Theorie leesvaardigheid

Theorie leesvaardigheid

Leesstrategieen

Leesstrategieën

Verkennend lezen Leesdoel: je wilt weten met wat voor tekst je te maken hebt en of die tekst bruikbaar is. Je bekijkt de tekst zonder hem echt te lezen. Je kijkt bijvoorbeeld naar de titel, de naam van de schrijver, naar afbeeldingen. Je leest verkennend als je bijvoorbeeld in de bibliotheek kijkt of een boek je leuk lijkt.

Zoekend lezen Leesdoel: je hebt een vraag en daar wil je antwoord op. Dat antwoord zoek je in de tekst. Je leest zoekend als je bijvoorbeeld een woord opzoekt in een woordenboek.

Nauwkeurig lezen Leesdoel: je wilt de tekst begrijpen. Daarom lees je die tekst aandachtig. Een leesboek bijvoorbeeld lees je nauwkeurig.

Studerend lezen Leesdoel: je leest de tekst omdat je hem bijvoorbeeld moet leren voor een proefwerk. De meeste schoolboeken lees je studerend.

Kritisch lezen Leesdoel: je wilt de informatie in een tekst beoordelen. Je vraagt je af of de informatiebron betrouwbaar is, of de informatie waar is, of de argumenten kloppen

Oefening leesstrategie

Tekstdoel, tekstvorm, tekstsoort

Oefening tekstdoel en tekstsoort

Tekstverbanden en signaalwoorden

Overzicht tekstverbanden/signaalwoorden

tekstverband

signaalwoord

voorbeeld

opsommend

ook, tevens, bovendien, ten eerste, ten tweede, daarnaast

We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.

tegenstellend

maar, echter, toch, daarentegen

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

oorzakelijk

doordat, waardoor, daardoor

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.

voorbeeldgevend

zo, zoals, bijvoorbeeld

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.

voorwaardelijk

als, indien, tenzij, mits

Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.

vergelijkend

zoals, evenals, beter dan, net als

Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.

Redengevend

daarom, omdat, want, immers

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.

 

doel-middel

 

om te, zodat, opdat

 

Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.

samenvattend

kortom, samengevat, al met al

Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.

concluderend

dus, daarom, concluderend

Het is dus belangrijk om regelmatig het huiswerk te controleren

Oefening tekstverbanden en signaalwoorden

Functies alinea's

Alinea-functies

Aanleiding De schrijver geeft aan welke gebeurtenis hem ertoe gebracht heeft een bepaalde tekst te schrijven. Of: de schrijver geeft weer welke gebeurtenissen anderen ertoe brachten bepaalde dingen te doen.

Argumentatie (dus, daarom, omdat) De schrijver geeft de reden(en) of bewijzen voor bepaalde opvattingen. LET OP: Signaalwoorden als dus, daarom en omdat gebruik je zowel voor argumentatie als voor verklaring. Bij een verklaring gaat het meestal om een algemeen geaccepteerd feit, maar gebruik je ze als signaalwoorden van argumentatie, dan moet je ook argumenten voor je bewering geven.

Beantwoording Antwoord op een vraag die eerder gesteld is.

Conclusie (dus, daarom, dat houdt in, concluderend, slotsom) Een conclusie vind je aan het eind van een uiteenzetting of betoog. Het is de gevolgtrekking uit een aantal gegevens.

Definitie/begripsomschrijving De schrijver probeert een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van iets te geven. Oplossing Een oplossing volgt altijd na het schetsen van een probleem.

Probleemstelling Door middel van een probleemstelling probeert de schrijver duidelijk aan te geven over welk probleem zijn tekst gaat.

Stelling Een stelling is een bewering die de schrijver door een serie voorbeelden of een redenering moet bewijzen.

Tegenstelling (maar, echter, niettemin, toch, desondanks) Een tegenstelling staat altijd tegenover een eerder beschreven verschijnsel of een eerder gegeven mening.

Toelichting (zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, ter illustratie, u kent het wel, ter verduidelijking) Met een toelichting probeert de schrijver een bepaalde mening of een stelling duidelijk te maken. Het gaat erom dat de lezer de stelling begrijpt. De mening van de lezer is hierbij niet van belang.

Verklaring (daarom, want, omdat, dus, immers, namelijk, dat blijkt uit, hierom, derhalve) Een verklaring is een uitleg van een bepaald verschijnsel. LET OP: Signaalwoorden als dus, daarom en omdat gebruik je zowel voor argumentatie als voor verklaring. Bij een verklaring gaat het meestal om een algemeen geaccepteerd feit, maar gebruik je ze als signaalwoorden van argumentatie, dan moet je ook argumenten voor je bewering geven.

Vraagstelling Aan het eind van de inleiding vind je meestal een vraagstelling. De schrijver geeft aan op welke vraag hij al betogend en redenerend een antwoord zal geven.

Weerlegging (dat is niet juist, want.../dat is niet juist, omdat...) In een weerlegging gaat de schrijver tegen de mening van de ander in. Hij probeert te bewijzen dat de mening van die ander niet juist kan zijn.

Oefening functies alinea's

Oefentoets