onweersbui

Onweersbui

Een onweersbui is een regenbui waarbij ook onweer optreedt.

Ontstaan van onweersbui

Een onweersbui kan op een aantal manieren ontstaan. De meest voorkomende is het "single cell"-type; die ontstaat op een warme (zomer)dag. Vaak begint het met het onstabieler worden van de atmosfeer: de onderste lagen worden steeds warmer en vochtiger terwijl de bovenste lagen steeds kouder worden. Zo ontstaan er kleine "cumuluswolken" (dat zijn "donderkoppen" → wolken met aan de bovenkant een soort kop) die uitgroeien tot (stevige) buien. Het ontstaan van een onweersbui op deze manier kent drie stadia:

Wanneer de warme lucht gaat stijgen zal deze ook gaan afkoelen. Daardoor treedt er op ongeveer 2 km hoogte condensatie op van het vocht in de lucht de damp wordt vloeistof

Bij het condenseren komt er (veel) warmte vrij waardoor de temperatuur weer oploopt en de lucht nog sneller stijgt. Zo kan de lucht stijgen tot een hoogte van wel 6 à 8 km. Daar is de temperatuur ongeveer 40 graden onder 0. Bij die temperatuur zullen de waterdruppeltjes bevriezen. Door de wilde bewegingen van de lucht omhoog kunnen de druppels aangroeien tot flinke hagelstenen.

Uiteindelijk kan de bui niet meer hoger komen en zal het ijs gaan vallen. De bovenkant van de bui bestaat dan helemaal uit ijskristallen. Nu heeft de bui zijn eindstadium bereikt. De koude neerslag valt en werkt zo de warme luchtstroom naar boven tegen, waardoor er elektrische lading ontstaat.

Verklaring van bliksem

Bliksem is een ontlading tussen negatieve en positieve lading: de aarde onder de bui is positief geladen; de onderkant van de bui is negatief geladen; en de bovenkant van de bui is positief geladen. De bovenkant van de bui is positief geladen omdat bij het bevriezen van het water een ladingscheiding optreedt, waardoor dit wordt veroorzaakt is nog steeds niet duidelijk. De ontlading (negatief) (bliksem in dit geval) wil dus naar beneden en naar boven (naar de 2 positieve velden) toe, maar een kwart van de bliksems gaat naar de aarde toe.

Om een flinke ontlading te kunnen maken moet er eerst een bliksemkanaal gemaakt worden, een kanaal dat vol zit met geladen deeltjes,ionen, waardoor het geleidend wordt en de bliksem naar de aarde wordt geleid. De bliksem kan niet zomaar overspringen, want daar is de lucht een te slechte geleider voor. Zelfs bij een hele grote spanning van meer dan 10 miljoen volt kan er nog steeds geen vonk overspringen zonder bliksemkanaal. Er wordt stapsgewijs een kanaal gebouwd door lucht die om de een of andere reden beter kan geleiden dan de rest.

Het begint allemaal met voorontlading. Die zoekt als het ware al een weg voor het bliksemkanaal. Het kanaal kan zich in vele richtingen "voortplanten".

Nu kan het kanaal gebouwd worden en komt het dichtbij de grond (nooit helemaal!)

Als het kanaal dicht genoeg bij de grond is gekomen, kan er van de aarde een kanaal met positieve lading worden gebouwd dat aansluit op het kanaal met negatieve lading. Dit gebeurt van een zo hoog mogelijk punt (een boom, een flat, een vlaggenstok of een bliksemafleider bijvoorbeeld) dit heet een grondkanaal. Als het grondkanaal gemaakt is dan kan er een grote ontlading komen, dit zien wij als een bliksemflits. Vaak zijn er meer grondkanalen gemaakt maar de bliksem kan er maar door een heen. Vaak vinden er meerdere ontladingen plaats door 1 kanaal.

 


Bliksem

Bliksem is een elektrische ontlading in de atmosfeer. Het is het hoofdverschijnsel van onweer en het heeft donder als bijverschijnsel.

Niet altijd is er bij bliksem een vonk (bliksemschicht) zichtbaar. Ziet men alleen de wolken oplichten, dan spreekt men van weerlicht.

Bliksem is een van de gevaarlijkste weersverschijnselen. Het gevaar om persoonlijk door de bliksem getroffen te worden is relatief gering, maar de gevolgen kunnen ernstig zijn. Gemiddeld worden in Nederland vijf mensen per jaar dodelijk door de bliksem getroffen. Vroeger lag dit aantal nog veel hoger: er werden honderd jaar geleden gemiddeld zo'n 20 mensen per jaar dodelijk getroffen in Nederland. Het is dan ook raadzaam om bescherming te zoeken, zeker wanneer het onweer dichtbij is en de tijd tussen bliksem en donder minder dan 10 seconden bedraagt.

 

Bij onweer zie je altijd eerst de flits en hoor je daarna de donder. Dit komt omdat geluid veel langzamer beweegt dan licht. geluid heeft een snelheid van 343 m/s. Dit betekent dat geluid in 1 seconde een afstand van 343 meter aflegt.

Je berekent de afstand tussen jou en de bliksem met de volgende formule:

Afstand = snelheid x tijd

Voor de snelheid vul je 343 m/s in. Voor de tijd vul je het aantal seconde tussen het zien van de bliksem en het horen van de donder.

 

voorbeeld Janneke ziet de bliksem en begint te tellen. Na 7 seconde hoort ze de donder. Hoever was de bliksem bij Janneke vandaan?

Afstand = snelheid x tijd

Afstand = 343 x 7 = 2401 meter of 2,4 km