Toontrappen

Je hebt nu geleerd hoe een toonladder in elkaar zit.
Nog even ter herinnering: Majeur toonladder: 1 - 1 - 1/2 - 1 - 1 - 1 - 1/2

Heel veel muziek is opgebouwd uit akkoorden, die allemaal een eigen functie binnen een nummer hebben. Muziek staat in de meeste gevallen in een toonsoort. Op deze toonladder zijn ook de akkoorden gebaseerd: ze zijn opgebouwd uit de noten die een toonladder bevat.


Op iedere toon van de toonladder kun je een akkoord maken. Deze akkoorden noemen we trappen.
Iedere trap wordt gemaakt op de 1e toon uit de toonladder, de IIe trap op de 2e toon van de toonladder, de IIIe trap op de 3e toon van de toonladder enzovoort, enzovoort. We noteren de namen van de trappen altijd in de Romeinse cijfers I t/m VIII.

Maar hoe maak je nu zo’n trap? Heel simpel: Je neemt de toon waarop je de trap wilt beginnen, slaat een toon over, neemt de volgende toon, slaat weer een toon over en neemt weer de volgende toon.

Voor b.v. de IIe trap in C majeur ziet dit er dan als volgt uit:

De toonladder van C majeur is: C–D-E-F-G-A-B-C  Je wilt de IIe trap maken. Dit betekent dus dat je op de tweede toon uit de toonladder moet beginnen. In dit geval de D, je slaat een toon uit de toonladder over (de E) en je komt uit op de F, daarna sla je nog een keer een toon over (de G) en komt uit op de A.

De IIe trap in C majeur is dus: D–F–A

 

In toonladder van C

Trap I         C E G = majeur

Trap II        D F A = mineur

Trap III       E G B = mineur

Trap IV       F A C = majeur

Trap V        G B D = majeur

Trap VI       A C E  = mineur

Trap VII      B D F = verminderd

 

Zoals je ziet, is er bij trap I sprake van een majeur-akkoord. Bij trap II, III en VI ontstaat er eenmineur-akkoord, terwijl trap IV en V wederom majeur zijn. Trap VII is een vreemde eend in de bijt; hierbij is sprake van een verminderd akkoord. Deze verhouding van majeur, mineur en verminderd is van toepassing bij alle harmonische trappen in majeurladders .

Dus....

Trap I     altijd MAJEUR

Trap II    altijd MINEUR

Trap III   altijd MINEUR

Trap IV   altijd MAJEUR

Trap V    altijd MAJEUR

Trap VI   altijd MINEUR

Trap VII  altijd VERMINDERD

 

De trappen hebben ook namen en functies: de belangrijkste namen zijn:

Trap I    Tonica

Trap IV  Subdominant

Trap V   Dominant

De tonica is meestal het eerste en het laatste akkoord binnen een muziekstuk en vormt hierdoor ook de basis. Wat er ook gebeurt in een muziekstuk; alle akkoorden leiden uiteindelijk terug naar de tonica. Dit is het rustpunt. De dominant wil altijd weer graag terug naar de tonica. Het roept spanning op.

 

Waarom is dit nu handig om te weten?

Als je weet welke akkoorden/trappen in een toonladder horen kan je heel makkelijk nummers gaan maken. De trappen  die het meest gebruikt worden in popsongs zijn bv

IIVV - I

 

Een 4-chordsong bestaat vaak uit de volgende trappen:

I - V - VI - IV

 

In een bluesschema hoor je de volgende trappen:

I - IV - V

en dan gespeeld in de volgende volgorde: I I I I | IV IV I I | V IV I V|

 

Stel voor: je speelt de blues in E dan speel je dus de volgde akkoorden:

Toonladder E:  E -Fis -Gis -A -B - Cis - Dis - E     (1=E   IV= A   V=B)

 

E - E - E - E  l  A - A - E - E  l  B - A - E - B

Het zijn allemaal majeurakkoorden.

 

 

Maak de volgende drie vragen

 

OPDRACHT

Kruip in 2-tallen achter de piano, gitaar of ander akkoordinstrument. Speel dan de volgende trappenreeksen achter elkaar. Je moet ze natuurlijk eerst uitzoeken. Kijk hoe ver je komt, de reeksen lopen op in moeilijkheidsgraad.

 

Toonladder C majeur

I - IV - V - I  (herhalen)

 

Toonladder D majeur

I - V - VI - IV  (herhalen)

 

Toonladder G majeur

I - I - VI - VI - IV - IV - V - V  (herhalen)

 

Toonladder F majeur

I - VI - II - V7 (herhalen)

 

Toonladder A majeur

I - II - VI - III - IV - I - IV - V  (herhalen)

 

Maak nu zelf een reeks (akkoordprogressie) in een zelf gekozen toonsoort.