Even voorstellen: farao Toetanchamon!
Wat zou jij op je Facebook schrijven, als je een beroemde farao was?
Eindproduct-thema
In je eindopdracht bij dit hoofdstuk maak je een Facebookpagina waarin je doet alsof je een persoon uit het verleden bent. Je mag zelf kiezen wie!
Allerlei leuke en interessante gegevens over die persoon verwerk je alsof je het zelf was! Kun jij je inleven in iemand uit het verleden?
Vraag je geschiedenisdocent om hulp of kies uit deze mogelijkheden:
Fantasiepersonen:
Ishanna, een priesteres uit Babylon
Marcus, een Romeinse soldaat
Rowald, een Engelse ridder
Rufina, een Middeleeuwse jonkvrouw
Anthonie, een matroos bij de VOC
Echte personen:
- Spartacus, een Romeinse gladiator
- Hannie Schaft, een verzetsstrijdster in de Tweede Wereldoorlog
Het thema 'Wie ben ik?' bestaat uit de volgende onderdelen:
Onderdeel
Tijd
Eindproduct
Inleiding
0,5 lesuur
-
Fictie - Wat is fictie?
2 lesuren
Verhaal
Grammatica - Persoonsvorm
2 lesuren
Tabel/Schema
Schrijven - Nieuwswaarde
4 lesuren
Opdrachten
Krant
Woordenschat - Synoniemen
1 lesuur
Kruiswoordraadsel
Afsluiting
2 lesuren
Facebookpagina
Totaal
10,5 lesuren
Werkplan
Het thema 'Wie ben ik?' bestaat uit een groot aantal opdrachten/oefeningen.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.
bij teksten onderscheid maken tussen fictie en non-fictie.
voorbeelden noemen van fictie en non-fictie in teksten en andere media.
zelf fictie schrijven op basis van informatie.
Eindproduct
Je schrijft een kort verhaal, gebaseerd op een artikel uit de krant of een tijdschrift over een ware gebeurtenis.
Beoordeling
Je verhaal laat je beoordelen door je docent.
Je docent beoordeelt je verhaal op:
De inhoud: is het verhaal een goed voorbeeld van fictie?
Is het gebaseerd op de feiten in het genoemde artikel?
Zijn die feiten in de tekst onderstreept?
De omvang: is het verhaal niet groter dan 2 A4?
De vorm: is het verhaal netjes vormgegeven?
Taalfouten: bevat je verhaal niet teveel taalfouten?
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen + samen
Bestudeer het Kennisbankitem 'Wat is fictie' en beantwoord de vragen.
Stap 2
Alleen + samen
Lees en beantwoord de vragen.
Stap 3
Alleen + samen
Wat is fictie?
Stap 4
Alleen + samen
Is fictie gebaseerd op feiten?
Stap 5
Alleen + samen
Schrijf zelf een stukje fictie aan de hand van het artikel.
Stap 6
Alleen
Schrijf zelf een stukje fictie.
Benodigdheden
Geen extra benodigdheden.
Tijd
Je hebt twee lesuren nodig.
Stap 1
Kennisbank
Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:
Fictie of werkelijkheid?
Vul in de volgende oefening de acht ontbrekende woorden in.
Kies uit: echt - verhalend - mening - feiten - informatief - verzonnen - amuseren - informeren
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Stap 2
Lees onderstaande verhaal over pesten op school.
Pesten op school: pestkoppen zijn hard
Nancho is afkomstig uit Bonaire, een vredig en mooi Midden-Amerikaans eiland. Op een gegeven ogenblik besluit hij het welvarende Curaçao op te zoeken om er naar school te gaan. Als boertje van Bonaire moet hij knokken om zich waar te maken. Ramon en zijn vriendjes hebben hun slechte proeven wiskunde verwisseld met goede, achteraf gemaakte werken. De leraar dreigt met een zware klassikale sanctie en dus zegt Nancho: "Ik geloof dat Mario, Ramon, Dennis en Chucho u wat te zeggen hebben, meester." De vier moeten mee met de leraar, maar tijdens de speeltijd...
Op een stil gedeelte van de speelplaats, tijdens de pauze, omsingelden Chucho en zijn makkers mij onverwachts. Ze sloten mij in en drongen mij tegen de muur. Over hun schouders heen zag ik dat de hele klas meegelopen was en op eerbiedige afstand stond toe te kijken. Ik slikte. Ja, ik was daar, gek! Geen vinger stak ik uit, want dat was precies waarop ze wachtten. Dan konden ze er met zijn vieren op losbeuken. Het tegen hen opnemen kon ik niet, dat had ik al wel ingezien. Maar dat wilde nog niet zeggen dat ik bang voor ze was! Ik keek de andere jongens één voor één strak in de ogen aan. "Wat doen we met dit mietje?" vroeg Mario aan Ramon. Voor de zoveelste keer verwenste ik mijn kleine en tengere postuur. Vroeger had dit mij al problemen opgeleverd, nu ook, en altijd weer. Bah, wat een pest. Dreigend kwam Ramon voor me staan. "Wat bezielde jou, kleine flikker, om ons te verraden? Je wou zeker een flinke trap in dat babygezicht van je, hé?" Ik balde mijn vuisten. "Niets zeggen, zeg niets," dwong ik mezelf. Maar o, het lag op het puntje van mijn tong om Ramon voor ‘grijsaard' uit te maken. Iedereen plaagde hem immers dat hij oud geboren was en verder was hij tenminste twee jaar te oud voor onze klas. Maar Ramon stond letterlijk te likkebaarden bij het vooruitzicht mijn tanden uit mijn mond te kunnen slaan. Dus zweeg ik. "Nou?" lokte Ramon verder uit. Met lichte spot antwoordde ik: "Nou, om in jullie straatje te blijven: ik dacht alleen aan mezelf. Eerst ik en dan jullie." Ramons mond viel open van stomme verbazing. "Nee, maar," was het enige wat hij kon uitbrengen. Onzeker nam hij mij op. Het was nog nooit bij Ramon opgekomen dat een ander egoïstischer kon zijn dan hij.
