Biologie Klas 2

Biologie Klas 2

Algemene informatie

Welkom op de online omgeving van Mens & Natuur klas 2 van het Ichthus College. Op deze pagina's vind je alle informatie, links en naslagwerken die je nodig hebt om Mens & Natuur goed te kunnen volgen.

Je zal Magister echter nog steeds wel nodig hebben voor bijvoorbeeld:

  • Digitaal lesmateriaal
  • Koppeling naar Quayn
  • Documenten inleveren

 

TL 2

Hoofdstuk 8 - Je verandert

Presentatie HD 8
De powerpointpresentatie die in de les wordt gebruikt.

Padlet Je verandert
Stel hier je vragen of laat weten welke begrippen/bronnen je nog moeilijk vindt.

8.1 Opgroeien - extra materiaal

8.2 Puberteit - extra materiaal

Webles Puberteit

8.3 Relaties - extra materiaal

8.4 Ziek van de liefde - extra materiaal

De uitwerkingen van hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9 - Je lichaam werkt

Hoofdstuk 10 - Gezondheid

Hoofdstuk 12 - Voortplanting

12.1 - Man en Vrouw

Leerdoelen

  • Je weet hoe de voortplantingsorganen van een man eruitzien.
  • Je kent de onderdelen zaadleider, urineblaas, zaadblaasje, prostaat, zwellichaam, penis, bijbal, zaadbal, balzak, urinebuis, eikel, voorhuid .
  • Je kunt uitleggen wat de functie is van deze onderdelen en hoe een erectie ontstaat.
  • Je weet hoe de voortplantingsorganen van een vrouw eruitzien.
  • Je kent de onderdelen eileider, eierstok, baarmoeder, urineblaas, baarmoedermond, urinebuis, vagina, clitoris, kleine schaamlip, grote schaamlip.
  • Je kunt uitleggen wat de functie van de verschillende onderdelen is.
  • Je kunt uitleggen wanneer een jongen vruchtbaar is, daarbij kun je de woorden hypofyse, zaadballen, zaadlozing gebruiken.
  • Je kunt uitleggen wanneer een meisje vruchtbaar is, daarbij kun je de woorden eicellen, eierstokken, menstruatie gebruiken.
  • Je weet wat de ovulatie is en wat menstruatie is en je kunt de menstruatiecyclus uitleggen, daarbij gebruik je de woorden follikel, eileider, eisprong, ovulatie, baarmoeder, baarmoederslijmvlies, oestrogeen, progesteron.

Oefeningen

Extra materialen

Man en Vrouw - Quizlet
Oefenen met de begrippen en functies van de onderdelen van het mannelijke en vrouwelijke geslachtsorgaan.

12.2 - Zwanger worden

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen wat een bevruchting is.
    • Daarbij gebruik je de woorden zaadcel, eicel, kern.
  • Je kunt de stappen uitleggen vanaf de eisprong tot de innesteling (bron 3).
    • Daarbij gebruik je de woorden (bevruchte) eicel, eierstok, ovulatie, eileider, baarmoederwand, baarmoedermond, sperma, bevruchting, deling, innesteling, embryo.
  • Je kunt uitleggen hoe je een zwangerschap kunt voorkomen door gebruik van een mannencondoom, vrouwencondoom, pil, spiraaltje, morning-afterpil, sterillisatie.
  • Je kunt uitleggen wat een abortus is en wanneer een abortus gedaan kan worden.
  • Je kunt uitleggen wat een voorbehoedsmiddel is en aan welke drie eisen het moet voldoen.

 

Oefeningen

 

Extra materialen

12.3 - Zwangerschap

Leerdoelen

  • Je kent de woorden embryo, foetus en kunt uitleggen in welke weken van de zwangerschap het kind een embryo heet en in welke weken van de zwangerschap het kind een foetus heet
  • Je kunt de lichamelijke veranderingen bij moeder noemen tijdens de zwangerschap.
  • Je kunt uitleggen hoe de foetus voedingsstoffen en afvalstoffen uitwisselt met de moeder via de placenta en de navelstreng.
  • Je kunt uitleggen wat de functie van de placenta is.
  • Je kunt uitleggen wat de functie is van vruchtvliezen en vruchtwater.
  • Je weet wat een miskraam is.
  • Je kunt uitleggen in welke stappen een bevalling gaat. Daarbij gebruik je de woorden vruchtvliezen, wee, baarmoedermond, ontsluiting, uitdrijving, nageboorte.

