Afschrijvingskosten zijn kosten van duurzame productiemiddelen: bedrijfsmiddelen die langer dan een jaar meegaan, zoals een auto, de inrichting van de kapsalon. de computerkassa en de wasmachine.
Overige kosten zijn bijvoorbeeld haarverzorgingsproducten, abonnementen op (vak)tijdschriften en belkosten.
Per week zijn de kosten: € 2.480 + € 1.760 + € 440 + € 680 + € 1.040 = € 6.400
Per klant is dat € 6.400 / 320 = € 20
De opbrengst per klant is € 25; dat is hoger dan de kosten per klant.
De constante kosten gaan gewoon door: dat zijn in dit geval de meeste bedrijfskosten. Misschien dat er minder overige kosten zijn zoals de haarverzorgingsproducten. En waarschijnlijk is de energierekening in die week ook lager.
d. De ondernemer wil winst maken en al zijn kosten terugverdienen. Een manier om dat te doen, is de brutowinstoplag toepassen op alle producten. Dan moet hij ook rekening houden met de kostprijs en niet alleen met de inkoopprijs.
2. De loonkosten van Sander zijn constante kosten. Het loon is niet afhankelijk van hoeveel hij produceert.
De loonkosten van Yke zijn variabel. Hoe meer Yke plukt, hoe hoger de loonkosten.