Ik grinnikte inwendig. Moest je hem zien! Net een stomme geit. Met al zijn kleren naar de laatste mode, dat rinkelende zakgeld in zijn broekzak en dat gouden horloge, kende hij nog geen manieren en fatsoen. Haastig schoot Chucho Ramon te hulp. Met zijn wijsvinger pookte hij in mijn gezicht. Ik drukte mijn rug nog verder tegen de muur op. Want als die vinger het ongeluk had mij aan te raken, dan was Chucho nog niet gelukkig!
"Wie pas op school komt, moet minder praat hebben, hoor je dat? En anders ga je maar gauw weer naar je andere school terug. Ik waarschuw je: als we nog één keer last van je hebben, gebruiken we jou met zijn vieren als voetbal." "Moet je proberen," dacht ik. Ik zag weer de klas staan. Die vroeg zich natuurlijk af hoe het kwam dat ik nog niet in elkaar getimmerd was. Zoals ze daar stonden. Alsof ze naar een poppenkast stonden te kijken!
Plots kreeg ik er schoon genoeg van en liep langs Mario en Chucho heen weg. Het volgende ogenblik vloog ik tegen de grond. Mario had me beentje gelicht. Nu liepen ze weg, bulderend van het lachen. Ik krabbelde omhoog en wreef over mijn knie. Wat deed dat pijn! Ik werd woedend van machteloosheid. Niet luisteren ... ik wilde niet luisteren naar wat ze me toeschreeuwden ... Ik wou ... ik zou ... kon ik maar ... Nee, ik wou niet horen wat ze riepen ... zo smerig, zo gemeen. Wie nog één keer mietje riep, die ... die gaf ik een trap in zijn buik! Maar ik hoorde het wel en ik zou niets. Net zoals al die andere keren ...
(vrij naar: Nancho Niemand van Diana Lebacs)
Geef antwoord op de volgende twee vragen.
Is deze tekst een goed voorbeeld van fictie?
Geeft deze tekst betrouwbare informatie over de toestanden op school in Curaçao?
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
Zijn jullie het met elkaar eens?
Wel of geen fictie
Je krijgt straks tien zinnen te zien. Geef per zin aan of de zin wel of geen fictie bevat. Probeer alle vragen goed te beantwoorden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Alle boeken, films en andere media zijn te verdelen in fictie en non-fictie (non = niet). Dat lijkt een gemakkelijke verdeling, maar er zijn ook 'grensgevallen'.
Bedenk zelf maar eens een voorbeeld van een tekst of een film waarin verzonnen en niet-verzonnen onderdelen door elkaar worden gebruikt.
Download nu het werkblad Wat is fictie? .
Op het werkblad staat een tabel met veel verschillende media.
Bedenk bij genoemde media steeds: is het fictie of niet?
Weet je niet zeker welk medium bedoeld wordt, zoek het antwoord dan op met behulp van wikipedia .
Klaar met invullen?
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Bespreek eventuele verschillen.
Stap 4
Fictie gebaseerd op feiten
Veel schrijvers van fictie gebruiken ware gebeurtenissen of feiten in hun verhaal. Denk maar eens aan schrijvers van spannende boeken, die zich in de Tweede Wereldoorlog afspelen. Het boek "Oorlogswinter" van Jan Terlouw is daarvan een voorbeeld.
Ook films zijn soms gebaseerd op ware gebeurtenissen. Je krijgt in de opgave hieronder de namen van een aantal films te zien. Welke films zijn gebaseerd op feiten en welke niet?
Als je een film niet kent, zoek er dan informatie over op internet of vraag aan een klasgenoot of hij/zij je iets kan vertellen over de film.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Zelf een stukje fictie schrijven
Schrijf nu zelf een stukje fictie op basis van feiten!
Lees eerst onderstaand artikel.
Applaus te huur
Een heuse juichverhuurdienst uit Keulen kon de vele opdrachten met moeite aan. Het studentenbedrijfje zorgde voor volk en lol op feestjes, speelde voor fanclub of haalde de klant op de luchthaven af alsof hij Michael Jackson was. Prijs: 100 euro om een fan te huren, die juicht en applaudisseert alsof zijn leven ervan afhangt. Jammer dat de studenten intussen zijn afgestudeerd. De applausdienst is opgedoekt.
( Uit: Fladder)
Schrijf op je werkblad een kort verhaaltje (fictie) met behulp van gegevens uit het artikel. Onderstreep in je tekst enkele feiten die je gebruikt.
