Beeldspraak, stijlfiguren en poëzie

Beeldspraak, stijlfiguren en poëzie

De kracht van taal

Taal is het krachtigste middel om mensen met elkaar te verbinden of juist van elkaar te scheiden.

De manier waarop taal wordt gebruikt, heeft een grote invloed op ons denken, voelen en handelen.

Met deze module leer je meer over hoe taal beelden bij je op kan roepen en daarmee een gevoel kan overbrengen.

Je leert:

- Wat beeldspraak is.

- Wat stijlfiguren zijn.

- Belangrijke uitdrukkingen.

- Belangrijke vormen van poëzie.

Verder breid je je woordenschat uit.

Werkwijze

De uitleg kun je vinden onder de knop theorie.

Met de praktijkopdrachten leer je taaluitingen analyseren, zodat je de theorie ook kunt toepassen.

 

 

Het proefwerk bestaat uit kennis- en inzichtsvragen.

Theorie

Uitdrukkingen

Je moet deze uitdrukkingen kennen:

In het stof bijten - verliezen

Koffiedik kijken - een voorspelling doen waarvoor je geen bewijs hebt

De stoute schoenen aantrekken - iets doen waarvoor je moed nodig hebt

Het legt hem geen windeieren - het levert hem behoorlijk wat op

Dat is toekomstmuziek - dat zijn mooie plannen, maar of het lukt ....?

Van toeten noch blazen weten - van niets weten

Te hooi en te gras - een enkele keer

Na veel vijven en zessen - na lang aarzelen

Kop noch staart - geen begin en geen einde

Kant noch wal raken - nergens op slaan

Geen zorgen voor de dag van morgen - je geen zorgen maken over de toekomst

Wie dan leeft, wie dan zorgt - geen zorgen maken over de toekomst

Een teken aan de wand - iets wat grote zorgen baart

Sommige uitdrukkingen zijn allitererend (beginklanken van woorden met de klemtoon gelijk), zoals:

Met man en macht - met alle beschikbare personen en middelen

Taal noch teken - helemaal niets van iemand horen

Paal en perk stellen - grenzen stellen

De lusten en de lasten - de voor- en nadelen

Je groen en geel ergeren - je erg irriteren

Andere uitdrukkingen zijn met rijmwoorden, zoals:

Zich met hand en tand verzetten - je hevig verzetten

De handel en wandel - het doen en laten van iemand

Woordenschat

Deze woorden zijn belangrijk voor het proefwerk en zul je ook bij andere vakken tegenkomen.

Je moet ze dus kennen:

aanwas - groei

analyseren - ontrafelen, in delen ontleden

causaal verband - verband tussen oorzaak en gevolg

cryptisch - moeilijk te interpreteren/begrijpen

duurzaam - blijvend, zo min mogelijk schade aan het milieu opleverend

prognose - voorspelling

relativeren - de betrekkelijkheid inzien van

scenario - beschrijving van wat gaat gebeuren

multifunctioneel - voor meerdere doelen bruikbaar

teloorgang - ondergang

katalysator - iets wat een bepaald proces op gang brengt

faciliteren - mogelijk maken

revitaliseren - nieuw leven inblazen

cynisch - bitter, wrang

soelaas - oplossing, hulp

Stijlfiguren

Deze stijlfiguren moet je kunnen herkennen:

 

- Herhaling: een woord of zinsdeel wordt meerder keren herhaald.

- Opsomming: bij een begrip worden meerdere voorbeelden gegeven, bijvoorbeeld 'ik hou van sporten, zoals tennis, voetbal en rugby.

- Tegenstelling: twee begrippen worden tegenover elkaar gezet, zoals licht-donker, warm-koud, liefde-haat.

- Hyperbool: een overdrijving, zoals 'ik heb eeuwen op je staan wachten'.

- Understatement: iets zwakker uitdrukken dan  het eigenlijk is met de bedoeling extra aandacht te vragen voor de boodschap. Bijvoorbeeld: het waait een beetje (bij windkracht 10).

- Eufemisme: iets zwakker uitdrukken dan het eigenlijk is om de boodschap te verzachten. Bijvoorbeeld: mijn buurman heeft gisteren het tijdelijke met het eeuwige verwisseld (hij is dood).

