Historische vaardigheden
Dit zijn de vaardigheden die je moet beheersen bij het vak geschiedenis en voor je eindexamen.
Het leert je:
1. Hoe je om moet gaan met de betrouwbaarheid van bronnen,
2. Wat het verschil is tussen een feit en een mening,
3. Welke soorten bronnen er zijn,
4. Hoe we het verleden hebben ingedeeld,
5. Wat het verschil is tussen oorzaak (+ aanleiding) en gevolg,
6. Wat bedoeld wordt met de representativiteit (= zijn er meer van zulke bronnen te vinden) van bronnen,
7. Wat tijd- en plaatsgebondenheid (standplaatsgebondenheid) is,
8. Wanneer er sprake is van een verandering of van continuïteit (= ‘het’ gaat door, ‘het’ blijft hetzelfde).
Oorzaak en gevolg

In het verleden zien we vele gebeurtenissen en veranderingen. Bij het vak geschiedenis zoeken we naar verklaringen voor die gebeurtenissen en veranderingen. We willen dus niet alleen weten wat er is gebeurd, maar vooral waarom het is gebeurd. Oorzaken en gevolgen zijn hulpmiddelen om deze ontwikkelingen te verklaren. Het is belangrijk om te beseffen, dat er meestal sprake is van meerdere oorzaken en meerdere gevolgen.
Ook zien we dat de ene gebeurtenis leidde tot een volgende. Een gevolg is daarom vaak weer een oorzaak voor een ander gevolg. Geschiedenis is daarom vaak een lange ketting van oorzaken en gevolgen.
Oorzaken
Een oorzaak is een verklaring voor een gebeurtenis. Het is de reden waarom iets anders gebeurt. In een tijdbalk komen oorzaken altijd vóór een gebeurtenis. Meestal heeft een gebeurtenis meerdere oorzaken. Maar een oorzaak kan óók meerdere gevolgen hebben.
Gevolgen
Een gevolg is een gebeurtenis die volgt op een andere gebeurtenis. Het is als het ware een reactie op deze andere gebeurtenuis.
Volgorde in tijd
Een oorzaak is altijdeerder dan een gevolg. Een ezelsbruggetjes is:
een oorzaak komt ervoor
een gevolg is iets dat volgt
Voorbeeld
Op de afbeelding hierboven zien we een man die een klap op zijn gezicht heeft gekregen. De handafdruk staat op zijn wang. Maar we zien ook een handafdruk op de bil van de vrouw. We willen weten waarom de man op zijn gezicht is geslagen. Dat komt doordat hij zijn handen niet kon thuishouden. Hij heeft de vrouw een pets op haar bil gegeven. De vrouw was hier blijkbaar niet van gediend en als reactie gaf zij de man een klap in zijn gezicht. De oorzaak is dus dat de man ongevraagd aan de billen van de vrouw heeft gezeten, het gevolg is dat de vrouw geslagen heeft. Natuurlijk zijn er meerdere oorzaken: de man voelt zich aangetrokken, de man is overmoedig, de vrouw loopt bloot. Ook zijn er meerdere gevolgen: de vrouw is pisnijdig, de man wordt uitgelachen door zijn vrienden, de vriendin van de man heeft alles gezien en verbreekt de relatie.
directe en indirecte oorzaken (aanleiding)

Je hebt al gezien dat een gevolg meerdere oorzaken kan hebben. We kunnen deze oorzaken verdelen in twee groepen:
- Directe oorzaken (ook wel: aanleiding)
- Indirecte oorzaken
In de geschiedenis spelen vele oorzaken een rol op de achtergrond. Zij zijn aanwezig, maar de samenleving verandert niet. Dan gebeurt er opeens iets, dat de zaak aan het rollen brengt. De samenleving verandert nu wel. Dat noemen we de directe oorzaak (of de aanleiding). Maar de verandering zou niet plaatsvinden zonder al die andere oorzaken op de achtergrond. Dit noemen we de indirecte oorzaken.
