Thema 3 Sparen en lenen

Thema 3 Sparen en lenen

Inleiding

Grote kans dat jij een spaarrekening hebt. Waarom zet je daar geld op? Waar heb jij je spaargeld voor opzij gezet? Hoe zit het met de rente die je krijgt? Wat heeft inflatie met sparen te maken?

Leen jij ook wel eens geld van je vrienden? Is lenen wel verstandig? Wat voor leningen zijn er?

 

In deze lesbrief leer je alles over sparen en lenen.

Stap A: Sparen

                       

 

Je bezoekt vast wel eens een webshop. Eén klik op de knop en je bestelt de mooiste spullen. Je moet wel genoeg geld op de rekening hebben.


Om af en toe luxe goederen te kunnen kopen, is het verstandig een deel van je zakgeld te bewaren. Je kunt dat geld op een bankrekening storten en op een aparte spaarrekening zetten. Het voordeel hiervan is dat je niet zo snel in de verleiding komt om geld uit te geven. Je geld is bij de bank beveiligd tegen diefstal en je ontvangt een vergoeding (rente) van de bank omdat jij je spaargeld daar brengt.

Als je (een deel) van je inkomsten niet uitgeeft maar bewaart, noem je dat sparen. Je stelt met sparen het consumeren (=het kopen van goederen of diensten) uit tot een later tijdstip. Er zijn verschillende redenen om te sparen. Dit worden  spaarmotieven genoemd. Zo kun je sparen:

  • ​voor een doel: je wilt bijvoorbeeld over een jaar eenn Playstation kopen
  • uit voorzorg: voor als er iets gebeurt waarvoor je onverwacht geld nodig hebt, zoals een wasmachine die opeens kapot gaat
  • voor de rente.

Rente is de vergoeding die je van de bank ontvangt over je spaargeld dat je op je spaarrekening hebt gezet. Rente wordt meestal gegeven in een percentage per jaar. Dit betekent dat als je €100 op de bank zet tegen een rente van 3%, je aan het eind van het jaar €3 rente van de bank ontvangt. Een ander woord voor rente is interest.

                   

Enkelvoudige rente of enkelvoudige interest
Soms wordt het rentebedrag berekend met enkelvoudige rente. Dat gebeurt vaak bij spaardeposito’s. Bij enkelvoudige rente krijg je de rente telkens na afloop van een jaar apart uitgekeerd. De bank voegt dit bedrag niet aan je spaartegoed toe.
De rente wordt uitgedrukt in procenten per jaar. Reken daarom eerst de rente uit die je na één jaar zou krijgen. Enkelvoudige rente bereken je zo:

Berekening

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Voorbeeld

Je hebt € 2.500 op een spaardeposito met 3% rente. Je ontvangt aan rente:

  • na 1 jaar:         3% van € 2.500 x 1 =   0,03 x € 2.500 x 1 =          € 75
  • na 2 jaar:         3% van € 2.500 x 2 =   0,03 x € 2.500 x 2 =          € 150
  • na 1 maand:    3% van € 2.500 x  =  0,03 x € 2.500 ÷ 12 =        € 6,25
  • na 5 maand:    3% van € 2.500 x  =  0,03 x € 2.500 ÷ 12 x 5 =  € 31,25

Je mag natuurlijk ook de rente berekenen met behulp van een verhoudingstabel als je dat fijner vindt!

 

Maak nu minitoets A

Als je de minitoets gemaakt hebt, kijk dan goed naar wat je fout hebt gedaan zodat je hiervan kunt leren voor het proefwerk.

Stap B: Samengestelde rente of samengestelde interest

Kijk naar het volgende filmpje (tot 6.48):

Bij de meeste spaarrekeningen heb je te maken met samengestelde rente. In dat geval wordt de rente na elk jaar bijgeschreven op je rekening. Hierdoor neemt het spaarbedrag ieder jaar toe. In het volgende jaar krijg je rente over je spaarbedrag plus rente. Daarom noem je dit ook wel ‘rente op rente’.

Berekening

Samengestelde rente

    = rentepercentage x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)

Voorbeeld

Je hebt € 500 op je spaarrekening. Je krijgt 4% rente.