Laat je verhaaltje lezen aan een klasgenoot. Vraag om commentaar. Natuurlijk lees jij ook zijn/haar verhaal. Geef op een goede manier feedback.
Stap 6
Schrijfopdracht
Je kent nu het verschil tussen fictie en zakelijke teksten.
Zoek nu op internet of in een krant of tijdschrift een artikel (non-fictie) waarin het onderwerp je aanspreekt.
Schrijf hierover een fictief verhaal van twee A4.
Schrijf eronder, welke ware feiten je gebruikt hebt voor het verhaal.
Zorg voor een goede indeling in alinea's.
Kijk bij 'Vooraf Eindproduct-Beoordeling' hoe het verhaal beoordeeld wordt.
Tevreden? Laat het verhaal beoordelen door je docent.
Veel plezier!
Extra - vwo
Wat is fictie? Vertel een half fictieve sage over jouw held.
Hiernaast zie je de beroemde worstelaar Dwayne Johnson (beter bekend als The Rock). Hij speelt de hoofdrol in een film (2014) over Hercules.
Je kent vast voorbeelden van mythen en sagen, die de Grieken en Romeinen elkaar graag vertelden. Mythen zijn godenverhalen, in sagen spelen (half-)menselijke helden zoals Hercules een hoofdrol. Jij hebt vast ook wel een held: iemand die jij erg bewondert - een filmster of een zangeres misschien?
Pak het zo aan:
Verzamel feiten over je held.
Bedenk een sage waarin jouw held(in) een geweldige daad verricht.
Meng feiten en verzinsels mooi door elkaar.
- Denk bijvoorbeeld aan de omgeving waar de sage zich afspeelt (kan echt bestaan), namen en films of muzieknummers.
Illustreer je sage met afbeeldingen, foto's en bijvoorbeeld een kaart of een (bestaande of verzonnen) songtekst zodat alles op een 'echt' verslag lijkt.
www.wikipedia.nl
Lees de uitleg over fictie. Bedenk wat fictie met 'vormen' te maken heeft en leg met voorbeelden uit wat bedoeld wordt met realistische fictie, fanfictie en geofictie.
In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onzehelpdesk.
Grammatica - Persoonsvorm
Vooraf
Leerdoelen
In deze Grammatica-opdracht staat de persoonsvorm centraal.
Aan het eind van de opdracht kun je:
in je eigen woorden omschrijven wat een persoonsvorm is.
de persoonsvorm in een zin vinden.
Eindproduct
Bij zinsontleding en het benoemen van woordsoorten wordt vaak gewerkt met een tabel of met (pijlen)schema's.
Als eindproduct van deze opdracht maak je een tabel of schema waarin je uitlegt hoe je op verschillende manieren de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
In de tabel of het schema staan bij de verschillende manieren ook voorbeelden.
Beoordeling
Het schema of de tabel laat je beoordelen door je docent.
Bij de beoordeling let je docent op:
De inhoud: wordt duidelijk uitgelegd hoe je de persoonsvorm kunt vinden?
De inhoud: staan er goede voorbeelden in het schema?
De verzorging: ziet je schema er verzorgd uit?
De planning: heb je het schema of de tabel op tijd klaar?
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Bestudeer het Kennisbankitem 'De persoonsvorm' en maak de oefeningen.
Stap 2
Alleen
Hoe vind je de persoonsvorm? Schrijf op.
Stap 3
Alleen
Maak zelf een schema of tabel.
Stap 4
Alleen + samen
Kun je antwoord geven op de twee hoofdvragen?
Benodigdheden
Materiaal voor het maken van het schema, zoals:
pen, kleurpotloden, papier, etc.
Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.
Stap 1
Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je hebt twee verschillende manieren geleerd waarop je de persoonsvorm in een zin kunt vinden. Schrijf de twee manieren kort op. Schrijf bij iedere manier ook een voorbeeld op.
Ga naar www.google.nl en tik in het zoekveld schema persoonsvorm in. Maak eventueel gebruik van de mogelijkheid om naar afbeeldingen te zoeken. Bezoek twee websites waarop een schema staat waarmee je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
Sla de schema's op op je eigen computer en print ze uit als je dat prettig vindt. Kijk goed of je de schema's helemaal begrijpt. Bespreek ze eventueel met een klasgenoot.
Stap 3
Je gaat nu zelf een tabel of een schema maken. In de tabel of het schema laat je op minimaal twee manieren zien hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
Werkwijze:
Bepaal eerst welke manieren je in je tabel/schema gaat verwerken.
Zorg dat je bij iedere manier voorbeelden hebt.
Bedenk hoe je tabel/schema er uit gaat zien.
Wordt het een pijlenschema?
Of is een tabel toch overzichtelijker?
Maak een eerste versie van je tabel/schema.
Vraag commentaar op je eerste versie aan een klasgenoot.
Verwerk het commentaar.
Stap 4
Ga na of je antwoord kunt geven op de twee hoofdvragen van de opdracht.
Wat is de persoonsvorm?
Hoe vind je in een zin de persoonsvorm?
Bespreek de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.
Bij 'Vooraf' vind je onder het kopje 'Eindproduct-Beoordeling' hoe je schema/tabel beoordeeld wordt.
Voldoet je tabel/schema aan de beoordelingscriteria?
Nee? Pas je tabel/schema dan aan.