- Litotes: een begrip omschrijven door de ontkenning van het tegengestelde, met het doel juist een sterke bevestiging uit te drukken. Bijvoorbeeld: ze konden er niet om lachen (ze vonden het heel vervelend).

Beeldspraak

Beeldspraak:

Om te weten met welke beeldspraak je te maken hebt, is het handig te weten wat er met object en beeld wordt bedoeld. Het object is datgene/diegene waarover het gaat in de tekst. Het beeld is het plaatje dat gebruikt wordt om het object te omschrijven.

- Personificatie: een dier/ding wordt voorgesteld met menselijke eigenschappen/gedragingen, zoals 'de wind huilt'.

- Vergelijking: object en beeld staan beide in de zin, zoals 'hij is zo sterk als een beer'.

- Metafoor: alleen het beeld wordt genoemd, zoals 'die ezel is alweer te laat'.

- Metonymie: er wordt iets genoemd dat een relatie heeft met het object maar het niet helemaal is, zoals 'ik heb de ijzers ondergebonden' voor 'ik heb mijn schaatsten aangetrokken'.

Poëzie

Rijmsoorten en rijmschema

Je moet de volgende rijmvormen kennen:

1. Alliteratie (beginrijm):  drukke dames doen dat

2. Assonantie (middenrijm): scholen - kopen

3. Eindrijm: jas - plas

Rijmschema's:

Met een rijmschema laat je zien welke woorden aan het eind van de zin op elkaar rijmen. Dit wordt aangegeven met een letter:

aabb

abab

abba

Het kan ook nog complexer, bijvoorbeeld:

Weet je nog (Herman van Veen)

Weet je nog, toen de wind, de bomen tergde
en hen de mantels, van het lichaam trok.
Dat wij samen,
de regen kletterde bij stromen,
schuilden en jij zo schrok.

a-b-c-d-b

Gedichtvormen

Gedichten zijn er in verschillende vormen. Hieronder vind je een aantal voorbeelden.

Haiku:

Haiku (俳句; meervoud: haiku of haiku's) is een vorm van Japanse dichtkunst. De eerst regel heeft 5 lettergrepen, de tweede zeven en de derde weer vijf lettergrepen. Het drukt een emotie uit van de schrijver, vaak een vorm van verstilling door de natuur.

zou ik ze pakken,

de witvis in 't wier bijeen

dan schoten ze weg

 

door zomerregens

zijn de kraanvogelpoten

korter geworden

 

160:

Dit is een gedicht dat in een sms-berichtje past (160 tekens).

Aan de stille waterkant lig ik te staren
Naar de bomen aan de overkant
In mij is de storm aan het bedaren
Vindt de rust weer de overhand
Ik, ik ga je nooit meer zien

Limerick:

Een limerick bestaat uit vijf regels. Regel 1, 2 en 5 rijmen op elkaar, regel 3 en 4 ook. Het heeft een vast ritme.

Er was eens een jongen uit Loenen
Die stond met z'n meissie te zoenen
Toen 'ie vroeg: "Is het fijn?"
Zei ze: "Nee, het doet pijn.
Want je staat al een uur op m'n schoenen.

Ollekebolleke:

Het is een humoristische vorm, waarbij de grap meestal aan het einde staat. Het bestaat uit twee strofen van elk vier regels. Er wordt gebruik gemaakt van drie lettergrepige woorden (twee per regel, behalve regel 4 en 8) waarbij de eerste beklemtoond is.

Even uw aandacht graag!
Korte berichtgeving:
Ondergenoemde
Is niet meer in beeld- 

Wat hier (behalve voor
Onbelangstellenden)
Hartelijk groetend
Wordt medegedeeld

Drs. P
(schreef zijn eigen rouwadvertentie)

Sonnet:

Een sonnet bestaat uit veertien regels, verdeeld over twee strofen met vier regels en twee strofen met drie regels. Tussen de eerste twee strofen en de laatste twee vindt een wending plaats. In de eerste twee strofen beschrijft de dichter bijvoorbeeld de vrouw van zijn dromen, in de laatste twee strofen vertelt hij dat hij haar niet kan krijgen. Het rijmschema is meestal abba abba cdc dcd (maar niet altijd).

