Je leert hoe je een plaats op aarde aan kunt geven.
Je maakt een opdracht over klimaatzones.
Je bestudeert hoe neerslag ontstaat.
Je onderzoekt hoe het is om te leven in extreme klimaten.
En je maakt een opdracht over de opwarming van de aarde.
Met alle kennis die je tijdens het werken aan dit thema verzamelt, maak je aan het eind van het thema een eindtoets over klimaten.
Genoeg te doen. Aan de slag.
Veel plezier.
Leerdoelen
Aan het eind van het thema kan ik:
Opdracht
de positie van de aarde in ons zonnestelsel beschrijven.
Aarde
aangeven hoe de aarde is opgebouwd met gebruikmaking van de begrippen: aardkorst, mantel, kern en atmosfeer.
Aarde
de positie van een plaats op aarde aangeven met gebruikmaking van de begrippen: lengtegraad en breedtegraad, parallellen en meridianen
Aarde
aangeven in hoeveel dagen de aarde rond de zon draait en waarom er een schrikkeljaar is ingesteld. Ook kun je uitleggen waarom er zomer en winter is.
Aarde
de klimaatzones met elkaar vergelijken door te kijken naar verschillen in temperatuur en naar verschillen in flora en fauna.
Klimaatzones
Klimaten
de vier klimaatzones noemen en aangeven in welke volgorde je ze tegenkomt als je van de evenaar naar een van de polen reist.
Klimaatzones
Klimaten
redenen voor klimaatverschillen tussen gebieden noemen en verklaren.
Klimaten
minimaal vijf verschillende vormen van neerslag omschrijven.
Klimaten
het verschil beschrijven tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens.
Klimaten
Neerslag en wind
het begrip luchtdruk omschrijven, waarmee je luchtdruk kunt meten en welke meeteenheid wordt gebruikt.
Neerslag en wind
omschrijven wat de relatie is tussen luchtdruk en wind.
Neerslag en wind
voorbeelden geven van extreme klimaten/klimaatzones.
Extreme klimaten
aan de hand van een voorbeeld beschrijven dat het leven op de Noordpool anders is dan het leven in Nederland.
Extreme klimaten
aan de hand van een voorbeeld beschrijven dat het leven in de woestijn anders is dan het leven in Nederland.
Extreme klimaten
het begrip versterkt broeikaseffect omschrijven. Je kunt ook een oorzaak en een gevolg van het versterkt broeikaseffect noemen.
Opwarming van de aarde
benoemen dat toename van broeikasgassen in de atmosfeer leidt tot temperatuurstijging en welke drie mogelijke problemen dat met zich mee kan brengen.
Opwarming van de aarde
Planning
Planning
De module 'Weer en klimaat' bestaat uit de volgende onderdelen:
Onderdeel
Tijd
Eindproduct
Inleiding
0,5 lesuur
-
Opdracht: Aarde
2 lesuren
Toets Aarde
Opdracht: Klimaatzones
2 lesuren
Poster
Opdracht: Klimaten
2 lesuren
Eigen keuze
Opdracht: Neerslag
2 lesuren
Regenmeter
Opdracht: Extreme klimaten
2 lesuren
Twee brieven
Opdracht: Opwarming van de aarde
2 lesuren
Cartoon
Afsluiting
1 uur
Toets
Totaal
13,5 lesuren
Werkplan
Werkplan
Het thema weer en klimaat 1 bestaat uit zes opdrachten en een afsluiting. Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan schrijf je op welke onderdelen je hebt gedaan.
minimaal drie planeten uit ons zonnestelsel noemen.
de begrippen omlooptijd en omwentelingstijd omschrijven.
uitleggen waardoor wij dag en nacht kennen.
de begrippen volle maan en nieuwe maan omschrijven.
de begrippen atmosfeer en ozonlaag gebruiken.
het verschil tussen parallellen en meridianen beschrijven.
het verschil tussen parallellen en meridianen beschrijven.
het begrip tijdzone omschrijven en je weet dat er op aarde 24 verschillende tijdzones zijn.
Eindproduct
Deze opdracht rond je af met een toets.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Video bekijken, informatie lezen en vragen over het zonnestelsel beantwoorden.
Stap 2
Alleen
Video bekijken, informatie lezen en vragen over de aarde beantwoorden.
Stap 3
Alleen
Video bekijken, informatie lezen en vragen over geografische coördinaten beantwoorden.
Stap 4
Alleen
Video bekijken, informatie lezen en vragen over de seizoenen beantwoorden.
