Leerling V5: Muziektheorie + improvisatie

Leerling V5: Muziektheorie + improvisatie

1. Toonladders en improvisatie

Majeur toonladder

Toonladders

Toonladders vormen de basis van een muziekstuk. Een toonladder is een reeks van 7 verschillende tonen achter elkaar. Elke notennaam komt maar een keer voor in de toonladder. Voor de notennamen gebruiken we de eerste zeven letters van het alfabet:

A - B - C - D - E - F - G

De eerste toon van de toonladder wordt de grondtoon genoemd, dit is de belangrijkste toon van de ladder.

Als je alle toetsen van het toetsenbord achter elkaar speelt, dus witte én zwarte toetsen, dan is dat telkens een halve toonafstand. Bij een hele toonafstand zit er telkens een toets tussen. Een toonladder bestaat uit hele- en halve toonsafstanden.

Voorbeeld:
C - D is een hele toonafstand
F# - G# is een hele toonafstand
A - Bb is een halve toonafstand
E - F is een halve toonafstand

Er zijn dus hele en halve toonafstanden.

 

De bekendste toonladders zijn de majeur en mineur toonladder.
De majeur toonladder wordt ook wel grote terts toonladder genoemd omdat de afstand tussen de eerste en de derde toon (de terts) een grote terts is (2 hele toonafstanden).

De majeur toonladder klinkt "vrolijk". De toonafstanden van een majeur toonladder zijn:
1 - 1 - ½ - 1 - 1 - 1 - ½

 

Je kan de toonladder op elke toon maken. Bijvoorbeeld op de noot D:

D       E       Fis        G      A      B     Cis       D

    1        1         1/2      1       1       1        1/2

 

Zorg er wel ALTIJD voor dat alle notennamen in de toonladder voorkomen!

 

Of op de noot F:

F     G     A       Bes     C      D      E      F

  1      1      1/2         1       1       1     1/2

 

 

   

Improviseren en pentatonische toonladder

Improviseren – hoe je dat nou?

Wanneer je muziek niet van tevoren hebt vastgelegd, dus eigenlijk tijdens het spelen spontaan iets verzint, bent je aan het improviseren. Veel muzikanten vinden dit best wel spannend om te doen, je bent voor je gevoel de controle kwijt, je moet helemaal op je gehoor vertrouwen. Het is dus niet maar gewoon een beetje aan rotzooien. Improviseren moet je leren en durven, je mag fouten maken, daar leer je juist van.

Improvisatie wordt vaak gebruikt bij blues en jazz, vaak wordt er dan over een vast akkoordenschema een melodie geïmproviseerd. Hieronder staan een paar tips om het improviseren gemakkelijker te maken. Improviseren moet je dóén, op een gegeven moment zal je merken dat het steeds beter zal gaan.

  • Kijk in welke toonsoort het stuk staat. Dit kan je vaak zien aan welk akkoord het slotakkoord is of op welk akkoord het stuk begint. Stel voor: het stuk eindigt op een F - akkoord. Dan weet je bijna zeker dat het stuk in de toonsoort F staat.
  • Dan kijk je welke toonladder daarbij hoort.

Als het stuk in de toonsoort F staat, hoort daar de volgende toonladder bij.

F     G     A       Bes     C      D      E      F

  1      1      1/2         1       1       1     1/2

 

Daarna ga je de pentatonische toonladder opschrijven. Je neemt dan uit de majeurtoonladder de 1e -2e -3e -5e -6e noot. Je laat dus de 4e en 7e toon weg.

F    G    A    C    D

En met deze toonladder ga je dan improviseren.

 

Nog een trucje:

Als je de 3e toon van de pentatonische toonladder met een halve toon verlaagt (in dit geval de A wordt een As) geeft dat een lekker bluesy effect aan je improvisatie. Je gebruikt dan een blue note.

 

 

 

 

 

Improvisatie tips

Nu weet je dat je de pentatonische toonladder kan gebruiken om te improviseren. Maar als je aan het improviseren bent krijg je na verloop van tijd vaak het gevoel dat je vastloopt. De volgende tips kunnen een leidraad vormen voor jouw solo.

 

1. Je hoeft niet als een gek allemaal snelle noten achter elkaar te spelen.
Stop even met improviseren en lanceer een lange noot of uitgerekte melodie.

 

2. Herhaal lekkere riffjes (kleine motiefjes).
Hoevaak kun je een noot herhalen zonder te vervelen?

 

3. Gebruik zowel hoge als lage noten.
Probeer te vermijden dat je contstant in het zelfde register blijft spelen.

 

4. Maak ruimte en gebruik rusten (stilte).

 

5. Zorg voor ritmische variatie.

 

6. Gebruik dynamiek.

 

7. Begin en eindig op de grondtoon van het stuk, dit geeft houvast.

 

8. Blijf altijd op de beat/maat van de muziek letten tijdens je improvisatie, anders past het niet meer bij elkaar. Denk aan je timing.