  • Rente 1e jaar:         4% van € 500 = 0,04 x € 500 = € 20

                 Na 1 jaar heb je     € 500 + € 20 = € 520

  • Rente 2e jaar:         4% van € 520 = 0,04 x € 520 = € 20,80

                 Na 2 jaar heb je     € 520 + € 20,80 = € 540,80

De rente over deze twee jaar samen is € 540,80 – € 500 = € 40,80

 

Als je dit uit moet rekenen voor een langere periode, bijvoorbeeld 10 jaar, dan ben je wel even bezig. Samengestelde rente kun je gelukkig ook op de volgende, snelle, manier berekenen:

Voorbeeld

Op een spaarrekening met 3% rente zet je € 250.

Bereken de samengestelde rente na twee jaar.

  • De rente in één jaar is 0,03 x het spaarbedrag.

Het spaarbedrag zelf is 1 x het spaarbedrag.

  • Na één jaar heb je:

      1 + 0,03 = 1,03 x het spaarbedrag.

In dit geval: 1,03 x € 250 = € 257,50

  • Na twee jaar heb je:

           1,03 x 1,03 x € 250 = € 265,23 oftewel: 1,03² x € 250

  • De rente in twee jaar is:

           € 265,23 – € 250 = € 15,23

 

Dus na 10 jaar heb je: 1,0310 x € 250 = 335,98


Als je het rekenen met rente lastig vindt,maak dan de extra oefeningen.

Maak nu minitoets B.

Als je de minitoets gemaakt hebt, kijk dan goed naar wat je fout hebt gedaan zodat je hiervan kunt leren voor het proefwerk.

Stap C: Meer over sparen

De rentepercentages verschillen per bank. Het is verstandig de percentages te vergelijken en gebruik te maken van speciale aanbiedingen. Vaak verwelkomen banken nieuwe klanten met een welkomstgeschenk, met een tijdelijk hogere rente of met een extra inleg van bijvoorbeeld € 15.


Ook hebben banken allerlei verschillende soorten spaarrekeningen. Deze verschillende manieren om te sparen worden spaarvormen genoemd. Zo kun je voor een spaarrekening kiezen waarbij je altijd de beschikking hebt over je spaargeld. Dit noem je direct opvraagbare spaarrekeningen. Deze hebben meestal een variabele rent. Je kunt ook kiezen voor een spaardeposito waarbij je je spaargeld voor langere tijd vastzet.Hier geldt meestal een vaste rente.


Bij een vaste rente weet je precies hoeveel procent rente je ontvangt. Bij een variabele rente kan de bank het rentepercentage veranderen.
Hoe langer je je spaargeld vastzet, hoe hoger het rentepercentage meestal is. Een nadeel is wel dat je dan soms opnamekosten of boeterente moet betalen als je je geld eerder opneemt dan afgesproken. Van een dagelijks opvraagbare spaarrekening kun je op elk moment geld opnemen. Je betaalt geen opnamekosten. Een nadeel is dat de rentevergoeding in vergelijking met andere spaarvormen laag is.
Als je meer spaart, kunnen banken meer geld uitlenen en meer geld verdienen. Daarom geven banken ook vaak een hogere rente naarmate je spaarbedrag hoger is.

 

                     

 

 

In de loop van de tijd stijgen de prijzen. Het gevolg hiervan is dat je later voor hetzelfde bedrag minder kunt kopen. Anders gezegd: de koopkracht van het geld wordt minder. Zo'n algemene stijging van de prijzen heet inflatie. Voor spaarders is inflatie ongunstig.