Petrarca – Conzoniere

De dag waarop de zon uit mededogen
met Hem die haar geschapen had ontkleurde.
werd ik, o liefste, ofschoon ik niets bespeurde,
gevangen door de schoonheid van jouw ogen.

Omdat jouw blikken in mijn richting vlogen
juist op een dag dat heel de wereld treurde
en rouwde om wat eens Gods zoon gebeurde,
werd ik verrast en weerloos meegezogen.

En hete tranen moet ik nu vergieten
door 't schrijnen van de wonden die de schichten
diep in mijn broze binnenste achterlieten.

En ach, hoe kon zich Liefde ertoe verplichten
op mij arglistig pijlen af te schieten
zonder op jou zelfs maar de boog te richten?

Rondeel:

Een rondeel bestaat meestal uit acht regels, waarbij de regels 1, 4 en 7 aan elkaar gelijk zijn en de regels 2 en 8. Een gedicht met herhalingen dus.

O, was ik maar onze kat
Lekker opgekruld slapen op een kussen
Hij hoeft niet op de fiets door een plensbui
O, was ik toch maar onze kat
Nooit in een stinkend regenpak
En nooit naar school
O, als ik toch onze kat was…
Lekker opgekruld op een kussen

Toepassing

Onderzoek

Uit onderzoek blijkt dat mensen die teksten lezen met veel metaforen directer aangesproken worden op hun emotie. Bij een onderzoek in Amerika werd verschillende mensen gevraagd om oplossingen te bedenken voor criminaliteit. Mensen die feiten en statistieken hadden gelezen, stelden oplossingen voor als 'beter onderwijs'. Mensen die teksten met metaforen hadden gelezen als 'misdaadplaag' en 'loerende criminelen' stelden oplossingen voor als 'levenslange gevangenisstraf'. Geraakt in hun emotie, reageerden ze dus ook emotioneel. Mensen die aangesproken werden op hun verstand, reageerden dus ook verstandelijk.

Hier lees je het complete onderzoek. 

Stijlfiguren in de politiek

Politici maken graag gebruik van stijlfiguren. Het raakt de emotie van de toehoorder. Politici weten dat en beïnvloeden daarmee hun kiezers.

Het volgende artikel laat dit goed zien:

Open bestand Stijlfiguren in de politiek.docx

Filmpje politiek

Hier zie je een goed voorbeeld van een metafoor in de politiek:

 

Toespraken

In toespraken worden regelmatig stijlfiguren gebruikt. Dat zijn precies de stukjes informatie die het publiek onthoudt.

 

Uitleg van Lubach

Lubach legt beeldspraak uit:

Stijlfiguren in gedichten

Gedichten zijn bij uitstek bedoeld om de lezer te ráken, om in te spelen op het gevoel. In gedichten zul je dus vaak stijlfiguren en beeldspraak tegenkomen.

Beelden in songteksten

In songteksten wordt vaak een plaatje geschetst van hoe het leven is of zou moeten zijn. Beeldspraak is daarbij onontbeerlijk.

Opdrachten

Stijlfiguren

Opdracht stijlfiguren

 

1. Door de orkaan zijn heel wat mensen van huis en haard verdreven
2.Tijdens zijn les hebben wij ons een breuk gelachen.
3.Bovendien heeft hij ook nog Engels gestudeerd.

4. Mijn opa heeft het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.

5.De drenkeling werd door hem tijdig gered.

6.Toen hij dat mooie doelpunt maakte, zie hij:' Dat kon er wel me door, hè!'
7.Na de lange wandeling kwamen we met onze tong op de schoenen thuis.
8.Hij werd bedolven onder de cadeautjes.
9.Omdat zij een volslank figuur (maat 52) heeft , kan zij niet altijd makkelijk leuke kleren vinden.

