezet zouden kunnen worden, dat is ons doel. Een overzicht:

  1. Remembering (herinneren)
    Docent weet dat bijv. Kahoot een tool is waarmee je kennis kunt testen
  2. Understanding (begrijpen)
    Docent kan uitleggen hoe een tool werkt
  3. Applying (toepassen)
    Docent kan de tool didactisch verantwoord inzetten
  4. Analyzing (analyseren)
    Docent kan verschillende tools uit dezelfde categorie vergelijken op hun eigenschappen
  5. Evaluating (evalueren, reflectie)
    Docent kan aangeven waarom de ene tool de voorkeur heeft boven de andere in een bepaalde lessituatie of leeractiviteit
  6. Creating (creëren)
    Docent is in staat tools te vinden die toepasbaar zijn in bepaalde lessituaties en deze didactisch verantwoord in te zetten

 

Als we alles samenbrengen dan krijg je de volgende vijf aandachtspunten voor een les waarin je ICT gaat inzetten:

De e-didactische cirkel
                         

- De leerling: wat wil je bereiken met je les, wat moet die leerling na afloop kunnen en kennen (cognitief en niet-cognitief)?

- Mediawijsheid: Hoe mediawijs wil je de leerling maken?

- Gereedschappen: Welk(e) gereedschap(pen) ga je daarbij inzetten?

- De docent: welke vaardigheden dien jij te bezitten om zo'n les te kunnen geven. Heb je voldoende kwaliteiten en faciliteiten om zo'n les te kunnen geven?

- De school: Hoe draag je met jouw les bij aan de visie van de school?

Door bij het maken van een les kort stil te staan bij deze vijf aspecten zul je merken dat je les een gezond fundament krijgt, waardoor je het doel van de les beter zult bereiken.

Lesactiviteiten en tools: een totaaloverzicht

Waar kan ik wat inzetten?

Bij het uitvoeren van een les zul je gebruik maken van meerdere lesactiviteiten. We hebben er hier een aantal veelvuldig voorkomende op een rij gezet:

  • Beginsituatie peilen
  • Enquêtes/peilingen/testen
  • Onderwerp afkaderen
  • Brainstormen
  • Instructie geven
  • Samenvatten en structureren
  • Leren en onthouden
  • Verwerken
  • Samenwerken
  • Feedback/reflectie
  • Product opleveren/presenteren
  • Afronden - evalueren

Nu zijn er legio tools en apps die je daarbij zou kunnen inzetten. Om dat overzichtelijk te maken hebben we een heleboel tools, die grotendeels ook in deze workshop worden aangeboden en waar je uit kunt kiezen, gekoppeld aan deze lesactiviteiten.

In de volgende hoofdstukken wordt hier op twee manieren op ingegaan:

- Verticaal: bij een lesactiviteit worden voorbeelden gegeven van tools die je daarbij in zou kunnen zetten

- Horizontaal: bij een tool wordt gekeken bij welke lesactiviteit je die in zou kunnen zetten

Bijgaand overzicht is zeker niet uitputtend en ook niet zo bedoeld. Het geeft je misschien wel inspiratie om iets te proberen. Klik op het overzicht hiernaast om de Excel spreadsheet waarin dit is gemaakt te downloaden.

Tools en de Taxonomieën van Bloom

De Taxonomieën van Bloom geven een indeling van het begrijpen op verschillende niveaus, in opklimmende moeilijkheidsgraad. Ieder hoger niveau omvat of bouwt voort op het onderliggende niveau. In onze lessen blijven we vaak steken op de onderste 3 niveaus, het lagere niveau denken. Door ons bewust te worden van de mogelijkheden, kunnen we daar best wat aan doen. Hieronder gaan we daarop in.

Op het internet is een overvloed aan informatie over de Taxonomieën van Bloom te vinden:

  • Wikipedia (Engels): Bloom's taxonomy
  • Een samenvatting van drie populaire taxonomieën: Bloom, OBIT en RTTI.
  • RTTI is een middel om scherp en transparant de vier te onderscheiden cognitieve niveaus van leren in kaart te brengen. Zie www.rtti.nl.

Activiteiten inzetten die op de hogere denkniveaus uitkomen blijken niet vaak te gebeuren. Het inzetten van tools kan daarbij helpen. Creatieve geesten hebben de Taxonomieën van Bloom op verschillende manieren weergegeven:

piramides concentrische cirkels

wielen

Klik voor een grotere afbeelding

Klik voor een interactieve uitleg

 

 

De laatste vorm - het wiel - is ook te voorzien van tools en apps, die je kunnen ondersteunen bij het bereiken van de hogere denkniveaus. Dit is uiteraard heel goed te gebuiken bij digitale didactiek: welke tool kan ik inzetten om tot het hogere denkniveau te komen?

 

Overzicht lesactiviteiten

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van alle lesactiviteiten. Per lesactiviteit wordt uitgewerkt welke mogelijkheden er zijn en welke tools daarvoor beschikbaar zijn. Daarvoor is het overzicht Lesactiviteiten en Tools het uitgangspunt en daar kun je het overzicht downloaden.

Als je het overzicht hebt gedownload zie je bovenin de verschillende lesactiviteiten staan: van beginsituatie peilen tot en met afronden en evalueren. Aan de linkerkant zie je een flink aantal tools staan, die in categorieën bij elkaar zijn gezet.

In dit overzicht kun je vinden welke tools je waar in zou kunnen zetten. Heb je ook inspiratie nodig hoe je dat kunt doen? Kijk dan verder in de paragraaf over die lesactiviteit en/of in de paragraaf die de betreffende tools behandelt.