Als je in de klas komt en je hebt je huiswerk niet gemaakt, dan wordt je er niet uitgestuurd. Maar de docent is wel boos op je. Als je dan ook geen tekstboek bij je hebt, sta je al 2-0 achter bij de docent. Maar je wordt er nog steeds niet uitgestuurd. Vervolgens moet de docent je drie keer waarschuwen, omdat je zit te kletsen. Nog steeds wordt je er niet uitgestuurd, maar je hebt de grens nu wel bereikt bij de docent. Daarna betrapt hij je, omdat je kauwgum zit te kauwen en hij stuurt je eruit. Als je jezelf dan gaat melden, zeg je dat je niet begrijpt waarom je eruit bent gestuurd. “Ik zat alleen maar kauwgum te kauwen!”, zeg je dan. Maar het kauwgum kauwen is alleen de aanleiding geweest om je eruit te sturen, de directe oorzaak. Op de achtergrond speelden al langer meerdere indirecte oorzaken: geen huiswerk, geen boek, kletsen. De kauwgum is de druppel geweest, die de emmer deed overlopen. Als je geen kauwgum had zitten kauwen, was er waarschijnlijk niet uitgestuurd. Natuurlijk is de kans groot, dat als je op je mobiel had gezeten, je er ook zou zij uitgestuurd. Dan was er een andere aanleiding geweest. Maar op de achtergrond zouden dezelfde indirecte oorzaken een rol hebben gespeeld.
Volgorde in tijd
De indirecte oorzaken beginnen meestal ver voor een gevolg en spelen al langer een rol op de achtergrond. De aanleiding vindt meestal kort voor de gebeurtenis plaats.
Voorbeeld
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Duitsland en Oostenrijk-Hongarije vochten een oorlog uit met Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië. Sinds lange tijd was de vijandschapen het wantrouwen tussen deze twee partijen gegroeid. Dat kwam door imperialisme, nationalisme, militarisme, bondgenootschappen en een wapenwedloop. Deze indirecte oorzaken speelden al ruim 40 jaar een belangrijke rol op de achtergrond. Maar het werd geen oorlog! Toen op 28 juli 1914 de Oostenrijkse kroonprins Franz-Ferdinand werd doodgeschoten door een Servische nationalist, bleek dat de druppel die de emmer deed overlopen. In een paar weken tijd verklaarden de Europese landen elkaar de oorlog. Deze moordaanslag was de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog. Maar de moord op Franz-Ferdinand had waarschijnlijk niet geleid tot een oorlog, als de indirecte oorzaken niet hadden meegespeeld. Als de moord niet was gepleegd, dan was er op dat moment geen oorlog ontstaan. Zeer waarschijnlijk had er wel een andere aanleiding plaatsgevonden. De directe oorzaken zorgden ervoor dat Europa een vat buskruit was geworden. Er was alleen een directe oorzaak nodig om het lontje aan te steken.
oorzaken van meer en van minder belang
gevolgen op de korte en op de lange termijn

Een gevolg is een reactie op een oorzaak. Er gebeurt iets, omdat er eerst iets anders gebeurde. Sommige gevolgen gebeuren kort na een gebeurtenis, andere zien we langere tijd erna. Dit is het verschil tussen gevolgen op korte termijn en gevolgen op lange termijn. We kunnen gevolgen dus ook indelen in twee groepen:
- Gevolgen op korte termijn
- Gevolgen op lange termijn
De simpele vraag die hieruit voortvloeit, is direct ook de moeilijkste om te beantwoorden: hoe kort of lang is een termijn? Een dag? Een week? Een jaar? Tien jaar? Daar is niet echt een regel voor. Je moet het in de context zien. Korte termijn wil zeggen, dat de invloed al snel merkbaar is in de maatschappij. Als het langer duurt, dan spreken we van lange termijn.
Volgorde van tijd
Gevolgen op korte termijn worden snel na de oorzaak al duidelijk. Zij hebben dus eerder plaats dan gevolgen op lange termijn. Hun invloed is pas veel later merkbaar.
Voorbeeld
In 1789 brak de Franse Revolutie uit. Die begon met de Bestorming van de Bastille. De burgers eisten meer politieke invloed en zij wilden een grondwet. Al in 1791 dwong de Nationale Vergadering de koning van Frankrijk deze grondwet te ondertekenen. Frankrijk werd zo een constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet. Omdat Frankrijk binnen een paar jaar een grondwet kreeg, noemen we het krijgen van een grondwet een gevolg op korte termijn van de Franse Revolutie.
