Wat gaan jullie deze week doen
Opdrachten week 4
Basisiopdrachten
Folder onweer
Beschrijving klimaat in gebied van Nederland
Voedselweb
Kahoot
Extra opdracht
Leerdoelen week 4
De leerdoelen van deze week zijn
Atlasvaardigheden leren op verschillende schaalniveaus
Wat is het weer en klimaat in Nederland
Hoe ontstaat onweer
Hoe ontstaat bliksem
Rekenen met geluidssnelheid in woordformule
Maken van een voedselweb met biomassa
Het maken van een Kahoot
Hoofdvragen
De hoofdvragen waar jullie deze week een antwoord op gaan vinden zijn de volgende:
Wat voor klimaat bestaat er in Nederland?
Onderzoeksvragen:
Waar in Nederland is er gemiddeld gesproken de meeste zon?
Waar in Nederland is er gemiddeld gesproken het koudst en meeste regen? Atlasopdracht
Waardoor hebben wij in Nederland dit klimaat?
Onderzoeksvragen:
Welke invloed heeft de ligging van ons land op het klimaat?
Welke invloed heeft ons klimaat op het soort organismen wat je in Nederland kan vinden?
In de zomer is er grotere kans op onweer. Hoe komt dit?
Onderzoeksvragen:
Hoe ontstaat onweer?
Hoe komt het dat je de bliksem eerder ziet dan dat je het onweer hoort? (Woordformule)
Opdracht: Maken van een voedselweb
Opdracht onweer
Arend en Rick willen een week gaan kamperen. Er is echter tijdens die week onweer voorspeld. De jongen gaan naar het VVV gebouw om informatie over kamperen en onweer te halen zodat ze goed voorbereid zijn. Helaas had het VVV geen folders met informatie. Het VVV krijgt hier wel veel vraag over, dus hebben ze jullie in gehuurd om een folder te maken
Maak in een groepje van 3 of 4 een folder waarin je de volgende dingen duidelijk uitlegt:
- Wat is bliksem
- Hoe ontstaat onweer
- Wat kan je het best kan doen wanneer je buiten bent en je geen mogelijkheid hebt om naar binnen te gaan. Veiligheid!
- Hoe bereken je hoever de bliksem bij jou vandaan is. Geef hier een voorbeeld opgave bij met uitwerking. Gebruik hierbij de woordformule: afstand = snelheid x tijd
EISEN FOLDER
Kies een papierformaat van A4 of groter. Vouw het vel dubbel, zodat je vier pagina's krijgt.
Kies een titel die meteen duidelijk maakt waar de folder over gaat.
Verdeel de gevonden informatie over de folder.
Gebruik tussenkopjes die de teksten verduidelijken.
Kies plaatjes die de teksten verduidelijken. Noteer de bronnen die jullie hebben gebruikt in een bronvermelding.
Schrijf jullie namen op de voor-of achterkant van de folder.
onweersbui
Onweersbui
Een onweersbui is een regenbui waarbij ook onweer optreedt.
Ontstaan van onweersbui
Een onweersbui kan op een aantal manieren ontstaan. De meest voorkomende is het "single cell"-type; die ontstaat op een warme (zomer)dag. Vaak begint het met het onstabieler worden van de atmosfeer: de onderste lagen worden steeds warmer en vochtiger terwijl de bovenste lagen steeds kouder worden. Zo ontstaan er kleine "cumuluswolken" (dat zijn "donderkoppen" → wolken met aan de bovenkant een soort kop) die uitgroeien tot (stevige) buien. Het ontstaan van een onweersbui op deze manier kent drie stadia:
Wanneer de warme lucht gaat stijgen zal deze ook gaan afkoelen. Daardoor treedt er op ongeveer 2 km hoogte condensatie op van het vocht in de lucht de damp wordt vloeistof
Bij het condenseren komt er (veel) warmte vrij waardoor de temperatuur weer oploopt en de lucht nog sneller stijgt. Zo kan de lucht stijgen tot een hoogte van wel 6 à 8 km. Daar is de temperatuur ongeveer 40 graden onder 0. Bij die temperatuur zullen de waterdruppeltjes bevriezen. Door de wilde bewegingen van de lucht omhoog kunnen de druppels aangroeien tot flinke hagelstenen.
Uiteindelijk kan de bui niet meer hoger komen en zal het ijs gaan vallen. De bovenkant van de bui bestaat dan helemaal uit ijskristallen. Nu heeft de bui zijn eindstadium bereikt. De koude neerslag valt en werkt zo de warme luchtstroom naar boven tegen, waardoor er elektrische lading ontstaat.