10. In ziekte en gezondheid bleven ze elkaar steunen.

 

 

Zo volwassen, zo beleefd

 

Vroeger was ik lijp,

ik had schijt

Betaalde rekeningen never op tijd

Ik was lijp, je boy was laks

Altijd ging m’n Buma op aan paks Shit,

en maar schuilen achter muren van facturen

Deurwaarder wist precies

ik werd gesnitched door de buren

Om die nigger vooruit te blijven

Mezelf thuis uit te schrijven

Ik ben veranderd, je boy is gegroeid.

Mijn geduld is nu lang als vloei

Niet meer bang voor m’n post of papieren

En ik ben nu dol op internetbankieren

 

a. Noteer twee vergelijkingen uit dit fragment.

b.  Welke twee antithesen spelen een belangrijke rol in dit fragment?

c.  Wie wordt bedoeld met ‘die nigger’ (r. 8).

d.  Noem één voorbeeld van metonymia uit dit gedicht en leg uit wat er letterlijk mee bedoeld wordt (er zitten meerdere metonymieën in het fragment).

e. Bekijk de rest van de songtekst hieronder. Haal nog twee vormen van beeldspraak uit de tekst.

 

 

Effecten van taalgebruik

Tijdens deze serie lessen leer je eerst:

- Hoe schrijvers hun woorden kiezen om een bepaald effect te bereiken.

- Wat het effect van stijlfiguren is in een tekst.

- Wat het effect van beeldspraak is in een tekst.

- Wat het effect van de woordvolgorde in de zin is.

- Hoe schrijvers hun tekst opbouwen en welk effect dat heeft.

Daarna leer je om zelf teksten te schrijven waarbij je woorden, stijlfiguren, beeldspraak, zinsvolgorde en tekstopbouw bewust kiest bij het schrijven van je tekst.

Tekstanalyse (1)

Tekstanalyse (les 1)

Er zijn twee teksten te analyseren, waarvan jij er persoonlijk één voor je rekening neemt.

Degene die het dichtst bij de deur zit,
neemt opdracht 1, de ander opdracht 2.

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 1

Uitwisselen ervaringen (2)

Uitwisselen ervaringen (les 2)

1e ronde

Je vergelijkt je analyse met een klasgenoot die dezelfde tekst heeft geanalyseerd. Wat hebben jullie hetzelfde, wat hebben jullie anders?

2e ronde

Je wisselt je analyse uit met een klasgenoot die een andere tekst heeft geanalyseerd. Wat zijn de verschillen tussen jullie teksten? Let op de structuur, de zinsbouw, de stijlfiguren, beeldspraak en de gebruikte woorden. Zie je ook een overeenkomst? Wat is een gemeenschappelijk onderwerp in beide teksten? Zou de doelgroep hetzelfde zijn? Licht jullie antwoord toe.

Zelf schrijven (3)

Tekst schrijven (les 3)

Schrijven: van idee naar tekst

Er zijn verschillende redenen waarom schrijvers hun verhalen schrijven:

1. Ze willen hun gevoel uiten.

2. Ze willen de lezer vermaken.

3. Ze willen informeren.

4. Ze willen iemand overtuigen van een standpunt.

5. Ze willen iets veranderen in de wereld.

Als ze denken aan een bepaald onderwerp, maakt ze dat bijvoorbeeld boos, verontwaardigd of juist blij. Sommige schrijvers vertellen hierover graag op een humoristische manier aan hun lezers, anderen doen dat liever serieus.

 

Schrijfopdracht

1. Kies uit bovengenoemde redenen er één uit die jij gaat gebruiken.

2. Kies het soort tekst dat je wilt schrijven: een gedicht of een nieuwsbericht.

3. Kies een onderwerp dat aansluit bij de eerder gelezen teksten.

4. Maak een mindmap bij dat onderwerp (schrijf bijvoorbeeld in steekwoorden emoties die in je opkomen, personen, gebeurtenissen, een grap, je visie, enzovoort).

5. Bedenk de verhaallijn.

6. Bedenk wat voor stijlfiguren of beeldspraak je in je tekst kunt verwerken.

7. Schrijf nu een eerste versie van je verhaal.

 

Schrijf goed leesbaar. Tijdens de volgende les ga je je tekst uitwisselen met klasgenoten.