Stap 5
Alleen
Toets Aarde maken.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1
Wat is een zonnestelsel?
Een zonnestelsel bestaat uit één of meerdere zonnen. Daaromheen draaien hemellichamen zoals planeten (en hun manen), planetoïden en kometen.
In ons zonnestelsel hebben wij slechts één zon. Het is het enige hemellichaam dat licht geeft. Alle andere objecten weerkaatsen dit licht. Daarom zien we soms delen van onze maan of zien we andere planeten van ons zonnestelsel aan de hemel.
De Zon is tevens het grootste hemellichaam binnen ons zonnestelsel en neemt 99,86% van de totale massa in beslag. Zij heeft een diameter van 1,39 miljoen kilometer.
Om de Zon draaien 8 planeten: Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Daarnaast zijn er een aantal dwergplaneten. Dwergplaneten zijn objecten groter dan een planetoïde, maar kleiner dan een planeet. Nog niet zolang geleden is besloten dat Pluto ook een dwergplaneet is en tot de planetengroep behoort. Planetoïden kun je zien als heel veel mini planeetjes bij elkaar die zich met name bevinden in een gordel tussen Mars en Jupiter. De meeste kometen zijn objecten van ijs met stof, afkomstig uit de baan tussen Saturnus en Uranus. Om deze reden worden ze ook wel ‘vuile sneeuwbal’ genoemd. Als een komeet te dicht bij de zon komt smelt het ijsoppervlakte. Hierdoor ontstaat er een stofstaart, wat een staartster wordt genoemd.
De ontelbare sterren die wij ‘s nachts zien zijn zonnen van andere zonnestelsels.
Het onderstaande filmpje geeft uitleg over het ontstaan van ons zonnestelsel.
In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je ook een onderdeel over het zonnestelsel. Bestudeer dat gedeelte.
Vragen
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
Ons zonnestelsel bestaat uit de zon, 7 planeten, 1 dwergplaneet en de maan.
Het enige hemellichaam dat licht geeft is de zon.
Dwergplaneten zijn kleiner dan planetoïden en planeten.
De 8 planeten die om de zon draaien zijn: Mercurius, Venus, de Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
De dwergplaneet Pluto behoort niet tot de planetengroep.
De planetoïdengordel bevindt zich tussen Saturnus en Uranus.
De meeste kometen bevinden zich tussen Mars en Jupiter.
Een komeet wordt ook wel een ‘vuile sneeuwbal’ genoemd.
Een staartster is een stofstaart afkomstig van een Planetoïde.
De sterren die wij ’s nachts zien zijn met name andere planeten.
Stap 2
De planeet aarde
Volgens wetenschappers is onze planeet pas 8 miljard jaar na de oerknal zich gaan ontwikkelen. Vanuit gas, stof en puin ontwikkelde de aarde zich tot een vaste materie. Daarna duurde het nog lang voordat de planeet leefbaar was. De eerste 3 miljard jaar was de aarde nog een gloeiende bol die langzaam afkoelde. Pas sinds 2 miljard jaar is er leven mogelijk op onze planeet. Dat leven blijft op aarde, en gaat niet door de ruimte zweven, doordat de binnenste kern zwaartekracht uitoefent.
Bestudeer uit de Kennisbank pagina 2 van het volgende onderdeel.
De aarde draait behalve om haar eigen as ook om de zon. In één jaar of 365,25 dagen is onze planeet een keer rond de zon gedraaid. Hij doet dit in een ellipsvormige baan die de aardbaan wordt genoemd. De 0,25ste extra dag wordt na iedere 4 jaar ingehaald doordat we een schrikkeldag hebben op 29 februari.
Ten opzichte van de zon hangt de aarde niet rechtop in haar baan, maar wijkt met de aardas altijd af met ongeveer 23,5 graden. De aarde helt, ten opzichte van de zon, beurtelings naar voren dan wel achteren. Alleen op 21 maart en 23 september staat de aarde (t.o.v. de zon) rechtop. De zon schijnt dan loodrecht op de evenaar of met andere woorden staat daar ’s middags tijdens haar hoogste punt loodrecht boven (zie tekening hierboven). Op de evenaar is er dan even geen schaduw. Dit gebeurt 2x per jaar. In Nederland breekt dan de lente of herfst aan.