 

Oefeningen

 

Extra materialen

12.4 - Je lijkt op...

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen wat chromosomen zijn en welke soorten er zijn.
  • Je kunt uitleggen wat geslachtschromosomen zijn en welke chromosomen jongens en welke chromosomen meisjes hebben.
  • Je kunt uitleggen hoeveel chromosomen er in alle lichaamscellen zitten en hoeveel chromosomen er in geslachtscellen zitten.
  • Je kunt uitleggen wat erfelijke eigenschappen zijn en hier voorbeelden van geven.
  • Je kunt voorbeelden noemen van fouten in de chromosomen.
    • Daarbij geef je voorbeelden waarbij je de woorden aangeboren ziekte en erfelijke ziekte kunt gebruiken.
  • Je kunt 2 manieren noemen om afwijkingen van chromosomen op te sporen.

 

Oefeningen

 

Extra materialen

HAVO 2

Hoofdstuk 8 - Je verandert

Presentatie HD8

Padlet Je verandert
Stel hier je vragen of laat weten welke begrippen/bronnen je nog moeilijk vindt.

8.1 Opgroeien - extra materiaal

8.2 Puberteit - extra materiaal

Webles Puberteit

8.3 Relaties - extra materiaal

8.4 Ziek van de liefde - extra materiaal

De uitwerkingen van hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9 - Je lichaam werkt

Hoofdstuk 12 - Voortplanting

12.1 - Man en Vrouw

Leerdoelen

  • Je weet hoe de voortplantingsorganen van een man eruitzien.
  • Je kent de onderdelen zaadleider, urineblaas, zaadblaasje, prostaat, zwellichaam, penis, bijbal, zaadbal, balzak, urinebuis, eikel, voorhuid.
  • Je kunt uitleggen wat de functie is van deze onderdelen en hoe een erectie ontstaat.
  • Je weet hoe de voortplantingsorganen van een vrouw eruitzien.
  • Je kent de onderdelen eileider, eierstok, baarmoeder, urineblaas, baarmoedermond, urinebuis, vagina, clitoris, kleine schaamlip, grote schaamlip.
  • Je kunt uitleggen wat de functie van de verschillende onderdelen is.
  • Je kunt uitleggen wanneer een jongen vruchtbaar is, daarbij kun je de woorden hypofyse, zaadballen, zaadlozing gebruiken.
  • Je kunt uitleggen wanneer een meisje vruchtbaar is, daarbij kun je de woorden eicellen, eierstokken, menstruatie gebruiken.
  • Je weet wat de ovulatie is en wat menstruatie is.
  • Je kunt de menstruatiecyclus uitleggen, daarbij gebruik je de woorden follikel, eileider, eisprong, ovulatie, baarmoeder, baarmoederslijmvlies, oestrogeen, progesteron.

Oefeningen

Extra materialen

 

Man en Vrouw - Quizlet
Oefenen met de begrippen en functies van de onderdelen van het mannelijke en vrouwelijke geslachtsorgaan.

Uitlegvideo menstruatiecyclus

12.2 - Bevruchting

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen wat een bevruchting is.
    • Daarbij gebruik je de woorden zaadcel, eicel, kern.
  • Je kunt de stappen uitleggen vanaf de ovulatie tot de innesteling (bron 2).
    • Daarbij gebruik je de woorden (bevruchte) eicel, eierstok, ovulatie, eileider, baarmoederwand, baarmoedermond, sperma, bevruchting, deling, innesteling, embryo.
  • Je kunt uitleggen hoe en zwangerschapstest werk.
    • Daarbij gebruik je het woord HCG.
  • Je kunt uitleggen hoe je een zwangerschap kunt voorkomen door gebruik van een mannencondoom, vrouwencondoom, pil, spiraaltje, morning-afterpil, sterillisatie.
  • Je kunt uitleggen wat een abortus is en wanneer een abortus gedaan kan worden.
  • Je kunt uitleggen wat een voorbehoedsmiddel is en aan welke drie eisen het moet voldoen.

