Voordat je gaat beginnen
Voor de leerling
Beste leerlingen,
Werkwoordspelling is een lastig onderdeel van de Nederlandse taal. Je hebt op de basisschool veel geoefend met de werkwoordspelling en vorig jaar zijn de woorden en de zinnen wat moeilijker geworden. Nu gaan we weer een stapje verder.
We beginnen deze Wikiwijs met het ophalen van de voorkennis. Hoe was het ook alweer?
Vervolgens maak je verschillende soorten oefeningen tot je klaar bent voor de eindtoets. Haal je deze, dan krijg je een spellingdiploma.
Natuurlijk is je docent altijd in de buurt om jouw vragen te beantwoorden. Maak daar gebruik van!
Je krijgt voor dit programma drie lesuren de tijd.
Heel veel succes!
Voor de docent
Beste docent,
Voor wie: dit programma is ontwikkeld voor de leerlingen van vwo 2.
Visie: de leerlingen hebben al veel ww-spelling gehad en in de eerste klas borduren ze voort op de voorkennis van de basisschool. In leerjaar twee worden de zinsconstructies ingewikkelder en de werkwoorden moeilijker. Om de kinderen te leren, dat ze ook in deze moeilijker situatie trouw moeten blijven aan hun stappenplan, heb ik dit arrangement ontwikkeld.
Doelen: aan het einde van het programma, als de leerlingen geslaagd zijn voor hun eindtoets en zij het spellingdiploma ontvangen, kennen en beheersen zij de regels van de ww-spelling.
Inhoud: dit arrangement bevat de volgende onderdelen:
* ophalen voorkennis
* oefeningen ww-spelling
* eindtoets
* spellingdiploma
Leeractiviteiten: leerlingen werken individueel aan dit project.
Rol van de docent: deze is zeer beperkt. De leerlingen zijn op de hoogte van het stappenplan ww-spelling, maar de vaardigheid is nog onvoldoende. Eventueel extra ondersteuning bieden als daar de noodzaak toe is.
Tijd: het project zal ongeveer drie lesuren duren, maar zal per leerling verschillen.
Toetsing: het project wordt afgesloten met een eindtoets en een diploma.
Hoe was het ook alweer?
Vormen van het werkwoord
Verschillende vormen van het werkwoord.
Om te kunnen komen tot de juiste werkwoordspelling is het van belang, dat je weet met welke vorm van het werkwoord je te maken hebt. We onderscheiden vijf verschillende vormen:
1. infinitief of hele ww (inf)
2. persoonsvorm (pv)
3. voltooid deelwoord (vd)
4. onvoltooid deelwoord (od)
5. bijvoeglijk naamwoord (bn)
Maar welke regels gelden nu voor de verschillende vormen?
Inf
|
Hele ww
|
Pv
|
Schema kofschip
|
Vd
|
Schema kofschip
|
Od
|
Inf + d
|
Bn
|
Kortste vorm
|
Het spellen van de infinitief levert voor jullie nauwelijks problemen op. Daarmee kun je ook gemakkelijk het onvoltooid deelwoord spellen. Het bijvoeglijk naamwoord spel je in de kortste vorm. Ook niet zo moeilijk. Blijven over: persoonsvorm en voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord

het kofschip x
het sexy fokschaap
Iedereen kent de termen, maar hoe pas je de regel nu ook alweer toe?
Voor het voltooid deelwoord geldt het volgende stappenplan:
Vd
|
1. Verlengproef: je hoort op welke letter het vd eindigt. Let op: deze methode is niet betrouwbaar. Je taalgevoel moet hirvoor heel goed zijn.
|
|
2. Neem de infinitief.
Haal –en eraf.
Welke letter is nu de laatste?
Staat die in het kofschip? Ja: vd eindigt op –t
Nee: vd eindigt op -d
Voorbeeld:
inf
|
verlengproef
|
Kofschipregel
|
werken
|
De gewerkte uren
Gewerkt is dus met een -t
|
Inf = werken
-en = werk
laatste letter = k
die zit in het kofschip
gewerkt is dus met een –t
|
verbazen
|
De verbaasde gezichten
Verbaasd is dus met een -d
|
Inf = verbazen
-en = verbaz
laatste letter = z
die zit niet in het kofschip
verbaasd is dus met een -d
|
|
|
|
De persoonsvorm
De persoonsvorm
Wat is ook alweer een persoonsvorm?
De persoonsvorm(en) vind je door de zin in een andere tijd te zetten. Het woord dat vereandert van tijd is de persoonsvorm. Een zin kan meerdere persoonsvormen hebben.
Voor de spelling van de persoonsvorm geldt het volgende stappenplan:
|
Tegenwoordige tijd
|
Verleden tijd
|
Ik … jij
|
Stam
|
Stam + te/de
|
jij
|
Stam + t
|
Hij, zij, het, u
|
Stam + t
|
Wij, jullie, zij
|
Infinitief
|
Stam + ten/den
|
Voorbeeld:
De jongen ... (pvtt, vinden) geld op straat.
inf = vinden
stam = vind
hij = stam + t
De jongen vindt geld op straat.
Let op: dit geldt alleen voor de zwakke werkwoorden. Deze werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd zoals de sterke werkwoorden dat wel doen. Je schrijft de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd zo kort en eenvoudig mogelijk. Je gebruikt de verlengproef om erachter te komen of een woord op een -d of een -t eindigt.
Voorbeeld: v
vinden - ik vond - want: wij vonden
vechten - ik vocht - want: wij vochten
Voor meer uitleg, bekijk het volgende filmpje:
https://www.dropbox.com/s/e0a26gbdxzt5pux/Werkwoordspelling%20-overzicht-.png?dl=0
En nu ... oefenen!
Oefenen met de soorten werkwoorden
Eindtoets
Spellingdiploma