De naam van de tool in het overzicht is een hyperlink, zodat je door daar op te klikken snel met die tool aan de slag kunt!

Op het internet is altijd wel een handleiding te vinden, voorbeeld filmpjes e.d. met name op de website van de producent! Een website met veel handleidingen is ICT-idee van Herman van Schie.

Een andere website waar veel informatie over werkvormen en tools is te vinden is: http://www.reisgidsdigitaalleermateriaal.org/.

Beginsituatie peilen voor je een les begint

Bij het begin van elke les of lessencyclus is het van belang te weten of de leerlingen de vereiste voorkennis bezitten. Je moet dus de beginsituatie peilen. Dit kun je op verschillende manieren doen, met en zonder ICT. Met ICT heb je er een interactieve verwerkingsvorm bij.

Er zijn meerdere tools waarmee je dit kunt uitvoeren. Sommigen zijn gratis en voor andere tools heb je een licentie nodig. In het algemeen zijn de volgende gereedschappen voor het bepalen van de beginsituatie het meest geschikt:

  • Enquêtes: hiermee kun je voorafgaand aan de les of in het begin van de les bepalen wat de meningen zijn of hoe het staat met de vereiste voorkennis. Voorbeelden zijn SurveyMonkey en Google Forms.
  • Toetsprogramma's: uitstekend geschikt om de vereiste voorkennis te testen. Voorbeeld: Wintoets/Quayn.
  • Quizzen: het leuke van quizzen is dat ze realtime zijn. De leerlingen krijgen de vragen op het digibord te zien en kunnen die met hun device (laptop, tablet of smartphone) direct beantwoorden. Vaak is het mogelijk er een spelelement aan toe te voegen. Voorbeelden zijn: Kahoot, Socrative, Mentimeter, Plickers.
  • Flipping the Classroom tools: hiermee kun je de leerlingen voorafgaand aan de les als huiswerk een filmpje laten bekijken waarin jij de mogelijkheid hebt extra uitleg in te spreken en vragen te stellen (MC of open). Het resultaat en kijkgedrag van de leerling krijg jij dan in een overzicht gepresenteerd. Voorbeelden zijn EdPuzzle en Playposit.

Klik op de linkjes voor meer uitleg over deze gereedschappen.

Als je meerdere tools hebt uitgeprobeerd, kun je dan voor jezelf aangeven welke tool jou het beste aanspreekt en welke tool je in welke lessituatie het best kunt gebruiken?

Online enquête, peiling of test

Bij het behandelen van een onderwerp kun je de leerlingen actief in je les betrekken door online tools te gebruiken, zoals enquêtes, quizzen en testen.

Een enquête heeft als eigenschap dat de leerling die invult waar en op welk moment dat de leerling uitkomt. Zo'n enquête kun je voor meerdere doeleinden gebruiken:

  • De beginsituatie peilen, voorkennis activeren of controleren of het huiswerk is geleerd
  • Ten behoeve van differentiatie: een testje laten maken en kijken wie verder kan en wie verlengde instructie nodig heeft
  • De mening van de klas over een onderwerp bepalen en op basis daarvan discussiëren
  • De leerlingen een enquête laten maken en daarmee de leerstof verwerken
  • Aan het eind van de les peilen of de stof beklijft
  • ...

Sommige enquête tools kunnen ook de antwoorden 'nakijken'. Zo kun je met Google Forms een enquête maken en met de Google AddOn Flubaroo de antwoorden van de leerlingen meteen laten nakijken en zelfs het resultaat aan die leerling terugmailen. Hiervoor is wel enige ICT-vaardigheid noodzakelijk!

Een Quiz heeft een interactief karakter en doe je tijdens de les. De vragen verschijnen op het digibord en de leerlingen geven direct antwoord via een device (laptop, tablet, Smartphone). Hier kan ook een wedstrijdelement ingebouwd worden, bijvoorbeeld wie het snelst de meeste goede antwoorden geeft.

Testen kun je uitvoeren om te beoordelen of leerlingen de stof hebben begrepen. Er zijn meerdere leveranciers die eenvoudige tot zeer uitgebreide testomgevingen aanbieden.

Klik voor beschikbare tools op Enquêtes, quizzen en testen

Onderwerp afkaderen

Uit onderzoek (Hattie) is gebleken dat een van de meest rendementvolle lesactiviteiten het geven van een goede verwachting is. Leerlingen weten hierdoor wat er van ze verwacht wordt en ze kunnen zel inschatten hoe hoog zij daarbij zullen scoren.

Om goede verwachtingen te scheppen is het noodzakelijk om het onderwerp af te kaderen, maar ook voor discussies, verwachtingen, werkstukken e.d. is het nodig de grenzen aan te geven. Goede hulpmiddel om die verwachtingen te managen en onderwerpen af te kaderen zijn: 

  • Woordwolken: hiermee kun je zelf of samen met de leerlingen een onderwerp afkaderen
  • Mindmaps: ook wel Woordspin genoemd, waarmee je onderwerp centraal plaatst en daaromheen detailleringen.
  • Digitale prikborden: hiermee kun je de leerlingen zelf, binnen en buiten de les, op een prikbord elementen of onderwerpen laten aangeven
  • Rubrics: met Rubrics geef je als docent helder aan hoe op welke onderdelen gescoord kan worden en hoe die beoordeeld zullen worden

 

Voorbeeld van een woordwolk

 