Wanneer bij ons de lente is aangebroken kan de zon het Noordelijk halfrond steeds meer gaan beschijnen. De hoek van de zon t.o.v. de aarde wijzigt ongeveer met 2 graden in 8 dagen tijd. Door deze verschuiving zal de zon op het Noordelijk Halfrond per dag even na het middaguur steeds hoger komen en doordat de baan langer wordt (immers het duurt langer voordat de zon verdwijnt) zal de zon langer boven de horizon blijven. Het resultaat: de zon komt ’s morgens steeds vroeger op en gaat ’s avonds steeds later onder. Anders gezegd: de dagen worden langer en de nachten korter. Dat geldt voor het gehele gebied beneden de poolcirkel (66,5 graden Noorderbreedte). Boven deze graad gaat de zon in de nachten rond 21 juni niet of (bijna) niet onder. De zon staat dan recht boven de kreeftkeerkring (23,5 graden NB). In de zomer van het noordelijk halfrond, dus de winter van het zuidelijk halfrond, is het echter de gehele nacht donker op de Zuidpool.
In de winter (vanaf 22 december) op het noordelijk halfrond is het juist omgekeerd. De zon staat dan loodrecht boven de steenbokskeerkring. De zon gaat dan niet op in het noorden en niet onder in het zuiden.
Inval zon 21 juni
Inval zon 21 maart en 23 september
Inval zon 22 december
Vragen
Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?
De aarde draait in 365 dagen om de zon.
Een schrikkeldag is er omdat de zon in februari zich wat minder snel verplaatst.
De aardas staat niet rechtop maar staat ongeveer 23,5 graden scheef.
Op 21 maart staat de zon boven de evenaar.
Op 23 september staat de zon boven de kreeftkeerkring.
In de winter komt op de Noordpool op sommige plekken de zon niet op.
In de zomer gaat de zon op de Zuidpool op sommige plekken niet onder.
Als het bij ons zomer is dan is het op het zuidelijk halfrond winter.
Het is in de zomer langer licht dan in de winter omdat in de zomer de zon steeds lager komt te staan.
De zon staat 2x per jaar boven de evenaar.
Stap 5
Toets
Als eindproduct maak je de toets 'Aarde'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Om verder te mogen, moet je de score aan je docent laten zien en toestemming krijgen om door te gaan.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Noordpool
Geografisch gezien het meest noordelijke punt van de aarde.
Zuidpool
Geografisch gezien het meest zuidelijke punt van de aarde.
Zonnestelsel
Het geheel van de zon, planeten, manen en andere hemellichamen waar de aarde deel van uitmaakt.
Planeten
Hemellichamen die door de zwaartekracht aan de zon gebonden zijn.
Klimaatzones
Vooraf
In deze opdracht leer je dat er verschillende klimaatzones op aarde zijn.
Daarnaast leer je hoe de klimaatzones zijn ontstaan en zijn ingedeeld.
Kun je aangeven in welke klimaatzone wij wonen?
Eindproduct
Je maakt samen met een klasgenoot een eindproduct met als titel Klimaten.
Jullie kiezen zelf een manier die jullie het best bij deze opdracht vinden passen.
Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Jullie krijgen een goede beoordeling als:
het eindproduct als titel 'Klimaten' heeft.
in het eindproduct de drie factoren die het klimaat bepalen besproken worden.
het eindproduct origineel is.
het eindproduct er verzorgd uitziet.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Informatie lezen over het weer en het klimaat.
Stap 2
Alleen
Video bekijken en vragen over het tropisch klimaat beantwoorden.
Stap 3
Alleen + samen
Video bekijken en vragen over de droge klimaatzone beantwoorden en bespreken.
Stap 4
Alleen
Video bekijken en vragen over de gematigde klimaatzone beantwoorden.
Stap 5
Alleen + samen
Video bekijken en vragen over de koude klimaatzone beantwoorden en bespreken.
Stap 6
Alleen
Toets Klimaatzones maken.
Stap 7
Alleen
Poster met daarop een wereldkaart met de klimaatzones maken.
Benodigdheden
wit A3-vel
een printer
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Voor stap 1 t/m stap 5 ongeveer 1 lesuur en voor het maken van het eindproduct 1 lesuur.
Stap 1
Op de Noordpool is het weer anders dan in de tropen. Dat komt omdat er op de Noordpool een ander klimaat is dan in de tropen. Het weer is niet hetzelfde als het klimaat, maar het weer en het klimaat hebben wel met elkaar te maken.
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over Weer en klimaat.
GeoClips zijn korte filmpjes over aardrijkskundige onderwerpen.
In de volgende stappen ga je de GeoClip over klimaten bekijken. Na het bekijken van een deel van de clip beantwoord je steeds een aantal vragen.
