Oefening: Bedrijfskosten KGT

Oefening: Bedrijfskosten KGT

Bedrijfskosten

Vooraf

Gerrit de Groot heeft een bouwbedrijf. Een van zijn klanten wil een houten schuur laten maken. Gerritt moet een prijsopgaaf maken.

Wat denk jij?
Waar hangt de prijs van de houten schuur vanaf?
Schrijf vier dingen op waarvan de prijs afhangt.


Aan het eind van deze opdracht:

  • leg je uit wat bedrijfskosten zijn en kun je daar voorbeelden van geven.
  • kun je uitleggen wat afschrijvingskosten zijn en deze berekenen.
  • leg je uit wat het verschil is tussen constante kosten en variabele kosten.

Stap 1: Bedrijfskosten

Bedrijfskosten
Bestudeer uit de Kennisbank economie de eerste pagina van het volgende onderdeel:

KB: Bedrijfskosten

Welke soort bedrijfskosten herken je in de volgende situaties?

  1. Het bedrijf sponsort de plaatselijke voetbalclub.
  2. De nota van het gasbedrijf bedraagt € 259,-.
  3. De secretaresse verstuurt een aantal brieven.
  4. Als je hier gaat werken, krijg je een bedrijfsopleiding.
  5. Het magazijn is afgelopen zomer voor € 10.000,- verbouwd.
  6. Voor de aanschaf van een nieuwe machine heeft de ondernemer € 8.000,- geleend.

Controleer je antwoorden.

Stap 2: Verschillende kosten

Verschillende kosten
Gerrit de Groot heeft een bouwbedrijf. Een klant wil een houten schuur laten maken. Bij het maken van de prijsopgaaf moet Gerrit rekening houden met materiaalkosten. Daarnaast moet hij rekening houden met de kosten van het gereedschap dat hij gebruikt. Het gereedschap wordt niet weggegooid als de schuur klaar is, maar het gereedschap zal eens vervangen moeten worden.

  1. Geef twee voorbeelden van materiaalkosten waarmee Gerrit rekening moet houden bij het maken van de prijsopgaaf.
  2. Bedenk een manier waarop Gerrit in de prijsopgaaf rekening kan houden met de kosten die gemaakt worden voor het gereedschap dat wordt gebruikt?

Bestudeer nu de tweede pagina van het onderdeel bedrijfskosten:

KB: Bedrijfskosten

  1. De aanschafprijs van een machine is € 540.000,-. De verwachting is dat de machine 9 jaar meegaat.
    1. Bereken de afschrijvingskosten per jaar.
    2. Wat doet een ondernemer om na 9 jaar een nieuwe machine te kunnen kopen?

Stap 3: Afschrijvingskosten

Afschrijvingskosten
De slagerijafdeling van een groot winkelbedrijf heeft een nieuwe snijmachine gekocht.
De aanschafprijs is € 6.000,-.
De verwachting is dat de machine twee jaar meegaat en dat de machine na die twee jaar bij het inruilen nog € 400,- opbrengt.
De machine wordt 2000 uur per jaar gebruikt. Met de machine wordt 5 kilogram vlees per uur gesneden.

  1. Welk bedrag moet in twee jaar worden afgeschreven?
  2. Hoeveel is dat per jaar?
  3. Bereken de afschrijvingskosten per uur.
  4. Hoe hoog zijn de afschrijvingskosten per kilogram vlees?

Controleer je antwoorden.

Stap 4: Dameskapsalon

Constante en variabele kosten
Bestudeer uit de Kennisbank economie de derde pagina van het onderdeel:

KB: Bedrijfskosten

Geef van de volgende bedrijfskosten aan of het constante kosten of variabele kosten zijn.
Als je twijfelt, leg dan uit waarom je twijfelt.

  1. energiekosten
  2. reclamekosten
  3. materiaalkosten
  4. huisvestingskosten
  5. afschrijvingskosten
  6. personeelskosten
  7. inkoopkosten

Bespreek jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie steeds dezelfde antwoorden? Bespreek eventuele verschillen.

Stap 5: Constante en variabele kosten

Dameskapsalon De HaarZaak heeft per week de volgende kosten::

  kostensoort bedrag
  Loonkosten € 2480,-
  Huisvestingskosten € 1760,-
  Energiekosten € 440,-
  Afschrijvingskosten € 680,-
  Overige kosten € 1040,-


Per week heeft de salon gemiddeld 320 klanten.

Er zijn nog 7 andere kapsalons in deze regio. Totaal zijn er per week 2.880 klanten die een kapsalon bezoeken. Wat is het marktaandeel van deze De HaarZaak.