Brainstormen

Brainstormen is een breed begrip voor allerlei actviteiten in de les waarin je met elkaar op ideeën wilt komen. Dat kan uiteraard in een klassegesprek maar ook in kleinere groepjes. Belangrijk is dat het resultaat voor iedere deelnemer toegankelijk is, ook op een later tijdstip. Digitale tools zijn daar bij uitstek geschikt voor, zoals:

  • Digitale prikborden
  • Woordwolken apps
  • Samenwerken in een document met Google Docs of OneDrive van Microsoft kan uiteraard ook. Iedereen kan daar onafhankelijk van elkaar, tijd en plaats ideeën in kwijt

Instructie geven

Instructie geven is van oudsher dé activiteit van de docent. Toch zijn er steeds meer bewegingen die gaan naar de docent als coach en de leerling die zelfstandig instructie doorneemt.

Instructie geven op de klassieke manier kan prima worden ondersteund door het digitale schoolbord. Op het bord toon je lessen die je van tevoren hebt voorbereid. Veel digibord-software geeft daar mogelijkheden toe, zoals dat van Smartboard, Activboard of Prowise (Presenter).

Maar instructie kun je ook op een andere manier geven:

  • Je kunt de uitleg op een website zetten die de leerlingen zelfstandig doorlopen. Als je er vragen in opneemt die formatief toetsen of een leerling de doorgenomen stof begrepen heeft, kun je de leerling door de leerstof heensturen (vorm van adaptief leermateriaal).
  • Je kunt de uitleg die je normaal gesproken geeft ook in een filmpje zetten. Daar zijn verschillende mogelijkheden voor:
    • Met een camera, bijv. van de mobiel, de uitleg opnemen.
    • Met een tool als ScreenCastoMatic
    • Explain Everything is een tool waarmee je niet jezelf opneemt maar op een virtueel digibord de uitleg schrijft/tekent en daarbij uitleg kunt inspreken.
  • Flipping the Classroom is een instructiemodel waarin de leerling voorafgaand aan de les de instructie zelfstandig doorneemt. Dat kan een website zijn, een paragraaf uit een boek of een filmpje. Maar heeft een leerling dat dan ook gedaan? Om te controleren of de leerling het filmpje heeft bekeken en heeft gesnapt kun je tools als EdPuzzle inzetten. Tijdens het bekijken van het filmpje worden tussendoor vragen gesteld en kan direct feedback worden gegeven. Het kijkgedrag plus de antwoorden op de vragen krijg jij als docent keurig in een overzicht. Als de leerlingen de klas inkomen weet je meteen wie verder kunnen en wie nog verlengde instructie nodig hebben.

Samenvatten

Er kunnen meerdere momenten in de les zijn waarop je een en ander wilt samenvatten. Bijvoorbeeld als voorbereiding op een afsluitende toets. Meerdere tools kunnen daarbij behulpzaam zijn:

  • Woordwolken: Hiermee kun je de kernwoorden nog een keer op een rij zetten en de moeilijkere kernwoorden nog een keer laten bespreken.
  • Mindmaps: een gestructureerde manier om alles nog een keer in kaart te brengen. Je kunt met de beschikbare tools de leerlingen in groepjes zo'n mindmap laten maken en die aan elkaar presenteren.
  • Infographic: een hele mooie maar ook iets complexere manier is om het thema in een infographic samen te vatten. Je zou dit als een eindopdracht kunnen geven, omdat hier meer werk in zal gaan zitten.
  • Weblogs: Leerlingen kunnen in de loop van de behandeling van een thema een weblog bijhouden, dat ze achteraf kunnen bekijken als samenvatting.

Leren en onthouden

Het oefenen, leren en uit het hoofd leren gaat makkelijker en leuker met een overhoorprogramma. Leerlingen kunnen hiermee zichzelf overhoren, elkaar overhoren, kant-en-klare overhoringen gebruiken of er zelf een maken.

In veel gevallen moeten we een hoeveelheid kennis paraat hebben, die je daarvoor uit je hoofd moet leren. Dat kan zijn bij talen om de woordenschat uit te breiden, naamvallen en voorzetsels bij Duits, hoofdsteden bij aardrijkskunde, jaartallen bij geschiedenis.

  • Met ICT zijn er digitale oefenprogramma’s bij gekomen, waarmee leerlingen zichzelf kunnen overhoren. Er zijn meerdere tools en Apps waarmee dit mogelijk is. We bespreken er een paar in de paragraaf Oefenen
  • DuoLingo:

    Het idee achter Duolingo is dat mensen via het netwerk Duolingo elkaar hun taal kunnen leren. Leerlingen kunnen ook op deze manier een taal leren door in het echt te oefenen.

Verwerken met video's

In een les kun je de leerlingen de stof laten verwerken door er een video van te laten maken. Er zijn verschillende tools waarmee je dat kunt doen:

  • De gebruikelijke video-tools als MovieMaker van Microsoft of iMovie van Apple.
  • Je kunt ook een animatie laten maken met StopMotion tools
  • Als leerlingen elkaar uitleg willen geven zou je instructievideo's kunnen laten maken

Vaak worden de resulterende video's op Youtube gezet, zodat iedereen er makkelijk bij kan. Houd er rekening mee dat niet iedereen die herkenbaar in beeld komt daarvan gediend is!

