Doelgroepen en verpleegplannen

Doelgroepen en verpleegplannen

hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1, Het leven

Inleiding

Er zijn veel boeken geschreven over ontwikkeling van de mens, wat is normale ontwikkeling, welke ontwikkeling is afwijkend. Het gaat te ver om hier een heel boekwerk in de reader te doen. In dit hoofdstuk wordt een globaal beeld gegeven van een normale ontwikkeling van een kind naar een puber naar een volwassene naar een oudere. Daarbij worden de meest voorkomende ontwikkelingsproblemen kort benoemd.

Prenataal

Op het moment dat de conceptie plaatsvindt, de bevruchting van de eicel van de vrouw door een zaadcel van de man, kan worden gesproken over het begin van het leven. Na verschillende delingen ontstaat er een embryo, wat uitgroeit tot een foetus en daarna tot een baby. In de eerste periode van de zwangerschap is de kans op fouten het grootst. De eerste delingen van de versmolten cellen gaat regelmatig fout, er ontstaat een embryo wat bijvoorbeeld geen hartje heeft, waarna er een miskraam volgt. Het delen van de cellen in de eerste periode en het aanleggen van allerlei organen is een zeer precair proces wat eenvoudig kan worden verstoord. Dit is een natuurlijk selectieproces wat door het lichaam van de vrouw wordt geregeld.

Echter dit is geen waterdicht systeem, dit afstoten van een niet levensvatbare of een afwijkend embryo. Soms is de afwijking in het begin niet zo groot en wordt de cellenklomp wel een embryo en groeit het uit tot een kind wat geboren zal worden. (Bleker, Huyghebaert, Schutte, 1990)

Naast deze natuurlijke fouten kan het gedrag van de moeder ook invloed hebben op de ontwikkeling van het kind in haar buik. Zeker als deze invloeden in de eerste drie maanden van de zwangerschap plaatsvinden. Tijdens deze periode wordt het kindje gevormd, grofweg is te zeggen dat na de eerste drie maanden, het eerste trimester, het kind alleen maar hoeft te groeien om geboren te worden, invloeden van bijvoorbeeld drank, drugs en medicatie zijn dan kleiner omdat de celdeling om alles in basis te vormen al voorbij is. Echter deze invloeden komen ook in de tweede en derde trimester via de navelstreng wel bij het kind binnen.

Al deze fouten die tijdens de aanleg van het kindje worden gemaakt worden aangeboren afwijkingen of defecten genoemd.

Tijdens de geboorte is de kans op complicaties ook aanwezig. Een  van de meest voorkomende complicatie is het zuurstoftekort tijdens de bevalling. Dit kan plaatsvinden doordat het kind te lang in  het baringskanaal blijft zitten door bijvoorbeeld een niet goede houding van het kind (een stuitligging, een arm langs het hoofd etc), of dat de navelstreng om het kind heen gedraaid is en dat de bloedtoevoer (=zuurstoftoevoer) wordt belemmerd omdat de navelstreng dichtgeknepen wordt. Of het kind begint al te ademen terwijl het nog niet geboren is zoals bij een stuitligging kan plaatsvinden.

Het eerste jaar.

Een kind heeft een spectaculaire ontwikkeling tijdens het eerste jaar, het wordt van een baby die volledig afhankelijk is van zijn verzorgers een kind wat soms al kan lopen, een paar woorden kan zeggen en door heeft dat hij een individu is.  Deze ontwikkeling vindt volgens een vast patroon plaats.

De motorische ontwikkeling gaat grofweg langs dit pad. Het begint bij het hoofd en eindigt bij de voeten. Het kind kan zijn hoofdje optillen (3 mnd), kan daarna zich opdrukken met zijn armen (4 mnd), leert omrollen (5mnd), gaat zitten(6mnd), leert kruipen(7 mnd), gaat staan door zich op te trekken (9/10 mnd), staat los en zet stappen (11 mnd).

De woordontwikkeling is al net zo spectaculair, kinderen beginnen al met herkennen van woorden als zij nog in de buik zitten. Door imitatie en ontdekken van hun mond leren ze in de eerste weken al geluidjes maken. Het geeft het hem ook een fijn gevoel, wat stimuleert om dit vaker te doen. Als deze geluidjes positief bekrachtigd wordt door de omgeving zal het kind hier verder mee experimenteren. En door uit te proberen en bevestigd te worden in geluiden die op woorden lijken in de taal die de omgeving spreekt, zal ook dat de stimulans zijn om daarmee verder te gaan, het zogenaamde fail and error systeem. Door fouten te negeren en goede klanken te bekrachtigen ervaart een kind wat goede klanken zijn en kan hij daarmee verder.

