Antwoorden

Stap 1

  1. Reclamekosten
  2. Energiekosten
  3. Administratiekosten
  4. Personeelskosten
  5. Huisvestingskosten
  6. Rentekosten

Stap 3

  1. € 6.000,- - € 400,- = € 5.600,- in twee jaar
  2. € 5.600,- : 2 = € 2.800,- per jaar
  3. € 2.800,- : 2000 = € 1,40 per uur
  4. € 1,40 : 5 = € 0,28 per kilogram vlees

Stap 5

  1. Afschrijvingskosten zijn kosten van duurzame productiemiddelen: bedrijfsmiddelen die langer dan een jaar meegaan, zoals een auto, de inrichting van de kapsalon. de computerkassa en de wasmachine.
  2. Overige kosten zijn bijvoorbeeld haarverzorgingsproducten, abonnementen op (vak)tijdschriften  en belkosten.
  3. Per week zijn de kosten: € 2.480 + € 1.760 + € 440 + € 680 + € 1.040 = € 6.400
  4. Per klant is dat € 6.400 / 320 = € 20
  5. De opbrengst per klant is € 25; dat is hoger dan de kosten per klant.
  6. De constante kosten gaan gewoon door: dat zijn in dit geval de meeste bedrijfskosten.  Misschien dat er minder overige kosten zijn zoals de haarverzorgingsproducten. En waarschijnlijk is de energierekening in die week ook lager.
  7. Het marktaandeel is 320 / 2.880 x 100% = 11,1%

Stap 6