Verwerken met afbeeldingen

De lesinhoud kun je prima laten verwerken met tools waarin de leerlingen met afbeeldingen werken. We geven een paar voorbeelden ter inspiratie:

  • Met een interactieve afbeelding zoals in Thinglink. Ook in prowise kunnen leerlingen met behulp van de interactieve 'i' een interactieve afbeelding maken. Ze kunnen een afbeelding plaatsen en daar allerlei aanvullende informatie in de vorm van tekst, andere afbeeldingen, websites en filmpjes aanhangen
  • Met digitale prikborden kunnen digitale posters worden gemaakt
  • Met een infographic kan de essentie van de les worden geplaatst op een poster
  • Leerlingen kunnen ook een digitale publicatie maken

Kijk even of je de tijd die dit kost ook zinvol besteed vindt. Als je 21e eeuwse doelen in je les hebt gesteld zoals creatief denken, samenwerken en sociale en culturele vaardigheden, dan zal deze activiteit daar zeker aan bijdragen!

Samenwerken in de klas

Samenwerken in de klas
Volg bovenstaande link naar een apart hoofdstuk over samenwerken in de klas.

Feedback en reflectie

Uit onderzoek is gebleken dat (directe) feedback en reflectie belangrijk zijn voor effectief onderwijs. Met digitale tools kun je daar zeker aan bijdragen. Ter inspiratie:

  • Door gebruik te maken van enquête tools als Google Forms met Flubaroo kun je ingeleverd werk van leerlingen direct automatische laten nakijken en het resultaat laten terugmailen. Houd er rekening mee dat openvragen niet automatisch kunnen worden nagekeken.
  • Verschillende testtools geven de leerlingen directe feedback zodat ze meteen zien wat er goed en fout gaat. Zie oefenen.
  • Met een tool als EdPuzzle kun je de leerlingen een filmpje sturen waarin ze tijdens het afspelen van de video vragen krijgen. Op de antwoorden kan direct feedback worden gegeven.

Reflecteren is zeker net zo belangrijk. Op het Bataafs Lyceum in Hengelo laten ze dat de leerlingen doen tijdens de reflectiemomenten in ScrumAtSchool (zie Samenwerken). Aan het begin van de opdracht hebben de leerlingen een rubric gehad waarin de te ontwikkelen vaardigheden zijn benoemd. Tevens heeft de leerling in het begin via een 360 graden reflectie zijn beginsituatie bepaald. Ook heeft de leerling per vaardigheid een ambitie vastgelegd. Aan het eind van de opdracht bepaalt de leerling opnieuw met een 360 graden reflectie zijn eindsituatie.

Product opleveren en presenteren

Aan het eind van een opdracht wordt vaak van de leerlingen verwacht dat zij iets opleveren. Met digitale tools wordt het aantal manieren waarop dat kan enorm uitgebreid:

Uiteraard zijn nog veel meer mogelijkheden.

Afronden en evalueren

Aan alles komt een eind, ook aan de les en/of opdracht. Digitale tools bieden een aantal extra mogelijkheden om de les af te ronden:

  • De enquête-tool, hiermee kun je tijdens de evaluatie peilen of de les is bevallen
  • Zogenaamde poll-tools als Mentimeter en Prowise Presenter Proconnect. Hiermee kun je snel stemmen
  • QR-code, fysieke producten hiervan voorzien zodat men naar een website of video wordt gestuurd waarin wordt uitgelegd hoe het werkstuk tot stand is gekomen

 

Alle tools hebben zo hun eigenschappen. Deze zijn in een matrix aangegeven, waarvan hiernaast een kleine afbeelding is weergegeven. In het hoofdstuk Lesactiviteiten en Tools krijg je toegang tot de spreadsheet waarin dit overzicht is gemaakt.

Het overzicht geeft de volgende informatie:

  • een overzicht van beschikbare tools
  • die zijn ondergebracht in categorieën
  • en die gekoppeld zijn aan lesactiviteiten, waarvoor deze tools kunnen worden ingezet.

In het overzicht komen de volgende symbolen voor:

Moeilijkheidsgraad:

eenvoudig, weinig ICT-vaardigheden nodig

ervaring met ICT (computers, internet) is nodig

Ruime ICT-vaardigheden en doorzettingsvermogen nodig

 

Device:

Bij elke tool staat voor welk device het geschikt is:

   Windows PC/laptop/tablet

         iPad

     Android tablet

        Voor alle devices

 

Let op: van de tools zijn in deze workshop geen gebruiksaanwijzing opgenomen. Voor elke tool is zo'n gebruiksaanwijzing op het internet terug te vinden, in de vorm van een beschrijving, een instructievideo etc. Kijk dus op de site van de leverancier voor uitleg over het gebruik van de tool. Uiteraard kun je ook een docent vragen als je er niet uit komt.

Een website met veel handleidingen is ICT-idee van Herman van Schie.

Een andere website waar veel informatie over werkvormen en tools is te vinden is: http://www.reisgidsdigitaalleermateriaal.org/.

Interactieve afbeeldingen

Interactieve afbeeldingen
Gebruik bovenstaande link om naar een apart hoofdstuk over interactieve afbeeldingen te gaan.

Digitaal publiceren

Multimediale artikelen schrijven
Volg bovenstaande link naar een apart hoofdstuk over het schrijven van multimediale artikelen.

Enquêtes, quizen en testen

Enquêtes, quizzen en testen
Volg bovenstaande link naar een apart hoofdstuk over dit onderwerp!

Games

GameMaker
Volg bovenstaande link voor een apart hoofdstuk over GameMaker in het onderwijs.