Verklaring van bliksem
Bliksem is een ontlading tussen negatieve en positieve lading: de aarde onder de bui is positief geladen; de onderkant van de bui is negatief geladen; en de bovenkant van de bui is positief geladen. De bovenkant van de bui is positief geladen omdat bij het bevriezen van het water een ladingscheiding optreedt, waardoor dit wordt veroorzaakt is nog steeds niet duidelijk. De ontlading (negatief) (bliksem in dit geval) wil dus naar beneden en naar boven (naar de 2 positieve velden) toe, maar een kwart van de bliksems gaat naar de aarde toe.
Om een flinke ontlading te kunnen maken moet er eerst een bliksemkanaal gemaakt worden, een kanaal dat vol zit met geladen deeltjes,ionen, waardoor het geleidend wordt en de bliksem naar de aarde wordt geleid. De bliksem kan niet zomaar overspringen, want daar is de lucht een te slechte geleider voor. Zelfs bij een hele grote spanning van meer dan 10 miljoen volt kan er nog steeds geen vonk overspringen zonder bliksemkanaal. Er wordt stapsgewijs een kanaal gebouwd door lucht die om de een of andere reden beter kan geleiden dan de rest.
Het begint allemaal met voorontlading. Die zoekt als het ware al een weg voor het bliksemkanaal. Het kanaal kan zich in vele richtingen "voortplanten".
Nu kan het kanaal gebouwd worden en komt het dichtbij de grond (nooit helemaal!)
Als het kanaal dicht genoeg bij de grond is gekomen, kan er van de aarde een kanaal met positieve lading worden gebouwd dat aansluit op het kanaal met negatieve lading. Dit gebeurt van een zo hoog mogelijk punt (een boom, een flat, een vlaggenstok of een bliksemafleider bijvoorbeeld) dit heet een grondkanaal. Als het grondkanaal gemaakt is dan kan er een grote ontlading komen, dit zien wij als een bliksemflits. Vaak zijn er meer grondkanalen gemaakt maar de bliksem kan er maar door een heen. Vaak vinden er meerdere ontladingen plaats door 1 kanaal.
Bliksem
Bliksem is een elektrische ontlading in de atmosfeer. Het is het hoofdverschijnsel van onweer en het heeft donder als bijverschijnsel.
Niet altijd is er bij bliksem een vonk (bliksemschicht) zichtbaar. Ziet men alleen de wolken oplichten, dan spreekt men van weerlicht.
Bliksem is een van de gevaarlijkste weersverschijnselen. Het gevaar om persoonlijk door de bliksem getroffen te worden is relatief gering, maar de gevolgen kunnen ernstig zijn. Gemiddeld worden in Nederland vijf mensen per jaar dodelijk door de bliksem getroffen. Vroeger lag dit aantal nog veel hoger: er werden honderd jaar geleden gemiddeld zo'n 20 mensen per jaar dodelijk getroffen in Nederland. Het is dan ook raadzaam om bescherming te zoeken, zeker wanneer het onweer dichtbij is en de tijd tussen bliksem en donder minder dan 10 seconden bedraagt.
Bij onweer zie je altijd eerst de flits en hoor je daarna de donder. Dit komt omdat geluid veel langzamer beweegt dan licht. geluid heeft een snelheid van 343 m/s. Dit betekent dat geluid in 1 seconde een afstand van 343 meter aflegt.
Je berekent de afstand tussen jou en de bliksem met de volgende formule:
Afstand = snelheid x tijd
Voor de snelheid vul je 343 m/s in. Voor de tijd vul je het aantal seconde tussen het zien van de bliksem en het horen van de donder.
voorbeeld Janneke ziet de bliksem en begint te tellen. Na 7 seconde hoort ze de donder. Hoever was de bliksem bij Janneke vandaan?
Afstand = snelheid x tijd
Afstand = 343 x 7 = 2401 meter of 2,4 km
Bronnen
Donders goeie tips om je te beschermen tegen bliksem
uitleg geluidssnelheid
oefenopgaven geluidssnelheid
Bereken de volgende opgave met de formule
Afstand = snelheid X tijd
Opgave 1 Marieke ziet de bliksem en gaat tellen. Na 7 seconde hoort ze de donder. Bereken hoever de bliksem van Marieke vandaan is
Opgave 2 Stijn wil de geluidssnelheid controleren. Hij gaat op 500 meter afstand van een gebouw staan en roept. Hij meet de tijd tot hij zijn echo weer hoort. Hij meet 2,9 seconde.
a wat is de afstand die het geluid heeft afgelegd.
b Bereken de snelheid van het geluid
Opgave 3
Katie roept in een put ze hoort het geluid 5,5 seconde later weer terug.
a) Bereken de afstand die het geluid heeft afgelegd.
b) Hoe diep is de put?
