directe en indirecte oorzaken (aanleiding)

 

 

Je hebt al gezien dat een gevolg meerdere oorzaken kan hebben. We kunnen deze oorzaken verdelen in twee groepen:

 

In de geschiedenis spelen vele oorzaken een rol op de achtergrond. Zij zijn aanwezig, maar de samenleving verandert niet. Dan gebeurt er opeens iets, dat de zaak aan het rollen brengt. De samenleving verandert nu wel. Dat noemen we de directe oorzaak (of de aanleiding). Maar de verandering zou niet plaatsvinden zonder al die andere oorzaken op de achtergrond. Dit noemen we de indirecte oorzaken.

Als je in de klas komt en je hebt je huiswerk niet gemaakt, dan wordt je er niet uitgestuurd. Maar de docent is wel boos op je. Als je dan ook geen tekstboek bij je hebt, sta je al 2-0 achter bij de docent. Maar je wordt er nog steeds niet uitgestuurd. Vervolgens moet de docent je drie keer waarschuwen, omdat je zit te kletsen. Nog steeds wordt je er niet uitgestuurd, maar je hebt de grens nu wel bereikt bij de docent. Daarna betrapt hij je, omdat je kauwgum zit te kauwen en hij stuurt je eruit. Als je jezelf dan gaat melden, zeg je dat je niet begrijpt waarom je eruit bent gestuurd. “Ik zat alleen maar kauwgum te kauwen!”, zeg je dan.  Maar het kauwgum kauwen is alleen de aanleiding geweest om je eruit te sturen, de directe oorzaak. Op de achtergrond speelden al langer meerdere indirecte oorzaken: geen huiswerk, geen boek, kletsen. De kauwgum is de druppel geweest, die de emmer deed overlopen. Als je geen kauwgum had zitten kauwen, was er waarschijnlijk niet uitgestuurd. Natuurlijk is de kans groot, dat als je op je mobiel had gezeten, je er ook zou zij uitgestuurd. Dan was er een andere aanleiding geweest. Maar op de achtergrond zouden dezelfde indirecte oorzaken een rol hebben gespeeld.

Volgorde in tijd

De indirecte oorzaken beginnen meestal ver voor een gevolg en spelen al langer een rol op de achtergrond. De aanleiding vindt meestal kort voor de gebeurtenis plaats.

Voorbeeld

In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Duitsland en Oostenrijk-Hongarije vochten een oorlog uit met Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië. Sinds lange tijd was de vijandschapen het wantrouwen tussen deze twee partijen gegroeid. Dat kwam door imperialisme, nationalisme, militarisme, bondgenootschappen en een wapenwedloop. Deze indirecte oorzaken speelden al ruim 40 jaar een belangrijke rol op de achtergrond. Maar het werd geen oorlog! Toen op 28 juli 1914 de Oostenrijkse kroonprins Franz-Ferdinand werd doodgeschoten door een Servische nationalist, bleek dat de druppel die de emmer deed overlopen. In een paar weken tijd verklaarden de Europese landen elkaar de oorlog. Deze moordaanslag was de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog. Maar de moord op Franz-Ferdinand had waarschijnlijk niet geleid tot een oorlog, als de indirecte oorzaken niet hadden meegespeeld. Als de moord niet was gepleegd, dan was er op dat moment geen oorlog ontstaan. Zeer waarschijnlijk had er wel een andere aanleiding plaatsgevonden. De directe oorzaken zorgden ervoor dat Europa een vat buskruit was geworden. Er was alleen een directe oorzaak nodig om het lontje aan te steken.