Inleiding: economie, waar gaat het over?
In dit eerste thema maak je kennis met het vak economie. Veel mensen denken dat economie over geld gaat: de prijs van melk, het inkomen van de buurman, en hoeveel belasting hij wel niet betaalt. Dat is voor een deel ook zo, maar economie gaat ook over iets anders: Economie gaat over het maken van keuzes met de beschikbare middelen. Consumenten, bedrijven en de overheid hebben allemaal met dit keuzeprobleem te maken. Het vak economie bekijkt hoe de keuzes gemaakt kunnen worden.
Bij het vak economie horen een aantal belangrijke uitgangspunten, zoals:
- Iedereen moet kiezen waaraan het beschikbare geld wordt uitgegeven. Niet alles is mogelijk, er is schaarste.
- Ruilen is belangrijk in een economie. Vroeger ruilden mensen met goederen, nu geef je meestal geld in ruil voor een product.
- Vraag en aanbod bepalen de prijs van veel producten. Als een product veelgevraagd is, gaat de prijs van het product omhoog.
Geld speelt in de economie een belangrijke rol. Economen bestuderen hoe mensen omgaan met geld. Hoe mensen aan geld komen en welke keuzen ze maken bij het uitgeven van geld. Economen zijn ook geïnteresseerd in het inkomen van alle Nederlanders samen, het nationaal inkomen. Ze bekijken de oorzaken van inkomensverschillen en hoe deze verschillen vergroot of verkleind kunnen worden.
A. Wat is geld?
er is bijna niemand die beweert daar te veel van te hebben. Wonen, eten en drinken, een opleiding volgen of leuke dingen doen in je vrije tijd: voor bijna alles is geld nodig. Economie gaat over geld en de keuzes die mensen daarbij maken. Geld vertegenwoordigt een waarde. Vroeger waren er andere ruilmiddelen zoals zout, vee en schelpen: die waren veel waard. Later werden er echt gouden en zilveren munten geslagen, waarbij de waarde overeen kwam met het materiaal dat werd gebruikt.
Bekijk het volgende filmpje, zoek informatie op op internet en geef in je eigen woorden antwoorden op de volgende vragen: https://www.youtube.com/watch?v=SbvC528N8Fo
https://www.schooltv.nl/video/hoe-wordt-de-waarde-van-geld-bepaald-een-kwestie-van-vertrouwen/
1. Wat wordt bedoeld met de nominale waarde van geld?
2. wat wordt bedoeld met de intrinsieke waarde van geld?
3. Wat is het verschil tussen directe en indirecte ruil en noem van elk 2 voorbeelden
4. Noem 3 nadelen van directe ruil.
5. Geld heeft 3 functies. Welke 3 functies zijn dit en leg ze kort uit.
6. Wat is het verschil tussen chartaal en giraal geld
In Nederland kun je alleen met euromunten en eurobankbiljetten betalen. Dat zijn wettige betaalmiddelen: je mag er volgens de wet mee betalen en ze moeten al betaling aangenomen worden. In Nederland worden de euro's verspreid door de Nederlandsche Bank (DNB).
Bekijk het volgende filmpje en geef in je eigen woorden antwoorden op de volgende vragen:
https://www.hetklokhuis.nl/onderwerp/de%20nederlandsche%20bank
7. Noem drie taken van DNB
8. Waarom kun je geen bankrekening openen bij DNB?
WIl je meer weten over het verleden en de toekomst van geld? Kijk dan op deze pagina: https://npofocus.nl/artikel/7674/hebben-we-over-vijftig-jaar-nog-contant-geld
9. Maak nu minitoets A in It's Learning.
B. Soorten inkomens
Iedereen heeft geld nodig om te kunnen leven. Scholieren krijgen meestal zakgeld. Als je werkt, bestaat je inkomen uit het salaris dat je verdient. Je inkomen kan ook bestaan uit een uitkering van de overheid. Maar ook de winst uit je bedrijf kan een inkomen vormen. Deze stap gaat over soorten inkomens.
Zoek informatie op op internet en geef in je eigen woorden antwoorden op de volgende vragen, dit filmpje kan je helpen https://www.youtube.com/watch?v=0wUzCQ5jQzw:
1. Wat wordt bedoeld met inkomen in natura?
2. Wat betekent modaal inkomen en hoeveel is het modale inkomen in Nederland?
3. Wat betekent minimumloon? Zoek op hoe hoog het minimumloon in Nederland is.
4. Wat is een uitkering, noem 4 voorbeelden. Beschrijf voor elk voorbeeld wanneer je deze uitkering krijgt en hoe hoog deze uitkering is.
5. Wat is inkomen uit arbeid en noem 2 voorbeelden.
6. Wat is inkomen uit bezit en noem 3 voorbeelden.
7. Wat is een overdrachtsinkomen?
Hoe hard iemand ook werkt, de één krijgt meer salaris dan de ander. Er is dus sprake van inkomensverschillen. Hoeveel je verdient, hangt af van veel factoren.
Zoek informatie op op internet en geef in je eigen woorden antwoorden op de volgende vraag:
8. Noem minimaal 6 oorzaken van inkomensverschillen
Sommige inkomsten ontvang je elke maand. Andere krijg je per week of per jaar. Inkomsten die je over verschillende periodes ontvangt, moet je eerst naar eenzelfde periode omrekeken. Pas dan kun je ze echt vergelijken. Bekijk het volgende filmpje en beantwoord de volgende vragen:
9. Schrijf een formule op voor het omrekenen van weekbedragen naar maandbedragen
10. Schrijf een formule op voor het omrekenen van maandbedragen naar weekbedragen
11. Maak nu minitoets B in It's Learning.
C. Soorten uitgaven en begroten
Hoeveel geld je kunt uitgeven, hangt in de eerste plaats af van de hoogte van je inkomen.Het is duidelijk dat je meer geld te besteden hebt als je inkomen hoger is.Toch kan iedereen in geldproblemen raken, of je nu van een minimumloon rond moet komen of een ruim salaris ontvangt. Verstandig omgaan met geld is een kunst die niet iedereen beheerst. Het NIBUD (Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting) geeft informatie over geld en hoe je ermee om kunt gaan. Het NIBUD heeft ook een website voor scholieren. Hierop kun je bijvoorbeeld lezen hoeveel zakgeld een scholier gemiddeld krijgt, welke bijbaantjes je wel/niet mag doen enzovoort. Kijk maar eens op http://scholieren.nibud.nl/.
Elk huishouden heeft te maken met allerlei terugkerende kosten, zoals huur of hypotheekrente, elektriciteit en de kosten van eten en drinken. Daarnaast wil je ook graag leuke dingen doen van je geld. Deze stap gaat over soorten uitgaven.
Zoek informatie op op internet en gebruik deze filmpjes https://www.youtube.com/watch?v=48ZlJchnlB4 en https://www.youtube.com/watch?v=GrXVA5doifc. Geef in je eigen woorden antwoorden op de volgende vragen:
1. Wat zijn primaire behoeften en noem 4 voorbeelden
2. Wat zijn secundaire behoeften en noem 3 voorbeelden
3. Wat betekent prioriteiten stellen en wat heeft dat met economie te maken?
4. Wat is consumeren?
Bekijk de volgende website (je kunt hier ook extra oefenen) en geef antwoord op de volgende vragen:
http://www.studioeconomie.nl/les1130/raamwerk.html
5. Welke 3 soorten uitgaven worden in de uitleg genoemd en geef van elk 3 voorbeelden
Het is handig om geld achter de hand te hebben voor onverwachte uitgaven. Het is dus verstandig om hiervoor geld opzij te leggen. Dit heet: geld reserveren. Bekijk het volgende filmpje over reserveren en beantwoord dan de volgende vraag:
6. Schrijf de formule op om uit te rekenen hoeveel geld je moet reserveren. Voeg ook een zelfgemaakt voorbeeld toe.
Voor sommige onverwachte uitgaven is het mogelijk om een verzekering af te sluiten. Bekijk het volgende filmpje (tot 2.58, niet verder) en beantwoord de volgende vragen:
7. Leg in je eigen woorden uit hoe verzekeren werkt. Gebruik de begrippen premie en uitkering. je mag er ook een tekening bij maken.
8. Noem 6 voorbeelden van particuliere verzekeringen
9. Noem 4 voorbeelden van collectieve verzekeringen (ook wel sociale verzekeringen genoemd)
Om een overzicht te hebben van je inkomsten en uitgaven, én om je uitgaven binnen de perken te houden, is het handig om een begroting te maken.
Bekijk het volgende filmpje en beantwoord de volgende vragen:
10. Wat is een begroting?
11. Wat kun je doen als je geld tekort komt op je begroting?
12. Wat kun je doen als je geld over hebt op je begroting?
13. Maak nu minitoets C in It's Learning
Antwoorden
Hier vind je de antwoorden op alle vragen van onderdeel A, B en C
Proefwerk
Over de stof uit onderdeel A t/m C krijg je een proefwerk dat 3 keer meetelt.