Mentaal ervaart en kind in het eerste jaar dat hij een zelfstandig individu is. Bij geboorte is hij nog “versmolten” met zijn moeder, door ervaringen ervaart hij dat er meerdere personen zijn en op het moment dat de eenkennigheidperiode start, zo rond de 8ste maand, kan een kind onderscheiden wie belangrijk zijn voor hem en wie niet. (Rooijendijk, Dijt, Wijers, van Delft, 2011)

Het is natuurlijk makkelijk voor te stellen dat deze ontwikkelingen verstoord kunnen worden. De aangeboren afwijkingen die nog niet zichtbaar waren bij geboorte kunnen nu wel naar voren komen. Een of meerdere ontwikkelingen zullen niet volgens de normale patronen verlopen. Dit zijn aanwijzingen die wijzen op een gebrek of ziekte.

Bij opvoedproblemen of verstoorde omgevingen van een kind zal ook de ontwikkeling anders verlopen. Hierdoor kan een kind in zijn latere leven problemen krijgen.

Peuters

Deze periode loopt van het 1ste jaar tot het 4de jaar. In deze periode zal het kind zich ontwikkelen van een afhankelijk kind tot een zelfstandig denkend individu. De ouders worden minder belangrijk, het kind wordt zindelijk (tussen het 2de en 3de levensjaar), het leert sociale contacten te onderhouden, is in staat om een (korte) periode onder begeleiding van een andere volwassene gescheiden te zijn van zijn vaste verzorgers (Huizinga, Klok, Molenkamp, den Ridder, Ulijn-ter Wal, in ’t Veld-Rentier, 1998)

De motorische ontwikkeling gaat door, het kind kan lopen, rennen en klauteren. Het kan fietsen en soms als zwemmen. De fijne motoriek is ook ontwikkeld, het kan tekenen, gaat schrijfoefeningetjes doen De taalontwikkeling is zover dat een kind als hij vier jaar is kan vertellen wat hij heeft gedaan, met wie en of het leuk was. Zijn woordenschat is uitgebreid tot een gemiddelde van 1540 woorden. Het kind kan soms al lezen. Mentaal is het instaat om kleine opdrachten uit te voeren, kan zich voorstellen wat er kan gebeuren. Er is een start gemaakt met het ontwikkelen van een geweten. Peuters hebben inmiddels geleerd gevoelens te hebben, hebben de nee-periode meegemaakt (tussen het 2 en 3de levensjaar), kennen de begrippen mijn  en dijn. (Rooiendijk et al, 2011).

Ook nu kunnen er problemen optreden, door opvoeding, gebeurtenissen in het leven van het kind kan de ontwikkeling stagneren. De verschillende problemen beginnen uiteen te lopen. Doordat opvoeders een langere tijd invloed hebben gehad op die ontwikkeling van het kind wordt de invloed van nuture groter dan de invloed van nature (nuture = opvoeding, nature=aangeboren).

Schoolkinderen

Het schoolkind maakt een relatieve rustige periode door. Het leert allerlei vaardigheden, verbeterd zijn prestatie. Ook wordt vaak nu duidelijk waar een kind talent voor heeft. Het ene kind is goed in voetbal terwijl de ander meer sociaal is en zich ontwikkeld als de toneelspeler van de toekomst.

De omgeving waar een kind opgroeit heeft steeds meer invloed op zijn ontwikkeling, een kind wat in de stad opgroeit leert andere dingen dat een kind wat op het platteland opgroeit. Ook is de invloed van de opleiding of achtergrond van de ouders steeds zichtbaarder. Kinderen uit een streng gereformeerd gezin maken andere keuzes dan een kind uit een moslim gezin. Ook is het verschil in sekse duidelijk. In de peuterperiode is het ontdekken van de sekse een onrustige periode, nu is alles wel duidelijk en gebeurd er niet veel. Kinderen, zowel jongens als meisjes spelen met elkaar omdat ze elkaar leuk vinden of dezelfde interesse hebben, de sekse speelt hierbij vaak een ondergeschikte rol.