Oefeningen

Extra materialen

12.3 - Zwangerschap

Leerdoelen

  • Je kent de woorden embryo, foetus en kunt uitleggen in welke weken van de zwangerschap het kind een embryo heet en in welke weken van de zwangerschap het kind een foetus heet.
  • Je kunt de lichamelijke en geestelijke veranderingen bij moeder en kind tijdens de zwangerschap.
  • Je kunt uitleggen hoe de foetus voedingsstoffen en afvalstoffen uitwisselt met de moeder via de placenta en de navelstreng.
  • Je kunt uitleggen wat de functie is van vruchtvliezen en vruchtwater.
  • Je kunt uitleggen in welke stappen een bevalling gaat.
    • Daarbij gebruik je de woorden vruchtvliezen, wee, baarmoederwand, ontsluiting, uitdrijving, nageboorte.
  • Je weet wat een dwarsligging en stuitligging is
  • Je weet wat een keizersnede is.
  • Je kunt uitleggen hoe een eeneiige tweeling en hoe een twee-eiige tweeling ontstaan en welk geslacht deze tweelingen kunnen hebben.
    • Daarbij gebruik je de woorden eicel, zaadcel, splitsing van cellen.

 

Oefeningen

 

Extra materialen

12.4 - Je lijkt op...

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen wat chromosomen zijn, welke soorten er zijn en waaruit chromosomen bestaan.
  • Je kunt uitleggen wat geslachtschromosomen zijn en welke chromosomen jongens en welke chromosomen meisjes hebben.
  • Je kunt uitleggen hoeveel chromosomen er in alle lichaamscellen zitten en hoeveel chromosomen er in geslachtscellen zitten.
  • Je kunt de woorden genen, allelen, genotype en fenotype uitleggen.
  • Je kunt voorbeelden noemen van afwijkingen in de chromosomen.
  • Je kunt 2 manieren noemen om afwijkingen van chromosomen op te sporen.

 

Oefeningen

 

Extra materialen

Hoe leer je een tekst?

Je kunt een tekst leren door jezelf vragen te stellen. Je kunt jezelf verschillende soorten vragen stellen:

  • Lees eerst de tekst door die je moet leren. Je kunt dit het beste per paragraaf doen. Als je dit gelezen hebt, ga je jezelf afvragen welke onderwerpen in deze paragraaf behandeld zijn.
    • Je kunt bijvoorbeeld een nieuwe titel voor de paragraaf bedenken.
    • Je kunt per paragraaf voor jezelf de onderwerpen opschrijven die behandeld zijn.
  • Meestal staan er in de tekst dikgedrukte woorden. Schrijf deze na het lezen over op een kladblaadje en probeer – zonder het boek te gebruiken – de betekenis van die woorden op te noemen of op te schrijven. Lukt het niet? Lees dan de tekst nog een keer goed door.
  • Vaak staan er ook voorbeelden in de tekst genoemd die horen bij de dikgedrukte woorden. Ook hierover moet je proberen om vragen te stellen.
  • Gebruik de leerdoelen die de docent heeft opgesteld. Kun je de leerdoelen aan iemand anders uitleggen in je eigen woorden?

Hulpmiddelen

Soms kan het handig zijn om een tabel te maken of kan het antwoord op de vraag het beste gegeven worden in de vorm van een tabel. Een tabel geeft vaak een duidelijk overzicht.

Voorbeeld:

Levend

Dood

Levenloos

Kameel

Houten deur

Dakpan

Handige websites

Biologiepagina
Extra uitleg en oefeningen bij de verschillende hoofdstukken.