De Nederlanden kregen ook een grondwet, maar dat gebeurde pas in 1798, dus negen jaar later. Dat was tijdens de Bataafse Republiek. Het bestuur van deze republiek bestond uit voorstanders van de Franse Revolutie. Deze Nederlanders wilden ook in hun land de idealen van de Franse revolutie verwezenlijken, maar dat duurde dus wel een aantal jaren. De Bataafse grondwet van 1798 was dus ook een gevolg van de Franse Revolutie, maar de invloed van de Franse revolutie werd pas veel later merkbaar. Het was dus een gevolg op lange termijn van de Franse Revolutie.
bedoelde en onbedoelde gevolgen
gevolgen van meer en van minder belang
Brongebruik
geschreven en ongeschreven bronnen
primaire en secundaire bronnen
betrouwbaarheid van bronnen
representativiteit van bronnen
Iedere school kent schoolfeesten. Als docent vind ik die feesten altijd gezellig en ik ga er graag heen om te surveilleren. Als mijn vrouw daarna vraagt hoe het feest was, laat ik haar de bovenstaande foto zien. Ik vertel dat er een leerling dronken was en een uur lang heeft zitten overgeven op het toilet. Deze foto is een betrouwbare bron: ik heb deze zelf gemaakt op het feest, waar ik ook aanwezig was. Mijn vrouw mag gerust aannemen dat dit echt is gebeurd.
Maar mag mijn vrouw ook aannemen dat alle leerlingen op een schoolfeest altijd dronken zijn? Mag zij aannemen dat deze foto van toepassing is op de meeste leerlingen? Of moet zij ervan uitgaan dat dit een incident is? Is deze dronken leerling een goede weergave van het algemene gedrag van leerlingen (representatief)? Of is het gedrag van deze leerling een uitzondering (niet representatief)?
Om de representativiteit van een bron vast te stellen, moet je jezelf de vraag stellen: is de informatie uit de bron een uitzondering? Of kwam het vaker voor? Als het een uitzondering is, dan is de bron niet representatief. Als het vaker voorkomt, dan is de bron wel representatief. Als je meer bronnen over dezelfde gebeurtenis hebt, dan is de vraag makkelijker te beantwoorden. Als ik meerdere foto’s van kotsende leerlingen heb, dan is de informatie representatief. Dat is ook het geval als meerdere surveillerende docenten dergelijke foto’s of verhalen (= bronnen) hebben. Helaas heb jij als leerling vaak niet veel bronnen tot je beschikking. Toch kun je dan nog steeds jezelf de vraag stellen of de informatie algemeen geldig is of een uitzondering.
Historische indelingen
Chronologie
Indelen in tijdvakken
Indelen in perioden
Indelen in maatschappijtypen
Standplaatsgebondenheid
Video: standplaatsgebondenheid
Standplaatsgebondenheid
Verandering en continuïteit
Bij geschiedenis kijken we ook naar verandering en continuïteit. Wat is er veranderd en wat is er hetzelfde gebleven? Laten we als voorbeeld de Franse Revolutie nemen. Voor de revolutie was Frankrijk een monarchie met een absolute vorst. Na de revolutie werd Frankrijk een republiek. Hier is dus duidelijk sprake van een verandering. Maar tien jaar na Bestorming van de Bastille greep Napoleon de macht. Hij werd toen alleenheerser van Frankrijk. Voor 1789 had Frankrijk dus iemand die alle macht had en geen rekening hield met het volk (absoluut vorst Lodewijk XVI). Maar vanaf 1799 had Frankrijk opnieuw iemand met alle macht, die zonder het volk kon regeren (Napoleon). Je kunt dus zeggen dat hier sprake is van continuïteit (iets dat hetzelfde is gebleven). Zo zie je dat de Franse Revolutie zorgde voor verandering (de monarchie werd vervangen door een republiek), maar ook voor continuïteit (er was nog steeds één persoon met alle macht).
Feiten en meningen
historisch feit
meningen, mythen en legenden
Maatschappelijke indeling
politiek
economisch
sociaal
cultureel
Vragen stellen
hoofdvragen, deelvragen en onderzoeksvragen
beschrijvende en verklarende vragen
vergelijkende, oordelende en evaluerende vragen
Historisch onderzoek
1. oriënteren
2. plannen
3. informatie verzamelen
4. informatie verwerken
5. presenteren
6. evalueren