Ja? Laat je tabel/schema dan beoordelen door je docent.
Extra - vwo
Persoonsvorm
Je gaat hieronder oefenen met de persoonsvorm.
Let op! De volgende zinnen bevatten extra moeilijkheden:
In sommige zinnen staat geen persoonsvorm.
Voorbeeld: Tsjonge, wat een lastige zin zeg.
In sommige zinnen staan meerdere persoonsvormen.
Voorbeeld: Hij ging op weg maar draaide zich halverwege nog een keer om en zwaaide.
In sommige zinnen staan woorden die lijken op persoonsvormen, maar het niet zijn. Kijk dus goed of het wel een werkwoordsvorm is.
Voorbeeld: Ik zag mijn moeder druk met de was bezig. Was is hier geen vt van zijn, maar een zelfstandig naamwoord.
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot. De persoonsvorm zoeken
Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Verderkijker
De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.
Voor het onderdeel Persoonsvorm zijn de volgende items geselecteerd.
wp.digischool.nl
Alle uitleg over zinsontleding op een powerpoint.
In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onzehelpdesk.
Schrijven - Nieuwswaarde
Vooraf
Deze opdracht combineert onderdelen uit de categorie 'Lezen' met onderdelen uit de categorie 'Schrijven'.
In deze opdracht ga je antwoord geven op de vraag:
Hoe bepaal je wat er in de krant komt en wat niet?
Leerdoelen
Je kunt:
omschrijven wat de hoofdgedachte van een tekst is en waar je deze in de tekst kunt vinden.
het verschil omschrijven tussen oriënterend lezen en zoekend lezen.
omschrijven wat wordt bedoeld met de lead van een tekst.
omschrijven wat wordt bedoeld met de kernzin.
twee manieren noemen hoe je een tekst kunt afsluiten.
aangeven waar je bij de lay-out van een tekst rekening mee moet houden.
minimaal vier criteria opnoemen die voor de nieuwsredactie van belang zijn bij de selectie van nieuws.
een aantal nieuwsrubrieken noemen die in een schoolkrant kunnen voorkomen.
Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht bestaat uit twee onderdelen:
1 Werkblad Nieuwswaarde
Van een aantal opdrachten komen de antwoorden op dit werkblad.
2 Een schoolkrant.
Voor het maken van de schoolkrant wordt de klas in vijf groepen verdeeld.
Ieder groepje maakt een deel van de krant.
Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor deze opdracht als:
Je, samen met een klasgenoot, het werkblad Nieuwswaarde goed hebt ingevuld (50 p).
Je in je groepje een bijdrage hebt geleverd aan het overleggen, schrijven, lezen, verbeteren en opmaken van de artikelen (50 p).
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Bestudeer Het Kennisbankitem 'Lezen en schrijven'.
Stap 2
Alleen
Lees de artikelen en beantwoord de vragen.
Stap 3
Alleen + samen
Welke criteria zijn bepalend bij het selecteren van nieuwsberichten?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je krijgt twee berichten te lezen die afkomstig zijn van dedigitalekrant.nl. Lees de artikelen door en beantwoord de twee vragen op het werkblad Nieuwswaarde
"Papieren en online kranten staan vol met nieuwsberichten. Een nieuwsbericht verschijnt niet zomaar in de krant. Voordat een gebeurtenis een nieuwsbericht is, moet er het één en ander gebeuren.
Persbureaus als ANP, GPD en Novum zijn erin gespecialiseerd om nieuwswaardige gebeurtenissen te vinden. Als ze een nieuwswaardige gebeurtenis hebben gevonden, sturen ze een kort, feitelijk bericht naar de nieuwsredacties van kranten en tv. De redacties van kranten en tv sturen vervolgens hun verslaggevers erop uit. Die proberen zo snel mogelijk feiten te achterhalen en schrijven er een langer bericht over. Dat bericht leveren ze in bij hun redactie. Die redactie bepaalt dan wat er wel of niet in de krant of op het journaal komt."
Ga op internet op zoek naar hoeveel nieuwsberichten er jaarlijks door het ANP worden geleverd.
Ook onderstaand bericht komt van dedigitalekrant.nl. Lees ook dit artikel.
"De meeste journalisten van een krant werken op de redactie van de krant. Sommige journalisten worden correspondenten genoemd. Zij wonen vaak in het buitenland. Zij verzamelen nieuws en sturen dat door naar de redactie. Correspondenten weten goed waar ze op moeten letten, omdat ze er wonen.
Verder werken er verslaggevers (reporters) bij kranten die gebeurtenissen (voetbalwedstrijden, rampen, rechtzaken, staatsbezoeken) bezoeken om er over te schrijven. Verslaggevers beschrijven daar wat ze zien en interviewen mensen ter plaatse.
En dat is nog niet alles. Voor kranten werken ook nog columnisten, cartoonisten, recensenten, weermannen, enz."
Zoek op een website van een krant een nieuwsbericht dat is geschreven door een correspondent, een nieuwsbericht dat is geschreven door een verslaggever en een nieuwsbericht dat afkomstig is van een persbureau.
Stap 3
Redacties van kranten en tv-journaals krijgen iedere dag heel erg veel berichten binnen. Daarvan haalt ongeveer 10% de krant, 90% wordt niet gebruikt. Een redactie selecteert dus.
