Je bezoekt vast wel eens een webshop. Eén klik op de knop en je bestelt de mooiste spullen. Je moet wel genoeg geld op de rekening hebben.
Om af en toe luxe goederen te kunnen kopen, is het verstandig een deel van je zakgeld te bewaren. Je kunt dat geld op een bankrekening storten en op een aparte spaarrekening zetten. Het voordeel hiervan is dat je niet zo snel in de verleiding komt om geld uit te geven. Je geld is bij de bank beveiligd tegen diefstal en je ontvangt een vergoeding (rente) van de bank omdat jij je spaargeld daar brengt.
Als je (een deel) van je inkomsten niet uitgeeft maar bewaart, noem je dat sparen. Je stelt met sparen het consumeren (=het kopen van goederen of diensten) uit tot een later tijdstip. Er zijn verschillende redenen om te sparen. Dit worden spaarmotieven genoemd. Zo kun je sparen:
Rente is de vergoeding die je van de bank ontvangt over je spaargeld dat je op je spaarrekening hebt gezet. Rente wordt meestal gegeven in een percentage per jaar. Dit betekent dat als je €100 op de bank zet tegen een rente van 3%, je aan het eind van het jaar €3 rente van de bank ontvangt. Een ander woord voor rente is interest.
Enkelvoudige rente of enkelvoudige interest
Soms wordt het rentebedrag berekend met enkelvoudige rente. Dat gebeurt vaak bij spaardeposito’s. Bij enkelvoudige rente krijg je de rente telkens na afloop van een jaar apart uitgekeerd. De bank voegt dit bedrag niet aan je spaartegoed toe.
De rente wordt uitgedrukt in procenten per jaar. Reken daarom eerst de rente uit die je na één jaar zou krijgen. Enkelvoudige rente bereken je zo:
Berekening |
Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren |
Voorbeeld |
Je hebt € 2.500 op een spaardeposito met 3% rente. Je ontvangt aan rente:
|
Je mag natuurlijk ook de rente berekenen met behulp van een verhoudingstabel als je dat fijner vindt!
Als je de minitoets gemaakt hebt, kijk dan goed naar wat je fout hebt gedaan zodat je hiervan kunt leren voor het proefwerk.