Je weet hoe de voortplantingsorganen van een man eruitzien.
Je kent de onderdelen zaadleider, urineblaas, zaadblaasje, prostaat, zwellichaam, penis, bijbal, zaadbal, balzak, urinebuis, eikel, voorhuid .
Je kunt uitleggen wat de functie is van deze onderdelen en hoe een erectie ontstaat.
Je weet hoe de voortplantingsorganen van een vrouw eruitzien.
Je kent de onderdelen eileider, eierstok, baarmoeder, urineblaas, baarmoedermond, urinebuis, vagina, clitoris, kleine schaamlip, grote schaamlip.
Je kunt uitleggen wat de functie van de verschillende onderdelen is.
Je kunt uitleggen wanneer een jongen vruchtbaar is, daarbij kun je de woorden hypofyse, zaadballen, zaadlozing gebruiken.
Je kunt uitleggen wanneer een meisje vruchtbaar is, daarbij kun je de woorden eicellen, eierstokken, menstruatie gebruiken.
Je weet wat de ovulatie is en wat menstruatie is en je kunt de menstruatiecyclus uitleggen, daarbij gebruik je de woorden follikel, eileider, eisprong, ovulatie, baarmoeder, baarmoederslijmvlies, oestrogeen, progesteron.
Man en Vrouw - Quizlet
Oefenen met de begrippen en functies van de onderdelen van het mannelijke en vrouwelijke geslachtsorgaan.
12.2 - Zwanger worden
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat een bevruchting is.
Daarbij gebruik je de woorden zaadcel, eicel, kern.
Je kunt de stappen uitleggen vanaf de eisprong tot de innesteling (bron 3).
Daarbij gebruik je de woorden (bevruchte) eicel, eierstok, ovulatie, eileider, baarmoederwand, baarmoedermond, sperma, bevruchting, deling, innesteling, embryo.
Je kunt uitleggen hoe je een zwangerschap kunt voorkomen door gebruik van een mannencondoom, vrouwencondoom, pil, spiraaltje, morning-afterpil, sterillisatie.
Je kunt uitleggen wat een abortus is en wanneer een abortus gedaan kan worden.
Je kunt uitleggen wat een voorbehoedsmiddel is en aan welke drie eisen het moet voldoen.
Je kent de woorden embryo, foetus en kunt uitleggen in welke weken van de zwangerschap het kind een embryo heet en in welke weken van de zwangerschap het kind een foetus heet
Je kunt de lichamelijke veranderingen bij moeder noemen tijdens de zwangerschap.
Je kunt uitleggen hoe de foetus voedingsstoffen en afvalstoffen uitwisselt met de moeder via de placenta en de navelstreng.
Je kunt uitleggen wat de functie van de placenta is.
Je kunt uitleggen wat de functie is van vruchtvliezen en vruchtwater.
Je weet wat een miskraam is.
Je kunt uitleggen in welke stappen een bevalling gaat. Daarbij gebruik je de woorden vruchtvliezen, wee, baarmoedermond, ontsluiting, uitdrijving, nageboorte.