Hieronder zie je zes criteria. Welke van deze criteria zijn voor nieuwsredactie bepalend bij het selecteren van nieuwsberichten?
Of er veel of belangrijke mensen betrokken zijn.
Of het dichtbij of ver weg is gebeurd.
Of het opvallend nieuws is.
Of het de journalisten genoeg werk oplevert.
Of het 'vers' genoeg is. Niet te lang geleden is gebeurd.
Of het boeiend is voor de doelgroep van het medium.
Heb je een keuze gemaakt? Vergelijk je keuze met een klasgenoot.
Schrijf op het werkblad Nieuwswaarde de criteria op op basis waarvan een redactie artikelen selecteert.
Stap 4
Je gaat nu met z'n tweeën zes (kranten)artikelen zoeken en van ieder artikel de nieuwswaarde bepalen. Hoe je dat doet, zie je in de tabel bij Stap 4 op het werkblad Nieuwswaarde.
Websites waarop je nieuwsartikelen kunt vinden, zijn bijvoorbeeld:
Zijn jullie klaar met het invullen van de tabel. Bespreek de tabel dan eens met een ander groepje. Kijk of jullie het eens zijn met wat is ingevuld.
Stap 5
Jullie gaan nu beginnen aan het maken van het eindproduct: een schoolkrant. Jullie maken met de hele klas één schoolkrant.
Groepen maken
Voor het maken van de schoolkrant wordt de klas in vijf groepen verdeeld. Ieder groepje maakt een deel van de krant. Ieder groepje kiest een eigen chef. Eén van de chefs is de hoofdredacteur van de hele schoolkrant.
Het kan ook anders: begin met chefs aan te wijzen, en laat die hun personeel kiezen èn hun hoofdredacteur.
Iedere groep heeft een eigen taak.
Groep 1: zorgt voor foto’s en illustraties in opdracht van de andere groepen.
Groep 2: zoekt nieuws over recente gebeurtenissen of evenementen op school en schrijft commentaar op ontwikkelingen of gebeurtenissen en formuleert hierover een beargumenteerde mening of een advies aan de schoolleiding.
Groep 3: maakt een rubriek voor zogenaamde ingezonden brieven en verzorgt een puzzel- en striprubriek. Groep 1 kan je hierbij helpen.
Groep 4: verzorgt een interview met een (nieuwe) docent met een bijpassend portret en verzorgt een rubriek Humor in de klas.
Groep 5: zoekt algemeen onderwijsnieuws dat interessant is voor leerlingen en verzorgt een rubriek Wist u dat….
Stap 6
Nu is het tijd om het nieuws te verzamelen en de artikelen voor in de schoolkrant te gaan schrijven. Vervolgens lezen jullie alle artikelen en moet worden bepaald welke artikelen wel en welke artikelen niet in de schoolkrant komen. Als de keuze is gemaakt, moeten de gekozen artikelen in de gewenste lay-out worden geplaatst. Tenslotte moeten de artikelen worden samengevoegd tot een complete krant en moet besloten worden hoe de krant verspreid gaat worden.
1 Overleggen
Overleg met je groepje waarover en hoe jullie gaan schrijven. Samen kom je vast tot leuke onderwerpen. Bedenk opdrachten voor de fotografen en de tekenaars.
2 Schrijven
Iedereen van groep 2 schrijft een artikel. Zorg voor langere en kortere artikelen. Verzin ook een leuke kop (titel) voor ieder artikel. Schrijf je naam onder het artikel.
3 Lezen
De chef verzamelt alle artikelen van zijn groep en laat de artikelen aan de andere groepjes zien. Dat kun je doen door alle groepjes telkens van tafelgroepje te laten wisselen waar de artikelen op blijven liggen. Alle groepjes lezen dus alles van elkaar. Markeer taalfouten.
4 Afronden
De chefs bespreken welke artikelen wel in de krant komen en welke niet. Er is ruimte voor slechts 15 artikelen. Er zullen dus stukken af moeten vallen. De chefs bekijken of de artikelen aan de eisen voldoen. Ook maken ze een keuze uit de foto's en illustraties van groep 1. De hoofdredacteur leidt de vergadering en als de chefs het niet eens zijn, beslist de hoofdredacteur.
5 Verbeteren en opmaken
Ga met je groepje de artikelen die zijn uitgekozen allemaal nog eens goed lezen en verbeter ze zo nodig. Zorg ook voor een mooie lay-out. De chefs spreken met elkaar af wat voor lettertype gebruikt moet worden en hoe groot ze moeten zijn (hoe groot 'gewone' tekst, hoe groot koppen). Denk om de juiste plaatsing van de foto's en tekeningen. Kijk eens hoe ze dat in een echte krant aanpakken.
6 Samenvoegen
De chefs zorgen ervoor dat er een complete krant wordt gemaakt van alle artikelen.
7 Verspreiden
Misschien is het wel leuk om de krant te verspreiden over de hele school! Een digitale versie kan natuurlijk ook. Overleg met je docent.
Stap 7
De schoolkrant is klaar. Tijd om deze opdracht af te ronden.
Bij 'Vooraf' vind je onder het kopje 'Vragen-Leerdoelen' de hoofdvraag van deze opdracht. Kijk of jullie samen deze vraag kunnen beantwoorden.