Feedback op elkaar (4)

Feedback op elkaar (les 4)

Wissel je tekst uit met een klasgenoot. Je analyseert eerst de tekst van de ander, net als je in les 1 hebt gedaan. Denk aan de volgende vragen:

- Wat voor soort tekst is dit?
- Wat is het onderwerp van de tekst?
- Welke informatie vind jij het meest interessant en waarom?
- Wat valt je op aan de zinsbouw?
- Wat zou de doelgroep van de tekst zijn (wie zouden het moeten lezen)?
- Zijn er stijlfiguren en vormen van beeldspraak gebruikt?
- Mis je informatie?

 

Geef elkaar tips & tops.

 

Beantwoord als je klaar bent de volgende vragen:

 

Gedichtanalyse

Lees het volgende gedicht en zoek de stijlfiguren en beeldspraak. Geef ook het rijmschema.

 

mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten?

noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

voor wie ik liefheb wil ik heten.


Neeltje Maria Min
Uit: Voor wie ik liefheb wil ik heten
 

Vorm

In de theorie heb je verschillende gedichtvormen geleerd.

Hoe noem je onderstaand gedicht?

 

Petrarca – Conzoniere

De dag waarop de zon uit mededogen
met Hem die haar geschapen had ontkleurde.
werd ik, o liefste, ofschoon ik niets bespeurde,
gevangen door de schoonheid van jouw ogen.

Omdat jouw blikken in mijn richting vlogen
juist op een dag dat heel de wereld treurde
en rouwde om wat eens Gods zoon gebeurde,
werd ik verrast en weerloos meegezogen.

En hete tranen moet ik nu vergieten
door 't schrijnen van de wonden die de schichten
diep in mijn broze binnenste achterlieten.

En ach, hoe kon zich Liefde ertoe verplichten
op mij arglistig pijlen af te schieten
zonder op jou zelfs maar de boog te richten?

Vertaler onbekend.

Analyse gedicht

Kijk naar dit gedicht met al je theoretische kennis. Probeer zo veel mogelijk te benoemen.

Insomnia

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
En het leven vliedt gelijk het vlood,
En elk zijn is tot niet zijn geschapen.

Hoe onmachtig klinkt het schriel 'te wapen',
Waar de levenswil ten strijd mee noodt,
Naast der doodsklaroenen schrille stoot,
Die de grijsaards oproept met de knapen.

Evenals een vrouw, die eens zich gaf,
Baren moet, of ze al dan niet wil baren,
Want het kind is groeiende in haar schoot,

Is elk wezen zwanger van de dood,
En het voorbestemde doel van 't paren
Is niet minder dan de wieg het graf.


J.C. Bloem (1887-1966)

Uit: Verzamelde gedichten, 2de dr. (1965)
Uitgever: Polak & Van Gennep, Amsterdam

Opdracht spreekwoorden

Klaaropdracht

Als je eerder dan anderen klaar bent met een opdracht van een van de lessen, werk je aan deze opdracht:

Maak vier kaarten van een kwartet met spreekwoorden. Zorg dat de spreekwoorden iets gemeenschappelijks hebben, bijvoorbeeld spreekwoorden over water of spreekwoorden waar een hond in voorkomt. Zoek op http://www.woorden.org/spreekwoord.php vier spreekwoorden op met dat begrip.

Vul in dit format de spreekwoorden in: /userfiles/999fb9c3ebb45e6a27c77c815a5061cd1aa94d81.docx

Zoek er leuke plaatjes bij.

Post je werk op: https://padlet.com/anjajmschoots/spreekwoorden

Stijlfiguren kwartet

Met dit kwartetspel, heb je zo alle stijlfiguren geleerd. Als je er nog meer kunt maken, graag!

Open bestand stijlfiguren kwartet 12.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 11.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 10.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 1.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 5.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 7.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 4.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 9.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 6.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 3.docx

Open bestand stijlfiguren kwartet 8.docx

  • Het arrangement Beeldspraak, stijlfiguren en poëzie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Anja Schoots Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-03-01 15:44:36
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    beeldspraak, retoriek, stijlfiguren, taal