Stap 2
Tropisch klimaat
Bekijk het eerste deel van de GeoClip over klimaten:
Beantwoord de volgende vragen. Klik op "Start" om te beginnen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Koude klimaatzone
Bekijk nu het vierde deel van de GeoClip over klimaten. Het vierde deel gaat over de koude zone.
Beantwoord tijdens het kijken de volgende vragen.
Waar liggen de koude klimaatzones?
Omschrijf het landschap in deze zone.
Wat voor soort begroeiing kom je tegen in de koude klimaatzone?
En wat begroeiing kom je niet tegen in deze zone?
Welke dieren leven er in deze zone?
Bespreek ook de antwoorden op deze vragen met een klasgenoot.
Stap 6
Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaatzones'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Afronding
Je gaat een poster op A3-formaat maken met daarop een wereldkaart met de klimaatzones.
Ga op internet op zoek naar een lege, zwart/wit kaart van de wereld. Plak de kaart op een leeg A3-vel. Bijvoorbeeld: wereldkaart
Geef op de wereldkaart de verschillende klimaatzones aan.
Schrijf bij de klimaatzones de belangrijkste kenmerken per klimaatzone.
Plak bij iedere klimaatzone minimaal twee foto’s. Eén foto waarop te zien welke flora er te vinden is in de klimaatzone en één foto waarop te zien is welke fauna er in de klimaatzone woont.
Schrijf op de poster ook een kort verhaal waarin je vertelt in welke klimaatzone jij het liefst zou wonen.
Begrippenlijst
Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3°C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.
Klimaten
Vooraf
Je weet dat er vier verschillende klimaatzones op aarde zijn. In Nederland spreek je van een gematigd klimaat. Ook in Polen spreek je van een gematigd klimaat en toch zijn er verschillen tussen het weer in Nederland en het weer in Polen. In deze opdracht kijk je naar natuurlijke elementen die invloed hebben op het klimaat.
Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kun je:
enkele kenmerken van de vier verschillende klimaatzones noemen.
redenen voor klimaatverschillen tussen gebieden noemen en verklaren.
Eindproduct
Als eindproduct maak je een poster. Op de poster komt een wereldkaart met de klimaatzones. Bij iedere klimaatzone plaats je afbeeldingen van flora en fauna die goed passen bij de klimaatzone.
Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Jullie krijgen een goede beoordeling als:
de klimaatzones op de kaart aangegeven zijn.
de belangrijkste kenmerken van de zone op de poster staan.
per klimaatzone aangegeven is welke flora en fauna je er aantreft.
op de poster staat waar jij het liefst zou willen wonen.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Informatie lezen over klimaatverschillen.
Stap 2
Alleen
Verschillen in het weer onderzoeken met behulp van het internet.
Stap 3
Alleen
Video bekijken, informatie lezen en de vraag over het land- en zeeklimaat beantwoorden.
Stap 4
Alleen + samen
Video bekijken en weetjes over klimaatfactoren bedenken en vergelijken.
Stap 5
Alleen
Toets Klimaten maken.
Stap 6
Samen
Eigen bedacht eindproduct over de factoren die het klimaat bepalen maken.
Benodigdheden
een Bosatlas
overige materialen afhankelijk van het eindproduct
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1
Klimaatinfo
Veelal worden er vier klimaatzones onderscheiden: de tropische klimaatzone, de droge zone, de gematigde zone en de koude zone.
Hieronder zie je 11 steden.
Gebruik internet (bijvoorbeeld: www.klimaatinfo.nl) of een atlas om uit te zoeken in welke klimaatzone de steden liggen.
Zoek in de landenlijst op deze webpagina het land op waar de stad in ligt en klik op de naam van het land.
Dan verschijnt er een pagina met een lijst van steden in dat land. Klik op de naam van de stad die je wilt hebben.
Lees op de pagina die dan verschijnt de inleiding. Die geeft een indruk van het klimaat in de stad.
Gebruik je de Bosatlas 53e druk, raadpleeg de kaart ‘De aarde staatkundig’ op pagina 190-191 en de kaart ‘Klimaatgebieden en zeestromen’ op pagina 196.
Gebruik je de Bosatlas 54e druk, raadpleeg de kaart ‘De aarde staatkundig’ op pagina 214-215 en de kaart ‘Klimaatgebieden en zeestromen’ op pagina 222.