Onder het kopje 'Vooraf-Beoordeling' vind je de beoordelingscriteria.
Lees de beoordelingscriteria nogmaals goed door.
Hebben jullie het werkblad helemaal ingevuld.
> Nee? Vul de open gaten alsnog in.
> Tevreden? Laat het werkblad dan beoordelen door je docent.
Extra: lvoorl
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot. Hoe maak je een nieuwsbericht?
Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Verderkijker
De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.
Voor het onderdeel Nieuwswaarde zijn de volgende items geselecteerd.
In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onzehelpdesk.
Woordenschat - Synoniemen
Vooraf
In deze woordenschatopdracht staan synoniemen centraal.
Leerdoelen
Na deze opdracht kun je:
aan de hand van voorbeelden uitleggen wat een synoniem is.
uitleggen waarom het goed is om in teksten gebruik te maken van synoniemen.
met een voorbeeld uitleggen dat de context vaak bepalend is voor je woordkeuze.
Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een kruiswoordraadsel.
Beoordeling
Jullie krijgen een goede beoordeling voor de opdracht als:
Het kruiswoordraadsel minimaal 20 woorden bevat (50 p).
De omschrijvingen (synoniemen) op de juiste manier naast het kruiswoordraadsel staan (20 p).
Het kruiswoordraadsel er verzorgd uitziet (20 p).
Het kruiswoordraadsel op tijd klaar is (10 p).
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Bestudeer Het Kennisbankitem 'Synoniemen'.
Stap 2
Alleen + samen
Zoek/bedenk synoniemen voor een woord.
Stap 3
Samen
Zoek met behulp van het internet synoniemen op.
Stap 4
Samen
Maak zelf een kruiswoordraadsel met synoniemen.
Benodigdheden
(ruitjes)papier, pen en potlood.
Tijd
Voor deze opdracht heb je één lesuur de tijd.
Stap 1
Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Steeds gemakkelijker: een cadeau uitkiezen
Het is heel makkelijk om een cadeau uit te zoeken. Online winkels zijn er in overvloed, een nuttig of geinig cadeau zoek je uit op je pc of tablet en een paar klikken later is het cadeau al onderweg. Je hoeft niet te zitten nagelbijten of je cadeau misschien ergens is blijven steken: even inloggen en je kunt op je scherm zien waar je cadeau op dat moment is. Misschien al bijna bij de voordeur, want een beetje online winkel bezorgt je cadeau al de volgende dag.
Wat overblijft, is het kiezen van je cadeau. Ook daarbij helpen de sites je: geef maar op: is het cadeau bestemd voor een man, een vrouw, een tiener, een babyboomer? Is het een klusser of een boekenwurm die een cadeau verdient?
Klik, klik, klik en de suggesties voor een passend cadeau vliegen je al om de oren. Kortom: online winkelen is snel en eenvoudig.
In het verhaaltje komt elf keer het woord cadeau voor. Zoek op internet geschikte synoniemen voor het woord cadeau en herschrijf het verhaaltje door het woord cadeau steeds te vervangen door één van de gevonden synoniemen.
Wat vind jij? Is de tekst aantrekkelijker geworden door het gebruik van synoniemen?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
Stap 3
Als woorden synoniemen zijn van elkaar, betekent dat niet dat je ze altijd kunt verwisselen.
Bijvoorbeeld:
Op www.synoniemen.net zochten we synoniemen voor het woord etentje. We klikten op grafische weergave en kregen de afbeelding hiernaast als resultaat.
Leuk natuurlijk, maar welk synoniem gaan we nu gebruiken?
Onze tekst was:
Mijn oma had 's avonds voor de hele familie een etentje georganiseerd in een goed Italiaans restaurant.
Vraag:
Welk van de volgende 'synoniemen' past het best in deze tekst?
- maaltijd - ontbijt
- maal - diner
- lunch
Welk synoniem past het best in deze tekst?
- maaltijd: Mmm, klinkt alsof je zelf aan het koken moet: een maaltijd organiseren
- ontbijt: Nee natuurlijk, ontbijten doe je 's avonds niet
- maal: Een maal, wie zegt dat nog? Te ouderwets.
- diner: Dit lijkt geschikt, past bij de avond en bij een restaurant
- lunch: Dat is iets voor tussen de middag en niet voor 's avonds
Je ziet dat de context ('tekstomgeving') waarin je het woord gebruikt, bepalend is voor je woordkeuze.
Het juiste woord op de juiste plaats, daar gaat het om!
Een kleine oefening
In de volgende tekst is telkens net het verkeerde woord gekozen (vet gedrukt). Vervang deze vet gedrukte woorden steeds door een passend synoniem. Je kunt daarbij natuurlijk gebruik maken van www.synoniemen.net
Toen de docent te laat binnenkwam, zaten de meeste leerlingen gezellig te converseren.
De burgemeester liet het deftige gezelschap even in de steek met de woorden: "Excuseert u mij, ik heb last van zweet, ik ga me even opknappen op de plee."
De misdadiger hoorde de uitslag van de rechter uiterlijk onbewogen aan.
"Dag mijn beste Victor," zei Sinterklaas tegen het zesjarige ventje. "Ik hoor dat je je dit jaar niet onberispelijk hebt gedragen!"
De wethouder begroette koningin Maxima met de woorden: "Dag dame! Welkom op dit geinige feest."
