Inleiding
In de puberteit worden meisjes vrouwen en jongens mannen. Een puber wordt geslachtsrijp en de secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen zich. Uiteindelijk ontstaan mannelijke en vrouwelijke vormen.
De secundaire geslachtskenmerken ontstaan onder invloed van hormonen.
In dit hoofdstuk behandelen we de hormonen die een rol spelen bij de voortplanting.
Geslachtshormonen
Hypofyse
Maakt FSH en LH, regelt de aanmaak van geslachtshormonen door de eierstokken en zaadballen.
Eierstokken
Maken de vrouwelijke geslachtshormonen oestrogeen en progesteron.
Zaadballen
Maken het mannelijk geslachtshormoon testosteron.
Hormonen: boodschappers
Hormoonklieren produceren hormonen en geven die af aan het bloed.
De afgifte van stoffen door cellen wordt secretie genoemd.
We onderscheiden klieren met interne secretie (hormonen en neurotransmitters) en klieren met externe secretie (traanklier, spijsverteringsklieren).
Hormonen zijn te beschouwen als boodschappers in het lichaam.
Sommige organen reageren op een boodschap van een bepaalde hormoonklier.
Adrenaline bijvoorbeeld wordt afgescheiden bij stress of grote inspanning. Adrenaline zorgt er onder meer voor dat de hartslag toeneemt (waardoor er meer bloed wordt rondgepompt), de ademhaling versnelt en de handpalmen gaan zweten. Bij gevaar wordt het lichaam zo klaargemaakt om te vechten of te vluchten.
Centrale regeling
De centrale regelaar van de hormonen van de voorplanting is de hypofyse.
De werking van de hypofyse wordt weer geregeld door de hypothalamus.
De hypothalamus is door bloedvaten en zenuwen rechtsreeks verbonden met de hypofyse.
De hypofyse bestaat uit twee delen.
De voorkwab maakt de voortplantingshormonen:
- follikelstimulerend hormoon (FSH)
- luteïniserend hormoon (LH)
- prolactine (voor de melkproductie)
Daarnaast maakt de voorkwab hormonen die betrokken zijn bij de groei.
De achterkwab maakt oxytocine (nodig bij de bevalling en voor de melksecretie).
Terugkoppeling
Veel processen in het lichaam worden geregeld door terugkoppeling.
Elk proces bestaat uit een keten van oorzaken en gevolgen.
Bijvoorbeeld: Je biologische klok geeft een signaal aan je hypothalamus/hypofyse [oorzaak] en de eerste zaadlozing begint [gevolg].
Wanneer het gevolg de oorzaak remt, spreken we van negatieve terugkoppeling.
Een andere mogelijkheid is dat het gevolg de oorzaak stimuleert. Bij positieve terugkoppeling treedt dus stimulatie op. De rijping van de follikels is hiervan een voorbeeld.
Hormonale regeling van de voortplanting
Ieder mens produceert zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtshormonen. Welke secundaire geslachtskenmerken optreden en in welke mate, wordt bepaald door de verhouding tussen beide geslachtshormonen.
Bij de meeste mannen overheerst de productie van testosteron die van de vrouwelijke geslachtshormonen. Maar als het verschil klein is, kunnen zich bij een man ook vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen. Omgekeerd geldt dat vrouwen met relatief veel testosteron mannelijke secundaire geslachtskenmerken kunnen ontwikkelen.
Hormonale regeling bij de man
De mannelijke geslachtshormonen regelen de aanleg van mannelijke geslachtsorganen en zorgen ook voor de secundaire geslachtskenmerken en de aanmaak van sperma. De geestelijke ontwikkeling in de puberteit wordt ook door geslachtshormonen geregeld.
FSH, aangemaakt in de hypofyse in de hersenen, stimuleert de aanmaak van zaadcellen in de zaadbal.
LH zorgt ervoor dat cellen (cellen van Leydig) in de zaadbal het mannelijk geslachtshormoon testosteron gaan maken. Testosteron beïnvloedt de verdere ontwikkeling van zaadcellen.
Via het bloed komt testosteron bij alle organen terecht en zorgt het voor de ontwikkeling van mannelijke secundaire geslachtskenmerken. Cellen in haarzakjes reageren op testosteron door stevigere haren te produceren, spiercellen reageren door een toename in volume.
Terugkoppeling
Testosteron kan op zijn beurt weer de aanmaak van FSH en LH in de hypofyse remmen. Hierdoor maken de interstitiële cellen minder testosteron en daalt de testosteronconcentratie in het bloed. Dit zorgt ervoor dat de hypofyse weer meer LH gaat produceren, waarna er weer meer testosteron gemaakt wordt door de interstitiële cellen etc. De concentratie van beide hormonen in het bloed blijft op deze manier redelijk constant.
Hormonale regeling bij de vrouw
Bij vrouwen wordt de productie van geslachtshormonen, net als bij de man, beïnvloed door de hormonen uit de hypofyse. FSH stimuleert de rijping van eicellen (follikels) in de eierstok.