Infographics

Inleiding Infographics

Infograhics zijn visuele weergaven van informatie, data en kennis. Ze worden veel gebruikt in de journalistiek, maar ook in allerlei andere situaties waar informatie moet worden overgedragen. Een infographic geeft een informatieve weergave van verschillende objecten met een combinatie van tekst en beeld (kaart, grafiek, bord, tekening ect.).

Een goede infographic trekt de aandacht en houdt deze ook vast. Infograhics zijn dus heel geschikt om educatief te gebruiken. Je komt infograhics al veel in het onderwijs tegen, bijvoorbeeld in lesboeken of in digitaal lesmateriaal. Je kunt vrij eenvoudig zelf infographics maken, of deze door leerlingen laten maken.

Hoe maak je een goede infographic?

Er zijn een aantal regels bij het maken van een goede infographic:

- De infographic moet een verhaal hebben
- De infographic moet een duidelijke hiërarchie en/of structuur laten zien
- De infographic moet een doel hebben
- De infographic moet voor iedereen duidelijk zijn
- De structuur van de data en het verhaal bepalen de lay-out van de infographic
- De visualisatie moet bij het verhaal en bij het doel passen

Voorbeeld van een eenvoudige infographic
Voorbeeld van een eenvoudige infographic

Verschil tussen mindmap en infographic

Een mindmap gebruik je om je gedachten te ordenen of om een verzameling ideeën rond een bepaald onderwerp op logische wijze te ordenen. Een infographic gebruik je om informatie op een visueel aantrekkelijke manier beschikbaar te maken. Zie ook de opdracht over mindmaps.

Voorbeelden infographics

Hier vind je een paar voorbeelden van infographics, allemaal heel verschillend. Bekijk ze eens om een idee te krijgen wat je met infographics kunt doen:

Een infographic over leertheorieën

Een infographic over de tsunami in Japan

Een infographic over haaien

Een infographic over infographics!

Tools

Je kunt in principe een infographic maken met Word, Excel of met PowerPoint (of een combinatie van deze Office pakketten). Er zijn echter verschillende gratis tools waarmee je een meer professionele infographic kunt maken.

Via een internet-browser

Op deze blog vind je een duidelijke uitleg en advies over deze drie gratis tools en de (on)mogelijkheden bij het gebruik ervan. Het is afhankelijk van je wensen, welke je het beste kunt gebruiken.

Handige links

Op de volgende site vind je honderdduizenden pictogrammen die je eventueel in je infographic kunt gebruiken (let wel op de copyrights): http://www.iconarchive.com/

Instructievideo's

In een instructievideo geef je uitleg over een bepaald onderwerp. De uitleg moet van dusdanige kwaliteit zijn dat het als vervanging kan dienen voor wat je anders in de les zou vertellen. Een instuctievideo is handig voor een leerling die de les heeft gemist of de uitleg nog een keer wil zien. Daarnaast is het handig als je Flipping the Classroom wilt toepassen.

Er zijn meerdere tools die je helpen bij het maken van een instructievideo. Hieronder worden een aantal tools kort besproken:

  • ExplainEverything: Dit is een tool die je kunt zien als een whiteboard, waarop je informatie laat verschijnen. Dat kan schrijvend, typend, je kunt er een plaatje op laten verschijnen, daar iets op tekenen, bijschrijven etc. Tegelijkertijd of achteraf kun je er ook nog gesproken tekst aan toevoegen. Je kunt meerdere 'dia's' maken en het resultaat exporteren als een filmpje. Dat filmpje kun je dan bijvoorbeeld via de ELO aanbieden of op Youtube plaatsen.
    ExplainEverything is er voor de iPad, Android en Windows tablets. Het resultaat is een filmpje en daardoor op elk device afspeelbaar. Een alternatief voor het Windows platform is iXplain.
  • Screencasting is een andere manier om een instructievideo te maken. Hiermee doe je iets voor het beeldscherm van de computer en tegelijkertijd wordt datgene wat je doet opgenomen op een video. Ook datgene wat je bij de uitleg zegt wordt opgenomen. Het resultaat is ook hier weer een filmpje. ScreenCastOmatic is een voorbeeld hiervan.
  • Google heeft ook een eenvoudig te leren en goed werkend screencast-tool: screencastify.com. Het is een add-on voor Chrome, dus je moet dan wel met die browser werken en een Google account hebben, zodat je de filmpjes in de Google cloud op kunt slaan.

 

Mindmap (woordspin)

Een mindmap is (vertaald) een gedachtenmap en wordt in het Nederlands ook wel woordspin genoemd. Het is een overzicht opgebouwd uit begrippen, teksten, relaties en/of plaatjes, die zijn geordend in de vorm van een soort boomstructuur rond een bepaald onderwerp.

 

Mindmappen
Gebruik bovenstaande link om het hoofdstuk over Mindmappen te bekijken.

Moderne vreemde talen leren

DuoLingo

Oefenen

Er zijn legio tools waarmee leerlingen kunnen oefenen. Voor taal en rekenen zijn zelfs complete digitale oefenmethodes gemaakt, zoals Snappet en Gynzy voor het PO en de Rekenen Stercollecties van VO-content voor het VO. Ook is DuoLingo een leuke manier om een taal te leren.