De arts zei: "Met de juiste medicijnen kan ik uw arm waarschijnlijk weer helemaal repareren."
De verkoopster pakte een andere jurk en zei tegen mijn moeder: "Voor die jurk heeft u niet de juiste vorm."
De docent zei: "Je moet je beter aan onze overeenkomst houden."
De leerling antwoordde: "Meneer, kunnen we daar misschien na de les even over babbelen?"
De tekenleraar kon aan haar schilderijen zien dat Lena veel verbeelding had.
Hij vond wel dat ze wat dunnere kwasten had moeten gebruiken.
Vergelijk de woorden die jij hebt gekozen met de woorden die een klasgenoot heeft gekozen. Hebben jullie dezelfde woorden gekozen? Bespreek verschillen.
Stap 4
Je gaat nu samen met een klasgenoot aan de slag met het maken van het eindproduct: een kruiswoordraadsel.
Aanpak:
Zoek eerst een kruiswoordpuzzel op in een krant of op internet. Zorg dat jullie begrijpen hoe het invullen van een kruiswoordraadsel werkt.
Maak nu samen een lijstje met minimaal 20 woorden met van ieder woord een synoniem.
Maak met de 20 woorden een ingevuld kruiswoordraadsel op ruitjespapier. Zorg dat ieder woord minimaal met één ander woord verbonden is.
Maak nu het echte kruiswoordraadsel. Schrijf de omschrijvingen (de synoniemen) naast de puzzel.
Maak een kopie van jullie kruiswoordraadsel en vraag een andere klasgenoot om de puzzel op te lossen.
Tip
Op internet zijn er verschillende websites te vinden die jullie kunnen helpen bij het maken van een kruiswoordraadsel.
Verderkijker
De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.
Voor het onderdeel Synoniemen zijn de volgende items geselecteerd.
In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onzehelpdesk.
Afsluiting thema
Eindopdracht
Je gaat het thema ‘Wie ben ik?' afronden.
Wat ga je maken?
Je gaat als eindproduct een Facebookpagina maken van iemand die in het verleden leefde: echt of gefantaseerd.
Wie deze Facebookpagina bezoekt, moet echt het idee krijgen dat deze persoon hem zelf heeft geschreven!
Je moet je dus zo goed mogelijk inleven en doen alsof je die persoon zelf bent. Daarvoor moet je om te beginnen veel informatie verzamelen, die je kunt gebruiken: teksten, maar ook foto's, kaarten en tekeningen.
Vraag je geschiedenisdocent om ideeën, doe inspiratie op bij www.entoen.nu of kies uit deze mogelijkheden:
Fantasiepersonen:
Ishanna, een priesteres uit Babylon
Marcus, een Romeinse soldaat
Rowald, een Engelse ridder
Rufina, een Middeleeuwse jonkvrouw
Anthonie, een matroos bij de VOC
Echte personen:
Spartacus, een Romeinse gladiator
Hannie Schaft, een verzetsstrijdster in de Tweede Wereldoorlog
Groepsgrootte
Je maakt het eindproduct alleen.
Tijd
Je hebt ongeveer twee lesuren nodig voor het maken van je pagina.
Aan de slag
Om te beginnen kies je een persoon die je interessant of sympathiek vindt. Zoek de belangrijkste informatie over deze persoon bij elkaar: teksten, afbeeldingen enzovoort.
Probeer te weten te komen wat deze persoon in zijn/haar leven allemaal meemaakte, zodat je je kunt inleven en er iets over vertellen op je pagina.
Je hoeft natuurlijk lang niet alles te vertellen, maar moet een persoonlijke keuze maken!
Bewaar de gegevens van je informatie: internetadressen, boektitels enz. - die gegevens moet je vermelden, zodat iedereen kan nagaan waar je je informatie vandaan hebt.
Maak nu een nieuw Facebookaccount aan onder de naam van je hoofdpersoon.
Let op! Als je zelf al een Facebookaccount hebt kun je een pagina aanmaken die de dan kan beheren en vullen.
In plaats van Facebook kun je ook gebruik maken van Google Plus.
Daarvoor heb je een Gmailaccount nodig.
Zet foto’s en afbeeldingen in je nieuwe account. Kies ook een geschikte afbeelding die als portret kan dienen (let op de rechten!).
Schrijf in je profiel de belangrijkste en interessantste gegevens over jezelf. Het is niet verboden te fantaseren!
Schrijf ook berichten die passen bij je leven en alles wat je hebt meegemaakt. Leef je goed in en schrijf echt alsof je die persoon bent!
Vergeet niet, je bronnen te vermelden (zie stap 1).
Als je Facebookpagina behoorlijk compleet is, kun je elkaar toevoegen als vrienden. Reageer op elkaars berichten, stel vragen, en maak gebruik van andere Facebookmogelijkheden. Vergeet niet je docenten Nederlands en geschiedenis uit te nodigen!
Beoordeling
Bij de beoordeling let je docent op de volgende punten:
Ziet de pagina er netjes en verzorgd uit.
Komen verschillende aspecten uit het leven va.n de persoon naar voren.
Staan de berichten in chronologische volgorde.
Is het geschreven in de ik-vorm.
Passen de afbeeldingen bij de berichten.
Klaar?