 

Deze afspraken geven houvast. Streef er altijd naar je vrij te voelen binnen deze afspraken. Te veel afspraken doen de boel verstarren. Te weinig afspraken kan je een chaotische indruk geven. „Ik doe maar wat”, is dan een veel voorkomend gevoel. Wanneer er een balans is tussen vrijheid en afspraken ontstaat er ruimte voor flow en voor creativiteit.

Het is echt een kwestie van durfen en doen!

 

Voorbeelden improvisatie

Opdracht: Watermelon Man

"Watermelon Man" is een jazz standard geschreven bij Herbie Hancock, en uitgebracht op zijn debuutalbum Takin' Off (1962). 

Het nummer heeft een catchy pianoriffje en de structuur van het nummer lijkt op een bluesschema. Dit nummer gaan we gebruiken als basis om overheen te improviseren.

Akkoordschema Watermelon Man

- improvisatie –

F7  - F7  - F7 -  F7

Bb7- Bb7- F7 - F7

C7 - Bb7 - C7 - Bb7

C7 - Bb7 break - F7-  F7

Zoals je ziet eindigt het nummer op een F akkoord.  Schrijf de majeur toonladder van F op en daarna de pentatonische toonladder van F. Deze tonen kan je gaan gebruiken voor je improvisatie. Denk ook aan het gebruiken van een blue note!

En de gouden regel: eindig op de noot F

 

Backingtrack Watermelon Man.

 

 

Inspiratie

Opdracht: Blues in E

 

Stappenplan:

1. Schrijf de toonladden van E op.
Denk aan de reeks: 1 - 1 - 1/2 - 1 - 1 - 1 - 1/2

2. Schrijf daarna de pentatonische toonladder van E op.
Je gebruikt hiervoor de 1e, 2e, 3e, 5e, 6e toon van de toonladder van E.

3. Daarna voeg je de blue note toe, de verlaagde 3e toon.

 

Nu kan je gaan improviseren!

 

Als het toch niet lekker loopt, of je loopt vast, heeft dit vaak met een van de  volgende zaken te maken.

  • Je speelt de noten als losstaande noten zonder verband. Het zijn geen zinnen of logische lijnen.
  • Je speelt de noten niet op een bij het liedje passende manier qua ritme.
  • Je schrikt van de dissonantie / spanning van sommige noten waardoor je onzeker wordt, gaat twijfelen en nalaat die spanning op te lossen.
  • Je houdt geen rekening met de onderliggende structuur waardoor je sommige noten op een onhandig moment plaatst.

 

Begin eenvoudig met een paar tonen en bouw van daaruit verder uit. En don't forget: als je net begint met improviseren kan het echt best lastig zijn. Maar het is zo belangrijk om gewoon door te blijven gaan, je mag fouten maken. Je zal merken, op een gegeven moment word je steeds handiger!

Het is echt een kwestie van durfen en doen!

 

2. Toonladders en trappen

Herhalen toonladders

Toonladders

Toonladders vormen de basis van een muziekstuk. Een toonladder is een reeks van 7 verschillende tonen achter elkaar. Elke notennaam komt maar een keer voor in de toonladder. De eerste toon van de toonladder wordt de grondtoon genoemd, dit is de belangrijkste toon van de ladder.

Als je alle toetsen van het toetsenbord achter elkaar speelt, dus witte én zwarte toetsen, dan is dat telkens een halve toonafstand. Bij een hele toonafstand zit er telkens een toets tussen. Een toonladder bestaat uit hele- en halve toonsafstanden.

Voorbeeld:
C - D is een hele toonafstand
F# - G# is een hele toonafstand
A - Bb is een halve toonafstand
E - F is een halve toonafstand

Er zijn dus hele en halve toonafstanden.

 

De bekendste toonladders zijn de majeur en mineur toonladder.
De majeur toonladder wordt ook wel grote terts toonladder genoemd omdat de afstand tussen de eerste en de derde toon (de terts) een grote terts is (2 hele toonafstanden).

De mineur toonladder wordt ook wel kleine terts toonladder genoemd omdat de afstand tussen de eerste en de derde toon een kleine terts is (1 1/2 toonafstand)

 

 

De majeur toonladder klinkt "vrolijk". De toonafstanden van een majeur toonladder zijn:
1 - 1 - ½ - 1 - 1 - 1 - ½

Je kan de toonladder op elke toon maken. Bijvoorbeeld op de noot D:

D       E       Fis        G      A      B     Cis       D

    1        1         1/2      1       1       1        1/2

 

Of op de noot F:

F     G     A       Bes     C      D      E      F

  1      1      1/2         1       1       1     1/2

 

 

De mineur toonladder klinkt "droevig". De toonafstanden van een mineur toonladder zijn:
1 - ½ - 1 - 1 - ½ - 1 - 1

 

A    B      C      D    E       F    G    A

  1    1/2     1     1     1/2     1     1

 

 

Naast de majeur en mineur toonladder heb je ook nog andere toonladders. Een aantal staan hieronder weergeven.

 

Andere toonladders

  • Chromatische ladder: 12 tonen, toonafstanden zijn 1/2
  • Pentatonische ladder: 5 tonen, toonafstanden zijn 1, 1 1/2
  • Blues ladder:  6 tonen,  toonafstanden zijn 1 of 1/2 of 1 1/2
  • Heletoon ladder:   6 tonen, de toonafstanden zijn 1

Belangrijke tonen/ toontrappen van de majeurtoonladder

  • grondtoon: de eerste toon van de toonladder
  • leidtoon: de zevende toon van de toonladder
  • dominant: de vijfde toon van de toonladder
  • subdominant: de vierde toon van de toonladder

Kwintencirkel

De kwintencirkel is een hulpmiddel om een aantal muziektheoretische zaken (b.v. toonladders en toonsoorten) in een handzaam kader te plaatsen. Met de kwintencirkel kun je uitrekenen hoeveel kruizen of mollen er in een toonladder zitten en bij welke tonen! Aan de buitenkant van de kwintencirkel vind je de majeurtoonsoort en aan de binnenkant  (een kleine terts lager) de parallele mineurtoonsoort.

 

In de kwintencirkel zie je in één keer welke tonen in een toonladder moeten worden verhoogd of verlaagd. Ook zie je de relatie tussen de majeur toonladder en de parallele mineur toonladder (dezelfde voortekens).

Hoe werkt het? Twee voorbeelden:

Voorbeeld 1: wat is de toonladder van D majeur?

  1. deze bestaat uit 8 tonen van D naar D > D  E  F  G  A  B  C  D
  2. welke tonen worden verhoogd/ verlaagd? Kijk in de kwintencirkel bij D > 2 kruizen/ F# en C#
  3. de toonladder van D majeur is: D  E  F#  G  A  B  C#  D

Voorbeeld 2: wat is de toonladder van G mineur?

  • deze bestaat uit 8 tonen van G naar G > G  A  B  C  D  E  F  G
  • welke tonen worden verhoogd/ verlaagd? Kijk in de kwintencirkel bij g mineur > 2 mollen/ Bb en Eb
  • de toonladder van G mineur is: G  A  Bb  C  D  Eb  F  G

Toontrappen

Je hebt nu geleerd hoe een toonladder in elkaar zit.
Nog even ter herinnering: Majeur toonladder: 1 - 1 - 1/2 - 1 - 1 - 1 - 1/2

Heel veel muziek is opgebouwd uit akkoorden, die allemaal een eigen functie binnen een nummer hebben. Muziek staat in de meeste gevallen in een toonsoort. Op deze toonladder zijn ook de akkoorden gebaseerd: ze zijn opgebouwd uit de noten die een toonladder bevat.


Op iedere toon van de toonladder kun je een akkoord maken. Deze akkoorden noemen we trappen.
Iedere trap wordt gemaakt op de 1e toon uit de toonladder, de IIe trap op de 2e toon van de toonladder, de IIIe trap op de 3e toon van de toonladder enzovoort, enzovoort. We noteren de namen van de trappen altijd in de Romeinse cijfers I t/m VIII.

Maar hoe maak je nu zo’n trap? Heel simpel: Je neemt de toon waarop je de trap wilt beginnen, slaat een toon over, neemt de volgende toon, slaat weer een toon over en neemt weer de volgende toon.

Voor b.v. de IIe trap in C majeur ziet dit er dan als volgt uit:

De toonladder van C majeur is: C–D-E-F-G-A-B-C  Je wilt de IIe trap maken. Dit betekent dus dat je op de tweede toon uit de toonladder moet beginnen. In dit geval de D, je slaat een toon uit de toonladder over (de E) en je komt uit op de F, daarna sla je nog een keer een toon over (de G) en komt uit op de A.