1.Amsterdam
5.Parijs
9.Davos
2. Warschau
6.New York
10.Syndney
3.Buenos Aires
7.Los Angeles
11.Beijing
4.Tel Aviv
8.Tokio
Bestudeer vervolgens uit de Kennisbank het onderdeel over klimaatverschillen.
Amsterdam, Davos en Warschau liggen in dezelfde klimaatzone.
Toch zijn er grote verschillen tussen het weer in Amsterdam, het weer in Davos en het weer in Warschau.
Ga naar www.klimaatinfo.nl en zoek informatie over het weer in deze drie steden.
Vergelijk Amsterdam, Davos en Warschau op de volgende punten:
gemiddelde temperatuur in januari
gemiddelde temperatuur in juli
gemiddeld aantal uren zon per dag in januari
gemiddeld aantal uren zon per dag in juli
gemiddeld aantal mm neerslag per maand in januari
gemiddeld aantal mm neerslag per maand in juli
Zet de verschillen in een overzichtelijke tabel.
Schrijf een aantal redenen op waardoor het weer tussen deze drie steden verschilt.
Stap 3
Er bestaan op aarde meer klimaten. Welk klimaat er in een bepaald gebied heerst, hangt af van drie zaken, de natuurlijke elementen:
Ligt het gebied dicht bij de evenaar of juist dicht bij de polen?
Ligt het gebied dicht bij de zee of juist niet?
Ligt het gebied in een dal of in de bergen?
Bekijk het volgende filmpje op SchoolTV.
Amsterdam en Warschau liggen beiden in de gematigde klimaatzone.
Toch is er een verschil in klimaat. In Amsterdam is sprake van een zeeklimaat.
In Warschau spreek je van een landklimaat.
Welke van de volgende kenmerken horen bij een zeeklimaat?
En welke bij een landklimaat?
milde zomers
koude winters
hele jaar door regen
warme zomers
milde winters
veel sneeuw in de winter
Wist je het antwoord niet? Lees hier meer over klimaten:
Bekijk nu ook dit filmpje op op schooltv.
Bij iedere klimaatfactor kun je één of meerdere ‘Hoe…, hoe…’-zinnen maken.
Voorbeeld: Hoe verder een plaats van de evenaar ligt, hoe lager de gemiddelde temperatuur.
Maak zelf ook een aantal ‘Hoe…, hoe…’-zinnen.
Maak niet alleen zinnen over de gemiddelde temperatuur, maar ook over het aantal zonuren of de hoeveelheid neerslag.
Vergelijk de zinnen die jij gemaakt hebt, met de zinnen van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde ‘Hoe…, hoe…’-zinnen? Bespreek de verschillen.
Stap 5
Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Klimaten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Wanneer je deze oefentoets voldoende hebt gemaakt, ben je toe aan de echte toets.
Ga dan naar je docent om de toets te kunnen maken.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Jullie gaan aan de slag met het eindproduct.
Kies zelf een eindproduct waarmee jullie kunnen laten zien welke factoren het klimaat bepalen. Zorg dat de drie verschillende factoren die in de opdracht worden genoemd in het eindproduct terug komen.
Nog geen idee wat voor eindproduct jullie willen maken?
Kijk dan eens in de gereedschapskist (Flash) van StudioVO.
Klaar?
Het eindproduct moet beoordeeld worden door jullie docent.
Begrippenlijst
Breedteligging
De afstand van de evenaar tot een bepaald punt.
Hoogteligging
De afstand van een punt tot het gemiddelde zeeniveau (NAP).
Aanlandige wind
Zeewinden. Het gaat hier om winden die van zee komen en dan het land over gaan.
Aflandige wind
Landwinden. Het gaat hier om winden die van land komen en dan de zee over gaan.
Loefzijde
De kant van een gebergte die aan de windkant ligt.
Lijzijde
De kant van een gebergte die uit de windkant ligt. Ook wel de regenschaduw genoemd.
Zeestroom/Oceaanstroom
Continue stromingen van het zeewater aangedreven door de energie van de zon en de overheersende windrichting.
Zee
Het zoute water dat de landmassa’s op aarde omringt.
Neerslag en wind
Vooraf
In deze opdracht staat neerslag centraal.
Hoe ontstaat regen eigenlijk? En hagel en sneeuw? Waarom valt uit de ene wolk wel wat en uit de ander niet? Welke rol speelt neerslag in de waterkringloop? Hoe ontstaat een regenboog? Je gaat op zoek naar het antwoord op deze vragen.
Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kun je:
beschrijven hoe neerslag ontstaat.
minimaal vier verschillende vormen van neerslag noemen.
het verschil beschrijven tussen stijgingsregens, stuwingsregen en frontale regens.
het begrip luchtdruk beschrijven.
uitleggen wat luchtdruk en wind met elkaar te maken hebben.
aangeven waarvoor de schaal van Beaufort wordt gebruikt.
Eindproduct
Als eindproduct wordt er een regenmeter gemaakt. Deze regenmeter zul je vervolgens ook uit gaan proberen. Voor het maken van de regenmeter heb je de volgende spullen nodig:
een lege plastic fles
een schaar
plakband
een meetlat
knikkers/steentjes
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Video's bekijken, informatie lezen en vragen over neerslag beantwoorden.
Stap 2
Alleen
Vragen over de neerslaghoeveelheid beantwoorden met behulp van een bron.
Stap 3
Alleen
Informatie lezen en vragen over de wind beantwoorden.
Stap 4
Alleen
Toets Neerslag en wind maken.
Stap 5
Samen
Video bekijken en werkblad doorlezen om vervolgens een regenmeter te kunnen maken.
Op de website van SchoolTV vind je een groot aantal filmpjes over dit onderwerp, die filmpjes kan je hieronder vinden. Zoek in de filmpjes antwoord op de volgende vragen:
Hoe ontstaat regen?
Wat is de waterkringloop?
Wanneer zie je een regenboog?
Wat is het verschil tussen een bui in de buurt van de evenaar en een bui in de bergen?
Deze video is voor leerlingen in het basisonderwijs, maar laat wel duidelijk zien hoe regendruppels ontstaan.
Deze video is voor leerlingen in het basisonderwijs, maar laat wel duidelijk zien hoe sneeuwvlokken ontstaan.
Stap 2
Neerslaghoeveelheid
Sommige mensen denken dat het in Nederland altijd regent.
Dat valt gelukkig best mee.
Lees de onderstaande bron maar eens.
Nederland wordt wel eens een regenland genoemd. Toch gaan er in een normaal jaar altijd nog 131 dagen voorbij zonder ook maar één spatje regen. Op de overige dagen valt er in ons land gemiddeld over het land ongeveer 800 millimeter neerslag gedurende 580 uur.
De meeste regen valt gewoonlijk in de zomermaanden, maar dat betekent niet dat het dan ook vaker regent. De regen valt dan met grotere hoeveelheden ineens en is dan in het algemeen van kortere duur dan in de winter. De meeste neerslag valt in juni. In deze maand valt er in totaal vaak iets meer dan 80 mm neerslag.
De droogste plek van Nederland vinden we in het midden van Limburg. Daar valt de minste neerslag, gemiddeld minder dan 700 mm per jaar.
De meeste kans op een droge dag heb je in april, dan valt er in Nederland namelijk gemiddeld de minste neerslag. In april valt gemiddeld maar net iets meer dan 40 mm neerslag.
In ons grillige klimaat kunnen de cijfers echter van jaar tot jaar en van dag tot dag behoorlijk verschillen. Tijdens zware buien kan er 's zomers plaatselijk wel meer dan 100 millimeter op een dag vallen. De grootste neerslaghoeveelheid ooit in één etmaal op een weerstation van het KNMI (Voorthuizen, augustus 1948) gemeten bedraagt ruim 200 millimeter.
Van: www.knmi.nl
Zijn de volgende stellingen waar of niet waar?
In Nederland regent het meer dagen wel dan niet.
Gemiddeld over het land valt er per dag iets meer dan 2 mm regen.
In de zomermaanden regent het vaker dan in de andere maanden.
Als het in de zomermaanden regent, regent het vaak harder dan in de andere maanden.
In april valt gemiddeld minder dan 1 mm regen per dag.
Stap 3
Wind
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde pagina 4 t/m 8 van het onderdeel over het weer.
Tussen welke waarden varieert de luchtdruk op aarde ongeveer?
Stroomt lucht van gebieden van een lage luchtdruk naar gebieden met een hoge luchtdruk of juist andersom?
Wat is een depressie?
Welke schaal gebruik je om de windkracht weer te geven?
Welke wind, aanlandige wind of aflandige wind, zal meer vocht bevatten?
Hoe noem je een wind die voorkomt in tropische gebieden en waarvan zowel een natte als een droge variant voorkomt?
In welke volgorde hoor je donder en zie je een bliksemflits?
Ben je klaar? Bespreek dan je antwoorden met een klasgenoot.