Net als in de peutereleeftijd neemt de invloed van de nature af en de nuture toe, omgeving en context van opgroeien heeft steeds meer invloed. Als een kind bijvoorbeeld op school gepest wordt kan dit in het latere leven, zelfs in de volwassenheid nog schade laten zien. Kinderen in deze leeftijd leren steeds meer zichzelf te zijn, ze kunnen langere tijd alleen zijn, leren hun grenzen, zowel fysiek als mentaal kennen en kunnen inzien dat dit een invloed heeft op de rest van hun leven (Wetenschap.infonu.nl, z.d.).

Puberleeftijd

In de periode die volgt, van 12 jaar tot ongeveer 18 jaar gebeurt er weer veel. Het kind maakt een hormonale sprong, in de pubertijd worden de geslachtskenmerk gevormd. Meisjes krijgen borsten, worden ongesteld, zijn in staat om zelf kinderen te baren. Jongens krijgen meer spieren, hun penis groeit, er komt schaamhaar. Deze periode van hormonale disbalans gaat gepaard met een mentale disbalans. De puber wordt onzeker over wat hij wil en kan, daarentegen zal hij juist stelliger zijn in zijn opvattingen. Pubers hebben vaak uitgesproken meningen en ventileren deze ook.

Al deze gebeurtenissen zijn er om uit te vinden wie de puber nu is. Hoor ik bij die groep of ben ik toch iemand anders. Een veilige omgeving is in die tijd waarin de puber tegen de grenzen aanschopt belangrijk. Ouders lijken minder belangrijk te worden, maar juist omdat een puber zich moet afzetten om zijn eigen persoonlijkheid te ontdekken, is een duidelijke grens belangrijk.

Verschillen in kinderen worden duidelijker, seksuele voorkeuren worden gevormd, de eerste verliefdheden treden op. Deze periode bestaat ook uit experimenteren met de normen en waarden van de gevestigde orde. Kleding, gebruik van middelen, aansluiten bij groeperingen, alles om uit te vinden wie de puber is.

Problemen die kunnen ontstaan zijn bijna altijd gerelateerd aan het ontwikkelen van de persoonlijkheid. Persoonlijkheidsstoornissen, psychiatrische problemen kunnen in deze periode aan het licht komen. Pubers met aanleg voor psychosen krijgen aan het eind van deze periode vaak hun eerste episode. (Kenniscentrum.kjp.nl, z.d.)

Adolescentie en jong volwassenen

Na deze periode volgt een periode van adolescentie. Deze periode kenmerkt zich door voorbereiding op het volwassenen leven. Mensen krijgen hun eerste baan, er wordt gezocht naar een levenspartner, er wordt een gezin gesticht. Anderen gaan studeren en komen daar nieuwe groepen tegen. In deze periode komt ook het besef dat het leven wat men voor zich heeft nog wel te beïnvloeden is maar veel minder dan in de periode van de puberleeftijd. Het verantwoordelijkheidsgevoel wordt groter, het besef dat handelingen gevolgen hebben voor de toekomst wordt groter. Het begin van deze periode kan worden geien als het fysieke hoogtepunt uit het leven. Het hele lichaam is ingericht om zich voort te planten, zowel fysiek als mentaal.

In deze periode komt ziekte minder voor, mensen die ziek zijn, zijn dit in de voorafgaande perioden al geworden. Nieuwe ziekten worden vaak pas in een later stadium, tussen het 35ste en 40ste levensjaar zichtbaar.

Volwassenheid

In de volwassenheid, de periode na het 30ste levensjaar, wordt als het ware de rekening gepresenteerd van de voorafgaande periodes. Mensen die goed voor zichzelf hebben gezorgd op allerlei gebied, gaan vaak relatief makkelijk door deze periode heen. Mensen die minder goed voor zichzelf hebben kunnen zorgen, merken dat de aftakeling is begonnen. Ze kunnen ziekten krijgen, het leven veranderd niet meer, de keuzes en het pad is uitgestippeld. En mocht iemand dit graag willen veranderen kost dit veel meer inspanning dan voorheen.

Invloed van levensgebeurtenissen, zoals  het krijgen van kinderen, het overlijden van ouders, trouwen en/of scheiden, het kopen van een huis is groot. Het besef van vergankelijkheid begint zijn intrede te doen. Vaak wordt deze periode niet gezien als dusdanig, door de drukte voor bijvoorbeeld gezin en werk is daar nog geen tijd voor.