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Leg uit waarom een kapsalon afschrijvingskosten heeft.
  2. Geef een voorbeeld van mogelijke overige kosten.
  3. Hoeveel bedragen de bedrijfskosten per week?
  4. Hoeveel is dat per klant?
  5. Een klant besteedt gemiddeld € 25,- in de kapsalon.
    Is dat genoeg?
  6. In de zomervakantie is de kapsalon een week dicht.
    Welke bedrijfskosten gaan gewoon door in die week?
  7. Het marktaandeel van De HaarZaak? Rond af op 1 decimaal.

Stap 6: Kostprijs berekenen

Kostprijs berekenen
Maak de volgende twee opdrachten.

  1. De eigenaar van een winkel in cadeauartikelen heeft berekend dat de bedrijfskosten per product gemiddeld 20% van de inkoopprijs zijn.
    1. De winkelier heeft een kandelaar ingekocht voor € 20,-. Laat met een berekening zien dat de kostprijs van de kandelaar € 24,- is.
    2. Wat is de kostprijs als de inkoopprijs € 85,- is?
      En wat is de kostprijs bij een inkoopprijs van € 132,-?
    3. Van een artikel is de kostprijs € 48,-. Wat was de inkoopprijs?
    4. Waarom wil een ondernemer de kostprijs van een product weten?
  2. Sander Lokic werkt in vaste dienst bij een garagebedrijf. Hij verdient € 1700,- per maand.
    Yke Engels plukt aardbeien bij een boer. Per doosje aardbeien dat ze plukt, krijgt ze € 0,60 cent betaald.
    1. Horen de loonkosten van Sander tot de constante kosten of tot de variabele kosten?
    2. En hoe zit dat met de loonkosten van Yke?

Antwoorden

Stap 1

  1. Reclamekosten
  2. Energiekosten
  3. Administratiekosten
  4. Personeelskosten
  5. Huisvestingskosten
  6. Rentekosten

Stap 3

  1. € 6.000,- - € 400,- = € 5.600,- in twee jaar
  2. € 5.600,- : 2 = € 2.800,- per jaar
  3. € 2.800,- : 2000 = € 1,40 per uur
  4. € 1,40 : 5 = € 0,28 per kilogram vlees

Stap 5

  1. Afschrijvingskosten zijn kosten van duurzame productiemiddelen: bedrijfsmiddelen die langer dan een jaar meegaan, zoals een auto, de inrichting van de kapsalon. de computerkassa en de wasmachine.
  2. Overige kosten zijn bijvoorbeeld haarverzorgingsproducten, abonnementen op (vak)tijdschriften  en belkosten.
  3. Per week zijn de kosten: € 2.480 + € 1.760 + € 440 + € 680 + € 1.040 = € 6.400
  4. Per klant is dat € 6.400 / 320 = € 20
  5. De opbrengst per klant is € 25; dat is hoger dan de kosten per klant.
  6. De constante kosten gaan gewoon door: dat zijn in dit geval de meeste bedrijfskosten.  Misschien dat er minder overige kosten zijn zoals de haarverzorgingsproducten. En waarschijnlijk is de energierekening in die week ook lager.
  7. Het marktaandeel is 320 / 2.880 x 100% = 11,1%

Stap 6

  • 1 a. € 20 + 20% van € 20 = € 20 + € 4 = € 24.
  • b. € 85 + 20% van € 85 = € 85 + € 17 = € 102.
  • € 132 + 20% van € 132 = € 132 + € 26,40 = € 158,40
  • c. € 48 = 120%. 1% = € 48/120 = € 0,40. 100% = 100 x € 0,40 = € 40.
  • d. De ondernemer wil winst maken en al zijn kosten terugverdienen. Een manier om dat te doen, is de brutowinstoplag toepassen op alle producten.  Dan moet hij ook rekening houden met de kostprijs en niet alleen met de inkoopprijs.
  • 2. De loonkosten van Sander zijn constante kosten. Het loon is niet afhankelijk van hoeveel hij produceert.
  • De loonkosten van Yke zijn variabel. Hoe meer Yke plukt, hoe hoger de loonkosten.
  • Het arrangement Oefening: Bedrijfskosten KGT is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Auteur Kunskapsskolan Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-07-19 12:26:26
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Bij het samenstellen van deze leerbron is gebruik gemaakt van een arrangement uit de Stercollecties van VO-Content. Het oorspronkelijke arrangement is eigendom van VO-Content en gedeeld onder de CC-BY SA licentie. https://maken.wikiwijs.nl/73831/Bedrijfskosten__vmbo_kgt34
    Leerniveau
    VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4;
    Leerinhoud en doelen
    Arbeid, productie en bedrijfsleven; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Bedrijfskosten - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/73831/Opdracht__Bedrijfskosten___vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.