In het algemeen zijn er meerdere tools waarmee leerlingen kunnen oefenen:

  • Drillster: op http://www.drillster.com/info/nl/education vind je uitleg over deze tool die op alle devices bruikbaar is. Op de site vind je een heleboel ‘drills’, voor allerlei vakken, die je zo kunt gebruiken.
  • WRTS: op http://www.wrts.nl/ vind je de mogelijkheden van WRTS als overhoorprogramma. Het programma werkt via een internetsite. Je hebt dus geen App nodig en hewt werkt op elk device. WRTS is met name gericht op het oefenen van woordjes bij talen.
  • Quizlet: kijk op http://quizlet.com/ voor een tool waarmee je flitskaartjes kunt maken. Op de voorkant staat een vraag, op de achterkant het antwoord. Je kunt er ook een overhoring mee uitvoeren, waarbij je de antwoorden moet intypen. Er is ook een App voor beschikbaar!
  • Flippity is een voorbeeld van een Flashcard (flitskaart) app. Het werkt met Google Docs en is een add-on: http://flippity.net/
  • Anki is ook een mooie flitskaarten tool. Het nadeel van deze tool is dat je er wat voor moet installeren op je device.

Bedenk niet alleen zelf de oefeningen, maar laat dit de leerlingen ook doen voor zichzelf en voor elkaar.

Opslaan en delen

The Cloud

Sinds een paar jaar is het fenomeen 'The Cloud' erg populair aan het worden. The Cloud is niets anders dan het internet. Op het internet worden websites opgeslagen die iedereen kan bezoeken. Achter die websites zitten vaak gegevens, zoals informatie over de klanten van de eigenaar van de websites, maar ook bestanden zoals documenten of foto's.

Er zijn speciale websites waar je documenten, zoals foto's, kunt opslaan en delen met anderen. Een voorbeeld hiervan is Flickr. Er zijn ook algemenere opslag sites waar je allerlei documenten op kunt slaan en die veel gelijkenis hebben met de mappenstructuur die je op je eigen computer of de server van de school hebt. Het voordeel van het opslaan van je documenten in the cloud zijn:

  • je hebt overal waar je een internetverbinding hebt, toegang tot je documenten
  • je hoeft geen backup te maken, want dat doet de leverancier van die clouddienst voor je
  • je kunt je documenten vaak eenvoudig delen met anderen door ze een linkje te sturen naar het document of de map.

Er zijn meerdere leveranciers:

  • Google: Als je een Google account hebt (huppeldeflup@gmail.com) dan heb je ook meteen gratis een aantal gigabytes aan opslagruimte, die Google Drive heet.
  • Microsoft: heeft eenzelfde soort dienst die OneDrive heet. Als je op een school werkt die Office365 heeft, dan zul je er al mee bekend zijn.
  • Apple: heeft iCloud
  • Dropbox is ook een bekende cloudopslag.

Vooral Google en Microsoft zijn sterk in het delen van documenten en gaan nog een stapje verder, namelijk dat je gelijktijdig met meerdere personen in één document aan het werk kunt zijn. Elke leverancier heeft ook een app voor de smartphone zodat je je documenten daarop kunt bekijken en bewerken.

 

The cloud in de klas

In het hoofdstuk Samenwerken wordt aangegeven hoe je met met name Google Drive op een fraaie manier leerlingen kunt laten samenwerken maar ook d.m.v. het delen hun huiswerk of werkstukken bij jou als docent kunnen 'inleveren'. In feite leveren ze niet iets in, maar delen ze een document door jou toegang te geven tot dat document (eventueel met beperkte rechten zoals alleen kunnen lezen).

Dat heeft verschillende voordelen:

  • De leerling deelt het document met jou en blijft dus eigenaar van het document.
  • Afhankelijk van de leverancier (google is er heel sterk in, met Microsoft als goede tweede) kun je in het document commentaar toevoegen, zodat het originele werkstuk niet aangetest wordt en is er zogenaamd versiebeheer mogelijk, waarmee je terug in de tijd kunt kijken wie wanneer welke wijzigingen heeft aangebracht. Handig en noodzakelijk als je in documenten samenwerkt.
  • Er is altijd één versie van het document, namelijk de laatste. Vergelijk dat met de e-mail, waarin een document vaak meerdere keren aangepast wordt rondgestuurd en het altijd de vraag is of je de laatste versie hebt.

 

Presenteren

Presentatietools bestaan al meer dan 20 jaar en zijn steeds geavandeerder geworden. Hieronder worden een aantal presentatietools besproken:

  • Microsoft Powerpoint: een bekende tool waarmee je presentaties kunt maken die er zeer professioneel uit kunnen zien. Er zijn veel geavanceerde mogelijkheden die je lang niet allemaal zult gebruiken.
    Misschien handig om te weten: je kunt een Powerpoint ook exporteren als een filmpje. In dit filmpje wordt elke dia een vast aantal seconden getoond. Het aantal seconden kun je aanpassen en je kunt er ook zelf gesproken tekst aan toevoegen.  Handig als je dat filmpje dan weer elders wilt gebruiken, bijvoorbeeld in het Flipping the Classroom lesmodel.
  • Google Presentations: lijkt veel op Powerpoint, maar heeft minder mogelijkheden. Alhoewel, Google Presentations is een van de eerste tools die interactie met het publiek mogelijk maakt. In je presentatie kun je live reacties van het publiek laten zien (kijk daarvoor ook verderop bij Prowise Presenter!).
  • Apple Keynote: grafisch fraai uitgevoerde presentatieomgeving, zoals we van Apple mogen verwachten. Ook op de iPad en iPhone beschikbaar.
  • Prezi: een van de eerste presentatietools in the cloud. Je hebt dus een internetverbinding nodig om een Prezi te kunnen aanmaken en te vertonen. Prezi werkt in tegenstelling tot de eerder genoemde tools niet met dia's die een voor een verschijnen, maar eigenlijk heb je één groot blad met afbeeldingen en teksten, waar je telkens op een ander deel inzoomt en naar toe draait.
  • Sway: een nieuwe presentatietool van Microsoft. Het is nog maar net op de markt en bevat mogelijkheden die passen bij deze tijd. Het leuke van Sway is dat het er weer net even anders uitziet dan de traditionele tools.
  • Prowise Presenter: is een omgeving waarin je lessen kunt voorbereiden. Het lijkt een beetje op Powerpoint maar is toch echt anders. Presenter is vooral sterk in de interactiviteit. Op het scherm kun je niet alleen onderdelen tijdens de presentatie aanpassen (zoals digitale kaarten, stopwatches, educatieve hulpmiddelen als weegschalen, verkeerspleinen, ...) maar ook interactie bevorderen. ProConnect maakt de interactie mogelijk doordat leerlingen kunnen stemmen en quizzen. Ook kunnen ze schermen terugsturen naar het bord alwaar de antwoorden met elkaar kunnen worden vergeleken.