Stap 4
Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Neerslag en wind'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Extreme klimaten
Vooraf
Het klimaat van beide polen is extreem koud. In het midden van de aarde, rond de evenaar is het klimaat extreem warm. In deze opdracht kijken jullie hoe het is om te wonen in extreem warme of extreem koude omstandigheden.
Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kun je:
voorbeelden geven extreme klimaten/klimaatzones.
een voorbeeld noemen van een volk dat op de Noordpool woont.
aan de hand van een voorbeeld beschrijven dat het leven op de Noordpool anders is dan het leven in Nederland.
uitleggen waarom mensen die in een woestijn wonen vaak nomaden zijn.
aan de hand van een voorbeeld beschrijven dat het leven in een woestijn anders is dan het leven in Nederland.
Eindproduct
Als eindproduct worden er twee brieven geschreven.
In deze brieven wordt beschreven hoe het is om te leven in de buurt van Noordpool of in de woestijn.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Informatie lezen en vragen over extreme klimaten beantwoorden.
Stap 2
Alleen + samen
Video's bekijken en informatie voor het eindproduct verzamelen.
Stap 3
Samen
Brief aan een klasgenoot schrijven over het leven in een extreem klimaat.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1
Poolgebied en woestijn
Jullie weten dat er op aarde verschillende klimaten zijn.
Jullie weten ook al dat er verschillen zijn in de flora en fauna in de verschillende klimaatzones.
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over Weer en klimaat.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bekijk de volgende twee filmpjes van SchoolTV.
Vervolgens gaan jullie de informatie verzamelen die jullie nodig hebben voor het maken van het eindproduct. Eén van jullie gaat informatie verzamelen over het leven in het Noordpoolgebied. De ander zoekt informatie over het leven in de woestijn. Per leefomgeving bekijken jullie de volgende onderwerpen:
kleding
voedsel
huisvesting
vervoersmiddelen
middelen van bestaan
dagelijks leven
Stap 3
Eindproduct
Werk samen met een klasgenoot. Jullie schrijven elkaar een brief over het leven in het klimaat dat jullie hebben onderzocht.
Eén van jullie schrijft een brief over het leven in het Noordpoolgebied.
De ander schrijft een brief over het leven in de woestijn.
Jullie schrijven over de onderwerpen waarover jullie in stap 2 informatie hebben gezocht.
De brieven zijn minimaal 200 en maximaal 400 woorden.
De brieven mogen aangekleed worden door er afbeeldingen in te plaatsen.
De brieven mogen niet teveel taalfouten bevatten.
Klaar?
Laat de brieven dan beoordelen door jullie docent.
Begrippenlijst
Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3°C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.
De temperatuur op aarde wordt steeds een beetje hoger. Dat lijkt je misschien een fijn idee, maar de gevolgen zijn erger dan je denkt.
In deze opdracht kijk je naar de gevolgen van de opwarming van de aarde als gevolg van het broeikaseffect.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
het begrip versterkt broeikaseffect omschrijven.
een oorzaak en een gevolg van het versterkt broeikaseffect noemen.
Eindproduct
Je maakt een collage met als titel ‘Nederland en het broeikaseffect’.
In de cartoon laat je op een humoristische manier zien wat de gevolgen zijn van een stijging van zeespiegel voor Nederland.
Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Jullie krijgen een goede beoordeling als:
de collage over de stijging van de zeespiegel gaat.
de collage humoristisch is.
de collageverrassend is.
de collage netjes vormgegeven is.
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Video's bekijken, informatie lezen en vragen over het broeikaseffect beantwoorden.
Stap 2
Alleen
Toets maken.
Stap 3
Alleen
Collage 'Nederland en het broeikaseffect' maken.
Benodigdheden
een papier
(kleur) potloden
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Opwarming van de aarde
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel over klimaatverandering.
Vul de juiste letters in op de juiste plaats: De belangrijkste gevolgen van klimaatveranderingen door broeikaseffect op een rij:
Zeespiegelstijging. Bij de huidige stijging van het zeewaterniveau zal volgens voorspellingen het aantal mensen dat getroffen wordt door ... toenemen van 13 naar 94 miljoen per jaar.
Aantasting van ecosystemen. Klimaatverandering gaat gepaard met de verschuiving van klimaatzones. Sommige planten en dieren kunnen zich hieraan niet snel genoeg aanpassen en worden met uitsterven bedreigd. Klimaatverandering zal op een aantal plaatsen leiden tot meer ... , met meer ... en ... als gevolg.