De tweede periode van volwassenheid, die van boven de 40, kenmerkt zich doordat de vergankelijkheid nu wel zichtbaar wordt. Het naderen van de grens van 50 jaar geeft sommige mensen een groot stressgevoel, daarna is er minder leven over dan dat eral is afgelegd. Meno en penopauze doen zijn intrede. Het lege nestsyndroom kan komen omdat kinderen inmiddels volwassen zijn. Maar ook de uitspattingen van een midlifecrisis. Het verlies van de jeugdigheid, in deze periode niet meer tee ontkennen, maakt dat men juist dan weer tot die jeugdige groep wil horen. De pijn om te moeten constateren dat er niet meer een heel leven voor iemand ligt veroorzaakt dit gedrag. (Nl.wikipedia.org, z.d.)

Problemen die mensen ondervinden zijn van psychotische en lichamelijke aard. Het lichaam raakt op en kan ziektes laten zien. Het is bekend dat de verschillen door ziekte bij mensen van 50 groter wordt. Deze trend zal zich voortzette. Waardoor een kleine groep mensen hoogt bejaard wordt met relatief weinig lichamelijke en psychische problemen. En de grote groep die voorheen al overlijd vaak wel allerlei klachten en ziekten hebben.

Ouderen

Veel ouderen hebben gebreken. Ze zijn lichamelijk niet meer zo sterk, ze kunnen mentaal minder verwerken. Echter niet alle ouderen ervaren hier ziektelast van. Het is zelfs zo dat veel ouderen, die zich voorbereiden op de ouderdom, helemaal geen problemen ervaren. Zij zijn in staat om met aanpassingen een goed leven te hebben waar ze tevreden over zijn. Thuiszorg die hen met kleine edelen van hun even assisteert maakt dat mensen lang thuis wonen. De gang naar het verzorgingshuis of verpleeghuis wordt niet door iedereen gemaakt.

Wel zal een oudere regelmatig tee maken krijgen met ziekten. Hoe ouder iemand wordt, hoe meer kans er bestaat dat een ziekteproces begint. Omdat in Nederland de gezondheidszorg hoog is, worden mensen ook steeds ouder. Hierdoor komen Multi morbiditeit (het voorkomen van 2 of meer chronische ziekten) steeds meer voor. daarbij kan het zijn dat behandeling op den duur niet meer mogelijk is. Alle afzonderlijke ziekten zijn prima te behandelen maar door de co morbiditeit van ziekten (de invloed die ziekten op elkaar hebben, de conflictueuze medicatie) zijn ziekten niet meer  te behandelen. (Nursing.nl, z.d.)

Eenzaamheid komt wel meer voor bij ouderen, ze hebben vaak al meerdere verliesmomenten gehad en hoe ouder ze worden hoe meer mensen die zij kennen komen te overlijden. Het gevoel van overblijven is hierdoor groot. Veelal worden ze op latere leeftijd alleenstaand, dit is voor velen een schrikbeeld.

Het krijgen ven ziekten die de persoonlijkheid aantast, vormen van dementie, Parkinson en psychische problemen, vormt een grote angst voor mensen. Zeker omdat behandeling niet (meer) mogelijk is.

 

Colofon

Het arrangement Doelgroepen en verpleegplannen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

Auteur
Hilda Oosterkamp Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-05-27 10:55:45
Licentie

Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

  • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
  • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
  • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Daarnaast hebben Linda Maring en Petra Tholen mede ervoor gezorgd dat de informatie en lesplannen werden samengesteld

Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

Toelichting
in deze wiki hebben we voor de opdracht doelgroepen een reader gemaakt waarbij de WIKI ondersteunend is.
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld

Bronnen

Bron Type
Zorgpaden in de Jeugdgezondheidszorg
https://www.youtube.com/watch?v=cXfQ6HSCR-w&t=179s
Video
leven met hersenletsel
https://www.youtube.com/watch?v=qCPuM2zQwME&feature=youtu.be
Video
thuiswonen met dementie
https://www.youtube.com/watch?v=vv2rpCJwsf8&feature=youtu.be
Video
Scheemders beginnen opvanghuis voor zoon met syndroom van Dow
https://www.youtube.com/watch?v=7GlyjrYIAgc
Video
close
Colofon
gemaakt met Wikiwijs van kennisnet-logo
open