Bekijk het volgende filmpje:


Wanneer je spaart om je geld meer waard te laten worden, is kijken naar het rentepercentage alleen dus niet voldoende. De rente die je ontvangt op je spaarrekening wordt nominale rente genoemd. Bij nominale rente wordt er geen rekening gehouden met andere economiche factoren zoals inflatie. Wanneer je de de nominale rente verrekent met de inflatie, ontstaat de reële rente.
Stel, je ontvangt 2% rente op een spaarrekening met €1000. Na een jaar bedraagt de nominale rente €20. De inflatie bedraagt dat jaar 3%. Dit betekent dat alle producten en diensten gemiddeld 3% duurder zijn geworden. De reële rente is dan -1%. Alhoewel de 2% rente aantrekkelijk lijkt, ben je dus in koopkracht achteruit gegaan.
De Europese Centrale Bank probeert ervoor te zorgen dat de inflatie rond de 2% ligt. Dit kunnen ze doen door het verhogen of verlagen van de rente. Hoe dat werkt zie je in het volgende filmpje:

 

                 

 

Maar wat nou als een bank failliet gaat? Ben je dan al je geld kwijt? Om spaarders te beschermen bestaat er in Nederland het wettelijk depositogarantiestelsel. Dat houdt in dat De Nederlandsche Bank (DNB) per persoon per bank uitbetaling van €100.000 garandeert als een bank niet meer aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. Dit geld wordt bijeen gebracht door de overige banken. Door dit depositigarantiestelsel is sparen in Nederland veilig. Voor grote spaarders is het verstandig om hun geld over meerdere banken te verspreiden.

Maak nu minitoets C

Als je de minitoets gemaakt hebt, kijk dan goed naar wat je fout hebt gedaan zodat je hiervan kunt leren voor het proefwerk.

 

Stap D: Lenen

 

 

                                                             

 

Als je geld overhoudt, kun je sparen. ALs je geld tekort komt, moet je lenen. Dit geleende geld moet je weer terugbetalen (aflossen) en je moet rente betalen. Waarom zou je eigenlijk geld lenen? Hoeveel kun je bij een bank lenen? En hoeveel rente moet je dan betalen?

Bekijk het volgende filmpje:

Er zijn verschillende redenen om geld te lenen. Je leent bijvoorbeeld voor de aanschaf van dure goederen. Een eigen huis kun je zonder lening meestal niet betalen. Veel mensen hebben hun auto gekocht met geleend geld. Maar je leent soms ook geld om tegenslagen of tijdelijke tekorten op te vangen. Een ander woord voor lening is krediet.

Oefenen met leenmotieven op: http://www.economiepagina.com/files/leenmotieven.htm

Geleend geld moet je aflossen (terugbetalen). Behalve de aflossing moet je voor geleend geld ook rente en andere kosten betalen, zoals afsluitkosten en/of administratiekosten.De rente en de andere kosten samen, noem je de kredietkosten.

Om bij een bank geld te lenen moet je meerderjarig zijn. Je kunt niet zoveel lenen als je wilt. Het maximale bedrag hangt af van:

  • Je inkomen en je andere maandelijkse uitgaven. Je moet wel genoeg geld over houden om de rente te betalen en de lening af te lossen
  • Andere lening die je hebt. Het Bureau Krediet Registratie (BKR) in Tiel registreert alle leningen. Banken kunnen daar informeren of je nog meer leningen hebt en of je wel netjes betaalt.
  • De hoogte van de rente. Als de rentetariven stijgen, krijg je te maken met hogere lasten. In het algemeen kun je dan minder lenen.

Als je geld leent, loop je risico's. Als je te veel leent, kun je in betalingsproblemen komen. Bovendien is de toekomst onzeker. Als je bijvoorbeeld ontslagen wordt, wordt het betalen van rente en aflossing moeilijker. In het algemeen geldt: de looptijd van een lening moet niet langer zijn dan de verwachte levensduur van het product waarvoor je het geld geleend hebt. Anders ben je nog aan het aflossen als je het product niet meer hebt.

 

                                     

 

Bij de bank kun je terecht voor verschillende kredietvormen (krediet betekent lening):

- Persoonlijke lening

Een lening waarbij je het geleende bedrag plus de rente in een aantal termijnen (maanden of jaren) gaat terugbetalen.
Je betaalt dus elke maand (of jaar, of kwartaal) een vast bedrag voor rente en aflossing samen. Vaak mag je kiezen in hoeveel tijd je de lening aflost. Een langere aflossingstijd maakt het maandbedrag lager. Maar hoe langer je leent, hoe meer geld je aan rente kwijt bent. Bij een persoonlijke lening krijg je het geleende bedrag in één keer in handen.