... tekort. Een groot gedeelte van de wereldbevolking leeft in landen waar een tekort is aan schoon zoet water. Dit wordt, naarmate de wereldbevolking groeit, alleen maar een groter probleem. Klimaatverandering zal het ... tekort in diverse regio's, zoals het Midden-Oosten, de Sahel en Australië, alleen maar groter maken.
Afname van ... . Zeker in gebieden waar droogte door klimaatverandering toeneemt, zoals het Midden-Oosten en India.
Vul op de gele plekken de juiste termen in.
landbouwproductiviteit
woestijnvorming
droogte
overstromingen
bosbranden
zoetwater
Hoe snel stijgt het water?
Als de temperatuur op aarde stijgt, stijgt de zeespiegel. Dat is zeker. Hoe snel dat gaan wet niemand precies. De ene wetenschapper heeft het over millimeters per jaar. Anderen praten over enkele of zelfs tientallen centimeters. Het is moeilijk te meten, omdat het zeespiegelniveau sowieso op elk moment anders is. Het is ook niet heelmaal duidelijk hoe snel de opwarming van de aarde gaat. Als al het ijs op Groenland smelt, zou de zeespiegel met ongeveer 7 meter stijgen, denkt men.
Op de website van flood.firetree.net kun je zien welke delen van de wereld onder water komen te staan bij verschillende stijgingen van de zeespiegel.
Stel links bovenaan de stijging van de zeespiegel in.
Begin met een stijging van de zeespiegel van 7 m.
Bekijk bij verschillende stijgingen van de zeespiegel welke delen van Nederland onder water komen te staan.
Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Opwarming van de aarde'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Eindproduct
Je gaat een collage maken met als titel ‘Nederland en het broeikaseffect’’.
In de collage moet duidelijk zijn wat de gevolgen van de klimaatverandering en stijging van de zeespiegel zijn voor Nederland. Zoek afbeeldingen en informatie op indernet over dit onderwerp.
Laat de collage beoordelen door je docent.
Broeikaseffect
Het vasthouden van warmte van de zon door de atmosfeer.
Versterkt broeikaseffect
Het versterken van het vasthouden van de zonnewarmte door de atmosfeer door de mens.
Broeikasgas
Gassen die warmte van de zon opnemen en dit weer uitstralen.
Ijstijden
Een koude periode op aarde. Ook wel glaciaal genoemd.
Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel als gevolg van de opwarming van de aarde door het versterkt broeikaseffect.
Klimaatverandering
Het gemiddeld weertype of klimaat verandert over een bepaalde periode.
Weer en klimaat
Je hebt alle opdrachten van het thema Het weer gemaakt.
Tijd voor de afsluiting.
Je sluit het thema af met het maken van Het Grote Weer of Klimaten spel.
Bestudeer in de gereedschapskist hoe je een spel maakt.
Bedenk samen met een klasgenoot wat voor soort spel jullie gaan maken. Natuurlijk moet het spel gaan over verschillende soorten klimaten en over verschillende weertypen, maar verder mogen jullie zelf bedenken hoe het spel er uit gaat zien.
Als jullie klaar zijn met het maken van het spel, spelen jullie het spel met klasgenoten. Daarna laten jullie het spel beoordelen door jullie docent.
Het arrangement Thema: Weer en klimaat hv123 - kopie 1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Robert Dolman
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2025-01-06 13:29:48
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Aan het eind van het thema:
kun je verschillende klimaten benoemen en op de kaart aanwijzen.
kun je voorbeelden noemen van aangepast leefgedrag van mens en dier in een bepaald klimaat.
weet je wat wordt bedoeld met de opwarming van de aarde of het broeikaseffect.
Leerniveau
VWO 2;
HAVO 1;
VWO 1;
HAVO 2;
Leerinhoud en doelen
Verschillen tussen klimaten op aarde;
Broeikaseffect;
Aarde in het zonnestelsel en heelal;
Systeem aarde;
Klimaatverandering in het heden;
Aardrijkskunde;
Klimaat;
Exogene processen;
Aan het eind van het thema:
kun je verschillende klimaten benoemen en op de kaart aanwijzen.
kun je voorbeelden noemen van aangepast leefgedrag van mens en dier in een bepaald klimaat.
weet je wat wordt bedoeld met de opwarming van de aarde of het broeikaseffect.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Aarde
Klimaatzones
Klimaatzones
Klimaatzones
Klimaten
Neerslag en wind
Extreme klimaten
Opwarming van de aarde
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.