Stuur je docent de link naar de facebookpagina.
Beoordeling
Gebruik de rubrics bij het beoordelen van de Facebookpagina.
Inhoud max. 50 punten
goed: Je hebt je helemaal ingeleefd en vertelt veel over 'jouw' leven. Die verhaaltjes zijn leuk en boeiend. Ze zouden echt gebeurd kunnen zijn.
voldoende: Je hebt je ingeleefd in iemand van vroeger en de verhalen die je vertelt zijn geloofwaardig of echt gebeurd.
onvoldoende: Je zelf die persoon bent. De feiten die je vertelt kunnen niet kloppen. Je hebt te weinig afbeeldingen toegevoegd.
Vorm max. 50 punten
goed: De kleuren en het format van je pagina passen heel goed bij de persoon, je hebt die zelf aangepast. De afbeeldingen zijn goed gekozen en afwisselend. De teksten zijn leuk om te lezen en goed gespeld.
voldoende: De vormgeving, kleuren enzovoort van je pagina passen bij de persoon of de tijd waarover het gaat. Je teksten zijn goed leesbaar en bevatten niet teveel fouten.
onvoldoende: De vormgeving van je pagina past niet goed bij de tijd of de persoon. De teksten zijn slordig geschreven met teveel fouten. De pagina is te saai.
Werkwijze
Groepsgrootte
Je maakt het eindproduct alleen.
Tijd
Je hebt ongeveer twee lesuren nodig voor het maken van je pagina.
Benodigdheden
Een computer met internetverbinding
Een facebookaccount of een Gmailaccount
Stap1
Om te beginnen kies je een persoon die je interessant of sympathiek vindt. Zoek de belangrijkste informatie over deze persoon bij elkaar: teksten, afbeeldingen enzovoort.
Probeer te weten te komen wat deze persoon in zijn/haar leven allemaal meemaakte, zodat je je kunt inleven en er iets over vertellen op je pagina.
Je hoeft dus lang niet alles te vertellen, maar moet een persoonlijke keuze maken! Bewaar de gegevens van je informatie: internetadressen, boektitels enz. - die gegevens moet je vermelden, zodat iedereen kan nagaan waar je je informatie vandaan hebt.
Maak nu een nieuw Facebookaccount aan onder de naam van je hoofdpersoon.
Let op! Als je zelf al een Facebookaccount hebt kun je een pagina aanmaken die de dan kan beheren en vullen.
In plaats van Facebook kun je ook gebruik maken van Google Plus. Daarvoor heb je een Gmailaccount nodig.
Stap2
Zet foto’s en afbeeldingen in je nieuwe account. Kies ook een geschikte afbeelding die als portret kan dienen.
Schrijf in je profiel de belangrijkste en interessantste gegevens over jezelf. Het is niet verboden te fantaseren!
Schrijf ook berichten die passen bij je leven en alles wat je hebt meegemaakt. Leef je goed in en schrijf echt alsof je die persoon bent!
Vergeet niet, je bronnen te vermelden (zie stap 1).
Als je Facebookpagina behoorlijk compleet is, kun je elkaar toevoegen als vrienden. Reageer op elkaars berichten, stel vragen, en maak gebruik van andere Facebookmogelijkheden. Vergeet niet je docenten Nederlands en geschiedenis uit te nodigen!
Lees onder het kopje beoordeling hoe het eindproduct beoordeeld wordt. Pas je pagina eventueel nog wat aan.
Tevreden?
Laat het eindproduct dan beoordelen door jullie docent.
Terugkijken
Hoe is het gegaan?
Schrijf voor jezelf op:
Hoe vond je deze opdracht?
Vond je het moeilijk om je in te leven?
Was het lastig om de juiste informatie te selecteren?
Beantwoord ook deze vragen:
Denk je dat het belangrijk is om goede informatie te leren selecteren voor een opdracht? Waarom?
Vind je het leuk om gefantaseerde teksten te schrijven. Waarom?
Deel de antwoorden op deze twee vragen met elkaar op je Facebookpagina!
Het arrangement Thema02: Wie ben ik? hv12 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Marjan van de Vrie
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-04-04 11:32:22
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
In je eindopdracht bij dit hoofdstuk maak je een Facebook- pagina waarin je doet alsof je een persoon uit het verleden bent. Je mag zelf kiezen wie!
Allerlei leuke en interessante gegevens over die persoon verwerk je alsof je het zelf was! Kun jij je inleven in iemand uit het verleden?
Leerniveau
VWO 2;
HAVO 1;
VWO 1;
HAVO 2;
Leerinhoud en doelen
Schrijven;
Nederlands;
Schrijfvaardigheid;
Begrippenlijst en taalverzorging;
Begrijpen;
Literatuur;
Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands);
In je eindopdracht bij dit hoofdstuk maak je een Facebook- pagina waarin je doet alsof je een persoon uit het verleden bent. Je mag zelf kiezen wie!
Allerlei leuke en interessante gegevens over die persoon verwerk je alsof je het zelf was! Kun jij je inleven in iemand uit het verleden?
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Wel of geen fictie?
Wel of niet gebaseerd op feiten?
Persoonsvorm-1
Persoonsvorm
Nieuwswaarde
Synoniemen
Synoniemen
Synoniemen
Synoniemen
Synoniemen
Synoniemen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.