Opgave 4
Johan ziet de bliksem inslaan opeen boom waar hij 1200 meter vanaf staat.
Bereken hoe lang het duurt voordat Johan de donder hoort
extra oefenopgave geluidssnelheid
Wil je nog oefenen dan kan dat hier
Bij deze opgave staat V voor de geluidssnelheid
toets geluidssnelheid
Op itslearning bij onderwerp Nederland vind je een toets over snelheid. Deze moet je maken en de score aan de docent laten zien
Opdracht beschrijving klimaat gebied van Nederland
Nederland heeft zijn niet te warme en niet te koude en tamelijk natte klimaat omdat het:
- in de gematigde klimaatzone ligt, en wel tussen 50,5 en 54 graden noorderbreedte;
- aan zee ligt;
- op enkele plekken na rond of onder de zeespiegel ligt;
- warmte toegevoerd krijgt van de Warme Golfstroom en van warme wind van zee (zie de film ‘Zeestromen en wind’ in Stap 1).
Maar dat wil niet zeggen dat het klimaat overal in Nederland precies hetzelfde is. Aan zee, op de Veluwe en in Zuid-Limburg valt per jaar meer regen dan elders in het land. Dat de Veluwe en Zuid-Limburg tot de natste plekken in Nederland horen, komt omdat vochtige lucht op die plekken tegen heuvelhellingen wordt opgestuwd, waardoor stuwingsregens ontstaan.Ook neemt het verschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur in een jaar toe naarmate je verder van de kust af bent. Zie de drie klimaatgrafieken op dit opdrachtblad.
En hoe is met het klimaat in Spanje? Kijk naar kaart 116 Spanje en Portugal in de 53e editie van de Bosatlas.
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een of twee klasgenoten een beschrijving van het klimaat in een streek in Nederland.
Door de beschrijving te maken, laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
Eisen
- de inhoud: laat in de beschrijving zien dat je begrepen hebt welke klimaat of klimaten Nederland heeft.
- de vorm: Maak het eindproduct met zorg en zorg dat het een duidelijk beeld geeft van wat voor klimaat je aantreft in de streek in Nederland die je onder handen hebt.
Beschrijving van het klimaat van een streek in Nederland
In teams van 2 of 3 krijg je door je docent één van de volgende gebieden toegewezen:
- De Veluwe
- Zeeuws-Vlaanderen
- De Achterhoek
- De Betuwe
- Limburg
- Groningen
- Noordholland
- De wadden
Zoek de betreffende streek op en maak samen een beschrijving van het klimaat in het gebied. Let daarbij vooral op de neerslag door het jaar heen en de temperatuur ’s winters en ’s zomers. Ook het aantal zonuren. Houd daarbij de klimaatkaart van Nederland bij de hand en kaart 116 en 117B van de 53e editie van de Bosatlas.
Zoek er een afbeelding bij van de streek die een indruk geeft van de begroeiing in de streek en daarmee ook van het klimaat.
Zoek er ook een klimaatgrafiek bij van een grote of bekende stad in de streek.
Klaar:
Laat je beschrijving van het klimaat van de streek zien aan je docent. Hij beoordeelt je klimaatbeschrijving. Bij goedkeuring lever je het in op itslearning. De docent daarna alle beschrijvingen met de afbeeldingen en klimaatgrafieken. Daarmee heeft het reisbureau zijn gids.
Bronnen
Kaart van Nederland
klimaat van Nederland
klimaatverandering klokhuis
weerstations in Nederland
hier vind je voor veel plaatsen in Nederland de gegevens van het weerstation. Je vindt hier actuele gegevens en ook gegevens per maand
Opdracht Voedselweb en -keten
Intro
Een ecosysteem is het geheel van planten, dieren en het gebied waarin ze wonen. Hoe een ecosysteem er uit ziet wordt bepaald door de levende factoren en niet-levende factoren.
In deze opdracht kijk je naar de voedselrelaties tussen planten en dieren en voedselrelaties tussen dieren onderling. Je leert hoe je die relaties kunt weergeven in een voedselweb en in een voedselketen.
Eindproduct
Deze opdracht sluit je af door samen met je groepje een voedselweb te maken.
Beoordeling
Bij de beoordeling van het voedselweb gebruikt je docent de volgende vragen:
- Bevat het voedselweb minimaal acht organismen?
- Staan er in het voedselweb zowel producenten als consumenten?
- Zijn tussen de organismen de pijlen goed getrokken?