Het andere hormoon, het LH, beïnvloedt de verdere follikelrijping en veroorzaakt de eisprong (ovulatie). Daarna houdt LH de resten van het follikel (het gele lichaam) enige tijd in stand.
De eierstokken zelf maken onder invloed van de hypofysehormonen, oestrogeen en progesteron. Oestradiol is het belangrijkste en sterkst werkende oestrogeen. Oestrogenen zorgen voor de secundaire geslachtskenmerken en de geestelijke ontwikkeling in de puberteit. Ook beïnvloedt oestrogeen de ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies.
Progesteron wordt na de eisprong door het gele lichaam aangemaakt. Het zorgt voor de verdere ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies en de baarmoederspieren.
Terugkoppeling
FSH, LH oestrogeen en progesteron werken samen bij het regelen van de menstruatiecyclus. Oestrogeen en progesteron kunnen de aanmaak van FSH en LH remmen.
Menstruatiecyclus zonder bevruchting
FSH bevordert in de eierstok de groei van het follikel.
De rijpende follikel vormt oestrogeen. Dit bevordert de productie van LH en remt de vorming van FSH in de hypofyse. Zo gaat er geen nieuwe follikel rijpen.
Onder invloed van oestrogeen groeit het baarmoederslijmvlies.
Door LH gaat het follikel sterker groeien en tenslotte treedt de ovulatie op.
De overgebleven cellen van de follikel vormen het gele lichaam dat progesteron vormt. Het baarmoederslijmvlies wordt steeds meer doorbloed onder invloed van progesteron. Het wordt klaar gemaakt voor een eventuele innesteling van een bevruchte eicel. Progesteron remt de vorming van FSH, zodat er geen nieuwe follikel gaat rijpen.
Na ongeveer twaalf dagen sterft het gele lichaam en neemt het progesterongehalte af. Het sterk doorbloede baarmoederslijmvlies wordt afgestoten, de vrouw is ongesteld. De menstruatiecyclus van een periode van ongeveer 28 dagen, begint dan weer opnieuw.
Menstruatiecyclus met bevruchting
Een eicel blijft na de ovulatie 12-24 uur in leven.
Een zaadcel kan in het lichaam van een vrouw ongeveer 3 dagen in leven blijven. De vruchtbare periode van een vrouw is dus ongeveer 3 dagen vóór de ovulatie tot een halve dag na de ovulatie.
Wanneer een eicel wordt bevrucht en deze gaat zich innestelen in het baarmoederslijmvlies, blijft het gele lichaam progesteron produceren.
Dit gebeurt doordat het hormoon humaan chorion-gonadotrofine (HCG) het gele lichaam in stand houdt. HCG wordt gevormd in een van de vruchtvliezen van het embryo. Het embryo zorgt er dus ‘zelf’ voor dat de hypofyse op de hoogte wordt gebracht van de zwangerschap.
Het progesteron houdt het baarmoederslijmvlies intact en er vindt geen menstruatie plaats. Ook blijft het FSH geremd en kan er geen nieuwe follikelrijping plaatsvinden. Na drie maanden wordt de productie van progesteron overgenomen door de placenta en verdwijnt het gele lichaam.
Hormonen tijdens de zwangerschap
Progesteron houdt de zwangerschap in stand. Het zorgt er voor dat het baarmoederslijmvlies dik en klierrijk blijft en er geen menstruatie optreedt.
Progesteron remt de afgifte van FSH en LH door de hypofyse. Hierdoor komen er in de eierstokken geen nieuwe follikels tot rijping en treedt er geen ovulatie op. Onder invloed van onder andere progesteron gaan de melkklieren in de borsten zich ontwikkelen.
Hormonen tijdens de bevalling
Veroudering van de placenta is waarschijnlijk het startsein voor de bevalling. De ontsluitingsweeën kondigen de geboorte aan. De spieren in de baarmoederwand trekken zich samen en de baarmoederhals wordt wijder. Dit gebeurt onder invloed van het hormoon oxytocine, dat aan het einde van de zwangerschap door de hypofyse wordt gemaakt. Een daling van progesteron en een stijging van oxytocine brengt de bevalling op gang.
Na de bevalling brengen de hormonen prolactine en oxytocine de melkproductie bij de moeder op gang. Prolactine wordt door de hypofyse geproduceerd en zet de melkklieren aan tot melkproductie. Zuigen van de baby aan de tepel stimuleert de vorming van prolactine (positieve terugkoppeling). Prolactine remt de vorming van LH. Bij moeders die borstvoeding geven, wordt zo de ovulatie onderdrukt (negatieve terugkoppeling).
Oxytonicine zorgt ervoor dat de spiertjes rond de melkklieren samen trekken (toeschietreflex), zodat er melk uit de borst komt tijdens het zuigen.