- Doorlopend krediet

Een lening waarbij je een kredietlimiet afspreekt. Als je een deel hebt afgelost, kun je het afgeloste deel weer opnieuw lenen. Dit ken je misschien als "rood staan" op je bankrekening.
Je mag zelf bepalen wanneer je geld opneemt en hoeveel, als je de afgesproken limiet maar niet overschrijdt. Zodra je wat opneemt, moet je maandelijks een vast bedrag aan rente en aflossing betalen. Als je de lening hebt afbetaald, stoppen de maandelijkse betalingen. De betaling van het vaste maandbedrag gaat weer in zodra je geld van de rekening opneemt.

 

- Salariskrediet

Het afspreken van een kredietlimiet met de bank, waarbij ook het salaris wordt overgemaakt. Dit limiet is gekoppeld aan de hoogte van het maandsalaris. Verder hetzelfde als Doorlopend Krediet.


- Hypothecaire lening (hypotheek):

Een hypotheek (hypothecaire lening) is een geldlening met een lange looptijd (vaak 30 jaar) voor een huis, gebouw of fabriek met dit gebouw onderpand. Als de lening niet kan worden voldaan legt de bank beslag op het gebouw.

 

- Koop op afbetaling

Het kopen van een product waarbij je meteen eigenaar bent terwijl je het bedrag nog niet betaalt hebt. Je betaalt bij de koop slechts een deel van het aankoopbedrag: de aanbetaling. De rest betaal je in termijnen. Een termijnbedrag bestaat uit aflossing en rente.
Een voordeel is dat het artikel meteen hebt en dat je niet eerst hoeft te sparen. Maar uiteindelijk betaal je veel meer dan bij contante betaling. De bedrijven rekenen een hoge rente.

- Huurkoop

Huurkoop lijkt op kopen op afbetaling, maar hierbij hoef je geen aanbetaling te doen. Pas nadat je de laatste termijn hebt betaald, word je eigenaar van het product. Als je als huurkoper een termijnbedrag niet betaalt, kan de winkelier het gehuurde product terugeisen. De winkelier is immers nog eigenaar! Veel postorderbedrijven en onlinebedrijven maken gebruik van deze constructie.

 

Oefenen met kredietvormen kan hier

 

Hoe bereken je kredietkosten?

Kredietkosten zijn alle extra kosten die je moet betalen als je geld leent. Dus dat is rente en eventuele andere kosten. Het geld dat je geleend hebt, moet je natuurlijk terugbetalen, dit zijn aflossingen en GEEN kredietkosten.

 

Berekening

Kredietkosten = Totaalbedrag dat je terug moet betalen - lening

Voorbeeld

Je hebt € 50.000 geleend. Dit bedrag moet je terugbetalen in maandelijkse termijnen van €550, dit moet je 120 maanden lang doen. Wat zijn de kredietkosten?

  • Je moet in totaal terug betalen: €550 x 120 = €66.000
  • Kredietkosten = €66.000 - €50.000 = €16.000

Dus voor een lening van €50.000 moet je €16.000 extra terugbetalen.

 

Oefenen met kredietkosten kan hier

Maak nu minitoets D

Als je de minitoets gemaakt hebt, kijk dan goed naar wat je fout hebt gedaan zodat je hiervan kunt leren voor het proefwerk.

Klik hier. Let op: de laatste vragen gaan over huren, die hoef je niet te kunnen.

Ook vind je hier extra oefeningen en de antwoorden erop. 

Stap E: Opdracht in Excel

Maak de volgende opdracht "Opdracht Thema 3 Sparen Lenen". Hierbij ga je met behulp van Excel opgaven maken over sparen en lenen.

Open bestand Thema 3 opdracht sparen en lenen

Stap F: Extra oefenen

Beoordeling

Je maakt over de theorie uit deze opdracht een proefwerk dat 3 keer meetelt.

  • Het arrangement Thema 3 Sparen en lenen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Vera Michels Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2019-04-09 13:18:01
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Sparen en investeren; Inflatie, deflatie en koopkracht; Ruilen over de tijd; Economie; Goede tijden, slechte tijden; Rente;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld