Begrippen

Verhouding tussen vorst en adel

Leger
Een krijgsmacht of leger houdt zich bezig met het verdedigen van de staat.

Permanent leger
Een leger dat ook in tijden van vrede in dienst wordt gehouden. De soldaten zijn vast in dienst van de koning.

Leenman
Iemand die een leen, een grondgebied, heeft ontvangen van een leenheer. In ruil daarvoor moest de leenman bepaalde taken uitvoeren en zijn leenheer beschermen door te vechten in de strijd.

Centralisatie
Het besturen van een land vanuit één centraal punt door de vorst en zijn ambtenaren.
Hof/hofleven
Alle personen waarmee een koning of vorst zich omringt. De hofhouding bestond niet alleen uit de huishouding van de vorst. De hofhouding vormde ook het bestuurlijke centrum van een staat.
Centraal bestuur
De vorsten gingen centraal – vanuit één punt (de hoofdstad) - hun gebied besturen. Daarvoor stelden ze ambtenaren aan. Die moesten de belastingen innen.
Adel
De adel bestond uit graven, hertogen en andere leenheren die van de vorst een stuk grond als 'leen' hadden ontvangen. De adel was rijk en machtig.
Directe dienaar
Ambtenaren waren directe dienaren in dienst van de koning of vorst. Ze ontvingen loon en daarom waren ze erg trouw aan de koning.
Ambtenaren
Ambtenaren waren goed opgeleid en in dienst van de koning. Zij werden de vertegenwoordigers van de staat.
Bezit
Wat van jou is, waar je eigenaar van bent.
Verhouding
Onderling verband.
Vorst
Een monarch, ook wel vorst of koning genoemd, is een staatshoofd. Een vorst heeft het gezag over het gebied waar hij of zij over regeert.