- Is het voedselweb met zorg gemaakt?
Aan het eind van de opdracht
- kun je de begrippen voedselketen en voedselweb omschrijven.
- ken je de begrippen producenten, consumenten en reducenten.
- kun je aangeven welke rol producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen spelen.
- kun je minimaal twee voorbeelden van reducenten noemen.
Groepsgrootte
Je werkt de eerste stappen alleen door.
Het eindproduct maak je samen met een klasgenoot.
Benodigdheden
Afbeeldingen van organismen.
Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.
Stap1
Voedselweb en voedselketen
Bestudeer uit de Kennisbank biologie de vier pagina's van het het onderdeel voedselweb en voedselketen.
KB: Voedselweb en voedselketen
Beantwoord nu de volgende acht vragen.
- Welk woord moet op de open plaats?
Een .... laat zien welke voedselreslaties er bestaan tussen organismen.
- voedselweb
- voedselketen
- Waar of niet waar?
Aan het begin van de een voedselketen staan de producenten.
- Waar
- Niet waar
- Waar of niet waar?
Planten zijn voorbeelden van producenten.
- Waar
- Niet waar
- Waar of niet waar?
Planteneters worden ook wel carnivoren genoemd.
- Waar
- Niet waar
- Waar of niet waar?
De mens staat aan het eind van de voedselketen.
- Waar
- Niet waar
- Waar of niet waar?
Bacteriën en schimmels zijn voorbeelden van reducenten.
- Waar
- Niet waar
- Waar of niet waar?
De producent in de voedselketen in zee is dierlijk plankton.
- Waar
- Niet waar
- Waar of niet waar?
Een krab is een voorbeeld van een reducent in de voedselketen in zee.
- Waar
- Niet waar
Controleer je antwoorden.
Stap2
Voedselweb en voedselketen
Met een voedselweb kun je ook duidelijk maken wat de gevolgen kunnen zijn als
één onderdeel uit het web verandert. Als er een bijvoorbeeld een giftige stof in
het water komt waardoor de bodemdieren ziek worden, heeft dat grote gevolgen.
1
Bekijk het voedselweb hiernaast.
Welke dieren worden er, volgens jou, ziek als er een giftig stof in het water komt
waardoor bodemdieren ziek worden.
Bespreek het antwoord met een klasgenoot.
2
Een rups, een eikenboom, een torenvalk en een roodborstje kunnen in dezelfde voedselketen voorkomen. Wie eet wie op? Maak een voedselketen en geef aan wie producent is en wie consument.
Stap3
Bodemdieren en reducenten
Reducenten staan aan het eind van de voedselketen. Zij leven van dode planten en dieren.
Ze ruimen als he ware 'de rotzooi' op.
Bekijk het volgende filmpje op de site van SchoolTV:
Video: Ondergrondse beestjes
Kun je een omschrijving van een bodemdier geven?
Schrijf uit je hoofd zoveel mogelijk bodemdieren op.
Vergelijk jouw lijstje met bodemdieren met het lijstje van een klasgenoot.
Wie heeft de meeste?
Ga op internet eventueel op zoek naar nog meer namen van bodemdieren.
Ga na of de dieren die jullie hebben opgeschreven ook wel echt bodemdieren zijn.
En ga na of alle bodemdieren ook echt reducenten zijn?
Stap4
Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maken jullie samen een voedselweb.
In het voedselweb komen organismen die jullie rond de school zouden kunnen tegengekomen.
Ga op internet op zoek naar passende afbeeldingen.
Plak de afbeeldingen op een groot papier. Zet de namen van de organismen onder de afbeeldingen. Verbind de afbeeldingen met pijlen. Zorg dat de pijlen in de juiste richting wijzen!
Laat jullie voedselweb beoordelen door een ander groepje. Beoordeel ook hun voedselweb.
Geef elkaar twee tops en twee tips
Pas jullie voedselweb eventueel nog wat aan.
Klaar?
Laat het voedselweb beoordelen door jullie docent.
Opdracht kahoot
jullie hebben nu een aantal weken aan dit project gwerkt en al veel geleerd over het weer en het klimaat
In deze opdracht maken jullie een kahoot waarin in jullie laten zien wat jullie tot nu toe geleerd hebben
eind van deze week worden de kahoots gespeeld.
Eisen:
over elke week die jullie hebben gehad verzinnen jullie 6 vragen
Over de stof die jullie allemaal verwerkt hebben
In Groepje van 3 of 4
per vraag minimaal 3 keuze mogelijkheden
de tijd die je voor een vraag geeft pas je aan de moelijkheidsgraad van de vraag aan.
de kahoots worden in het museum afgespeeld