Prikborden

Digitale prikborden zijn precies wat ze zijn: een prikbord waarop je allerlei digitale informatie kwijt kunt. Het aardige van die digitale prikborden is dat ze gedeeld kunnen worden met anderen zodat zij het prikbord kunnen bekijken en zelfs bijwerken.

Deze prikborden zijn een krachtig hulpmiddel om voor jou als docent, maar ook voor de leerling. Jij kunt als docent laten zien waar de les over zal gaan door op het prikbord verschillende onderwerpen uit de les een plaatsje te geven. Elk onderwerp op je prikbord kan een stukje tekst zijn, een foto, een link naar een website of een filmpje.

Voor de leerling is het een ideaal middel om samen te kunnen werken, ideeën te verwerken, een werkstuk (dynamische collage) mee te maken of te gebruiken als alternatief voor een presentatietool.

Voorbeelden van digitale prikborden zijn:

  • Pinterest: met name geschikt om informatie te delen over recepten, boeken(recensies), vakantieadressen of -momenten, examenonderwerpen, etc.
  • Padlet: net als Pinterest geschikt om informatie te delen, maar dan ook in samenwerkende vorm. Padlet kan ook een foto op de achtergrond hebben.
  • Linoit: een digitaal prikbord dat erg lijkt op een echt prikbord. Je kunt er post-its op kwijt, die tekst, foto's, linkjes of filmpjes bevatten. Op de achtergrond kun je een foto plakken, zodat de post-its op een relevante plek kunnen worden geplaatst.

Tip: in- en uitzoomen op een prikbord zul je veel nodig hebben. Dat kan standaard in elke browser met

  • ctrl + : inzoomen
  • ctrl - : uitzoomen
  • ctrl 0 : terug naar de standaard grootte

 

QR-codes

QR-codes zijn een moderne variant van streepjes-codes. In het onderwijs kunnen ze heel goed gebruikt worden om leerlingen naar uitleg, voorbeelden ofopdrachten te sturen zonder tussenkomst van de docent.

QR-codes
Volg bovenstaande link om te weten wat je met QR-codes op school kunt doen.

Rubrics

Uit onderzoek van onder meer John Hattie is gebleken dat het scherp neerzetten van verwachtingen positief bijdraagt aan het leerproces. In een rubric kun je duidelijk aangegeven welke competenties een leerling aan het eind van de les of lessenserie kan hebben. Van elke competentie worden meerdere niveaus beschreven waarop de competentie behaald kan worden. In grote lijn komt dat neer op de volgende categorieën:

  • Expert: er is niks op aan te merken (uitstekend)
  • Gevorderde: je hebt het onder de knie, maar er zijn nog een aantal aandachtspunten (voldoende)
  • Beginner: er is duidelijk verbetering nodig (onvoldoende)
  • Dummie: het is totaal niet gelukt (zwaar onvoldoende)

Meestal zijn er vier of soms zes niveaus. Je komt ook weleens drie of vijf niveaus tegen, maar die hebben als gevolg dat er snel veel in het midden gescoord wordt. Ook is het didactisch pedagogisch verstandig om de niveaus van links naar rechts te laten lopen van uitstekend naar zwaar onvoldoende.

In het volgende document valt veel over het opzetten van rubrics te lezen:

Er zijn niet veel tools die je helpen bij het maken van een rubric. Een tabel in een spreadsheet of tekstdocument werkt eigenlijk ook al goed.

Storytelling

Story telling
Volg bovenstaande link naar een hoofdstuk over Story Telling met Google Tour Builder.

Tijdbalken

Tijdbalken
Volg de link hierboven voor een hoofdstuk over tijdbalken/tijdlijnen.

Video

Met een video kun je naast het geven van een instructie ook lessen laten verwerken. Er zijn verschillende mogelijkheden:

