Staatsvorming - vmbo12

Staatsvorming - vmbo12

Staatsvorming

Intro

Tussen 1000 en 1500 ontstonden er landen die werden bestuurd door één koning.
In deze opdracht leer je hoe koningen steeds meer macht kregen en een sterk bestuur opbouwden

Kijk naar het volgende filmpje. Wat veranderde er in de macht van de koning?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • beschrijven wat centraal bestuur betekent. 
  • drie kenmerken noemen van centraal bestuur.
  • uitleggen waarom de koning onenigheid kreeg met de adel en de steden toen hij een centraal bestuur probeerde in te stellen.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Lees de Kennisbank: Verhouding tussen vorst en adel.

Zet daarna zinnen over centralisatie in de goede volgorde.

Stap 2

Lees nog een keer de Kennisbank: Verhouding tussen vorst en adel.

Beantwoord vragen over de belastingen en de legers.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippen

Hier vind je de kennisbank en de begrippenlijst die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A

Maak de toets: Staatsvorming

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.



Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Verhouding tussen vorst en adel

Tussen 1000 en 1500 ontstonden landen met één vorst als leider. In deze tijd veranderde de verhouding tussen de vorst en de adel.

Adellijke families beschouwden het land dat ze van de vorst hadden gekregen (het leen) als hun eigen bezit. Ze gaven het vaak door aan hun kinderen, alsof het erfelijk was. Dat was eigenlijk niet de bedoeling, maar de vorst kon dat meestal niet tegenhouden. De adel had daardoor veel macht.

Om sterker te worden, wilden vorsten een centraal bestuur en een vast leger. Daarvoor hadden ze meer geld nodig, dus verhoogden ze de belastingen.

Lees in de Kennisbank meer over de verhouding tussen vorst en adel.
Beantwoord daarna de vragen.

Stap 2: Belastingen, leger en ambtenaren

Belastingen waren de belangrijkste bron van inkomsten voor koningen en vorsten. Ze hadden veel geld nodig voor hun leger en een luxe leven aan het hof. Om hun macht te laten zien, woonden ze in grote kastelen met dure spullen en kunst.

Ook de adel leefde in luxe en wilde laten zien dat ze net zo rijk waren als andere machtige families in Europa. Edelen zagen hun leen steeds meer als hun eigen bezit. Dat was lastig voor de koning, want hij had hun steun nodig in oorlogen.

Maar de adel wilde steeds minder helpen. Daarom stelden koningen een eigen leger in: een permanent leger met vaste soldaten. Zo waren ze niet meer afhankelijk van edelen.

Zo’n leger kostte veel geld. Daarom stelde de koning ambtenaren aan om het bestuur te regelen en belastingen te innen. Ambtenaren waren goed opgeleid en werkten direct voor de koning. Ze kregen hun loon van hem en waren daarom trouwer dan de adel, die vooral aan zichzelf dacht.

 

Lees in de Kennisbank meer over belastigen, leger en ambtenaren.

Beantwoord daarna de vragen.

Afronding

Begrippen

Leger
Houdt zich bezig met het verdedigen van de staat (het land).

Permanent leger
De soldaten zijn vast in dienst van de koning. Ook als er vrede is.

Leenman

Een leenman kreeg een stuk land van een leenheer. In ruil daarvoor moest hij taken doen en de leenheer helpen in de oorlog.

Centralisatie
Het land wordt bestuurd vanuit één plek door de koning en zijn helpers (ambtenaren).
Hof/hofleven
De mensen om de koning heen, zoals bedienden, adviseurs en bestuurders. Het hof was ook het centrum van het bestuur.
Centraal bestuur
De koning regelt alles vanuit één stad (meestal de hoofdstad). Ambtenaren helpen hem, bijvoorbeeld met het innen van belasting.
Adel
Rijke en belangrijke mensen, zoals graven en hertogen, die land kregen van de koning in ruil voor hulp.
Directe dienaar
Een ambtenaar die werkt voor de koning en van hem loon krijgt. Hij is trouw aan de koning.
Ambtenaren
Mensen die werken voor de koning. Ze zijn goed opgeleid en helpen met het besturen van het land.
Bezit
Wat van jou is, waar je eigenaar van bent.
Verhouding
De manier waarop mensen of groepen met elkaar omgaan.
Vorst
Een andere naam voor koning. Hij is de baas van een land.

Eindopdracht: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets 'Staatsvorming'.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • beschrijven wat centraal bestuur betekent.
  • drie kenmerken noemen van centraal bestuur.
  • uitleggen waarom de koning onenigheid kreeg met de adel en de steden toen hij een centraal bestuur probeerde in te stellen.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Had je voldoende tijd om de opdrachten te maken? Hoe kwam dit?
  • Inhoud
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht Toets Staatsvorming
    Hoe ging het beantwoorden van de vragen? Wat vond je moeilijk en wat makkelijk?
  • Het arrangement Staatsvorming - vmbo12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-08-17 14:24:16
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO leerjaar 1 en 2. Dit is tijdvak 4 met het onderwerp Staatsvorming. De periode 1000-1500 is een belangrijke periode voor het ontstaan van landen onder leiding van één vorst. Hoe de koningen en vorsten erin slaagden een centraal gezag in te stellen, daarover gaat deze opdracht. Het materiaal bespreekt wat centraal bestuur is, wat drie kenmerken zijn van centraal bestuur en waarom de koning onenigheid kreeg met de adel en de steden toen hij een centraal bestuur probeerde in te stellen. Begrippen die bij deze les horen zijn: leger, permanent legen, centralisatie, hof/hofleven, leenman, centraal bestuur, adel, directe dienaar, bezit, verhouding, vorst.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Begin van staatsvorming en centralisatie; Geschiedenis; De tijd van steden en staten (1000 - 1500);
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    adel, arrangeerbaar, centralisatie, geschiedenis, hof/hofleven, permanent leger, staatsvorming, stercollectie, vmbo12, vorst
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Belastingen, leger en ambtenaren

    Staatsvorming

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.