De IIe trap in C majeur is dus: D–F–A

 

In toonladder van C

Trap I         C E G = majeur

Trap II        D F A = mineur

Trap III       E G B = mineur

Trap IV       F A C = majeur

Trap V        G B D = majeur

Trap VI       A C E  = mineur

Trap VII      B D F = verminderd

 

Zoals je ziet, is er bij trap I sprake van een majeur-akkoord. Bij trap II, III en VI ontstaat er eenmineur-akkoord, terwijl trap IV en V wederom majeur zijn. Trap VII is een vreemde eend in de bijt; hierbij is sprake van een verminderd akkoord. Deze verhouding van majeur, mineur en verminderd is van toepassing bij alle harmonische trappen in majeurladders .

Dus....

Trap I     altijd MAJEUR

Trap II    altijd MINEUR

Trap III   altijd MINEUR

Trap IV   altijd MAJEUR

Trap V    altijd MAJEUR

Trap VI   altijd MINEUR

Trap VII  altijd VERMINDERD

 

De trappen hebben ook namen en functies: de belangrijkste namen zijn:

Trap I    Tonica

Trap IV  Subdominant

Trap V   Dominant

De tonica is meestal het eerste en het laatste akkoord binnen een muziekstuk en vormt hierdoor ook de basis. Wat er ook gebeurt in een muziekstuk; alle akkoorden leiden uiteindelijk terug naar de tonica. Dit is het rustpunt. De dominant wil altijd weer graag terug naar de tonica. Het roept spanning op.

 

Waarom is dit nu handig om te weten?

Als je weet welke akkoorden/trappen in een toonladder horen kan je heel makkelijk nummers gaan maken. De trappen  die het meest gebruikt worden in popsongs zijn bv

IIV V - I

 

Een 4-chordsong bestaat vaak uit de volgende trappen:

I - V - VI - IV

 

In een bluesschema hoor je de volgende trappen:

I - IV - V

en dan gespeeld in de volgende volgorde: I I I I | IV IV I I | V IV I V|

 

Stel voor: je speelt de blues in E dan speel je dus de volgde akkoorden:

Toonladder E:  E -Fis -Gis -A -B - Cis - Dis - E     (1=E   IV= A   V=B)

 

E - E - E - E  l  A - A - E - E  l  B - A - E - B

Het zijn allemaal majeurakkoorden.

 

 

Maak de volgende drie vragen

 

OPDRACHT

Kruip in 2-tallen achter de piano, gitaar of ander akkoordinstrument. Speel dan de volgende trappenreeksen achter elkaar. Je moet ze natuurlijk eerst uitzoeken. Kijk hoe ver je komt, de reeksen lopen op in moeilijkheidsgraad.

 

Toonladder C majeur

I - IV - V - I  (herhalen)

 

Toonladder D majeur

I - V - VI - IV  (herhalen)

 

Toonladder G majeur

I - I - VI - VI - IV - IV - V - V  (herhalen)

 

Toonladder F majeur

I - VI - II - V7 (herhalen)

 

Toonladder A majeur

I - II - VI - III - IV - I - IV - V  (herhalen)

 

Maak nu zelf een reeks (akkoordprogressie) in een zelf gekozen toonsoort.

 

 

Opdracht Come Away With Me

Beluister het volgende nummer "Come Away With Me" van Norah Jones.

 

Hieronder staat het akkoordenschema van een gedeelte van het nummer.
Benoem de trappen en speel het akkoordenschema. Het nummer staat in de toonladder C.

Werkwijze: Schrijf de toonladder van C op en zet de trappen erbij. Daarna kijk je in het akkoordschema hieronder welke trappen er gebruikt worden.

Intro

C - Am - C - Am - C - Am - C -Am

Couplet 1

C -Am - C -Am

C -Am - Em - F - C - G

Couplet 2

C - Am - C - Am

C - Am - Em - F - C - C

Refrein

G - F - C - C

G -F - C - G

Couplet 3

C - Am - C -Am

C -Am - Em - F - C - G

 

De volgende muzikanten hebben Coma Away With Me gecoverd. Ze hebben het stuk wel in een andere toonsoort (toonladder) gezet, omdat deze zangeres hoger zingt. Als je het originele stuk naar een andere toonsoort zet noem je dit transponeren.

 

Het stuk is in de toonsoort Eb gezet.
En nu komt het geheim: omdat je de trappen al weet van de originele uitvoering kan je de nieuwe akkoorden heel snel uitzoeken voor de deze versie. Schrijf de toonladder van Eb op en schrijf de trappen erbij.  En speel dan mee, klopt het?

Kwintencirkel - akkoorden

De kwintencirkel is ook heel handig om een samenhangende akkoordenreeks te maken. Ook het transponeren van een liedje, dus wanneer het liedje in een andere toonsoort moet worden gespeeld, wordt eenvoudig met de kwintencirkel.

In de video hieronder wordt dit duidelijk gedemonstreerd.