  • Je kunt leerlingen semi-professioneel met een digitale camera aan de slag laten gaan. Met de gebruikelijke video-edit tools kun je leerlingen vervolgens laten monteren, geluid toevoegen en titels maken.
    Met een tool als SubTitleEdit kun je er ook een ondertiteling onder plaatsen. Misschien een idee voor een project om ook taal erbij te betrekken? Kijk dan eens op http://maken.wikiwijs.nl/48021/E_didactiek_Ondertitelen
  • Niet iedereen is even vaardig in het brengen van een tekst zonder haperingen. Het programma CuePrompter kan daarbij behulpzaam zijn. Op een ander device (tablet of laptop) kun je dan de tekst voorbij laten lopen die jij wilt voorlezen.
  • Een tablet of Smartphone kan natuurlijk ook als eenvoudige camera worden gebruikt. Voor het iets serieuzere werk is dan een statief wel handig. Voor weinig geld zijn in de handel smartphone- en tablethouders te koop, die je normaal gesproken op de voorruit van een auto plakt, maar ook op een glad tafelblad oid kunnen worden vastgezet.
  • Er zijn ook apps waarmee je op een eenvoudige manier een animatie kunt maken. Zogenaamde StopMotion filmpjes zijn daar een voorbeeld van. Laat de leerlingen een scenario bedenken en uitschrijven, een decor bouwen, en laat ze de animatie maken. Volg de volgende link voor een apart hoofdstuk over StopMotion filmpjes maken:
    http://maken.wikiwijs.nl/48017/E_didactiek_StopMotion_filmpjes_maken
  • VideoScribe is ook een mooie tool waarin je eenvoudige een aardige animatie kunt maken waarin een hand zeer snel een tekening eventueel met tekst opbouwd waarin e.e.a. wordt uitgelegd.
  • PowToon is een tool waarin redelijk eenvoudig animaties kunnen worden gemaakt met sprekende poppetjes.

Kijk ook eens bij Instructievideo's maken.

Webcontent

Er zijn meerdere manieren om content op het web gestructureerd aan de leerlingen aan te bieden:

  • Webquests: met een webquest laat je leerlingen op een gestuurde wijze op het internet informatie verzamelen.
  • Blendspace: met een paar muisklikken kun je webcontent in één overzicht aan je leerlingen aanbieden, waaraan je zelfs eigen vragen kunt toevoegen.
  • Wikiwijs Maken: Een omgeving waarin je eenvoudig educatief materiaal kunt plaatsen en dat aan de leerlingen kunt aanbieden. Deze workshop over digitale didactiek is gemaakt met Wikiwijs Maken. Je kunt naast tekst, plaatjes en video's ook linkjes, geluid en toetsvragen van verschillende aard toevoegen. Zie voor een handleiding: https://www.wikiwijs.nl/tools/maken/home.psml rechtsbovenin die pagina.

Weblogs

Weblogs
Volg bovenstaande link als je wilt weten hoe je weblogs in je les kunt inzetten.

Woordwolken

Een woordwolk is een creatieve manier om te laten zien waar het bij een bepaald onderwerp over gaat. Je kunt dit gebruiken om in een groep een discussie op te starten, maar je kunt het ook heel goed gebruiken als verwerking of evaluatie van de les.

Woordwolken

AnswerGarden

AnswerGarden is een tool die je kunt gebruiken om een groep (leerlingen) te betrekken in een discussie. Leden van de groep kunnen op een vraag of stelling reageren door woorden of hele korte zinnen (max 20 of 40 tekens) met hun device (laptop, tablet of smartphone) door te geven. Het resultaat is een woordwolk.

 

AnswerGarden

Aan de slag!

Opdracht

In deze workshop heb je uitleg gekregen over de theoretische achtergronden van digitale didactiek. Nu ga je zelf aan de slag! Kies een onderwerp uit dat jou interesseert. Je hebt daarvoor meerdere mogelijkheden:

  • Je gaat uit van een bepaalde lessituatie en lesactiviteit - bijvoorbeeld Samenwerken - waarvoor je een activerende digitale werkvorm zoekt. In het hoofdstuk Lesactiviteiten kun je kiezen uit een lesactiviteit en zien welke tools daarbij ingezet zouden kunnen worden. Daaruit kun je er dan één of meerdere kiezen om uit te proberen.
  • Je gaat een bepaalde categorie tools uitproberen, bijvoorbeeld QR-codes, en kijken welke mogelijkheden die bieden. Kijk hiervoor in het hoofdstuk Tools en Apps (op categorie).

Als je je insteek hebt bepaald en een onderwerp hebt uitgekozen, ga dan als volgt te werk:

  1. Lees je in in het onderwerp: lees de paragraaf uit deze workshop, bekijk de tool, maak waar nodig een account aan voor het gebruik van die tool, zoek een handleiding.
  2. Probeer één en ander uit.
  3. Bedenk een concrete lessituatie en werk dat uit. Probeer de les uit in de praktijk en verwerk dit in je portfolio.

Aandachtspunten

Bij het ontwerpen van een les of het herontwerpen van een bestaande les waarin je digitale middelen gebruikt gaat niet veel anders dan een andere les. Er zijn alleen een aantal aandachtspunten, die je aandacht verdienen.

  1. Ontwerp je les op de gebruikelijk manier. Bepaal het thema van je les, welke leerstof je wilt aanbieden etc.
    Voor het ontwerpen van je les zijn verschillende didactische modellen beschikbaar:
  2. Bepaal hoe je de stof gaat aanbieden, welke (activerende didactische) werkvormen je wilt gaan toepassen, welke middelen je wilt gaan gebruiken (dus ook welke tools).
  3. Bekijk ook de volgende aandachtspunten:
    • Welke niet-cognitieve vaardigheden (o.a. 21st century skills, mediawijsheidcompetenties) wil je verbeteren?
    • Welke vaardigheden heb je er zelf voor nodig, heb je die, hoe ontwikkel je die?
    • Waarom gebruik je de tools die je hebt uitgekozen, passen zij het best bij het beoogde doel?
    • Welke techniek heb je nodig en volstaat de aanwezige techniek?
    • Hoe sluit je met je les(doelen) aan bij de visie van de school?