Elk mens begint als zygote (bevruchte eicel) en eindigt de levensloop met de dood.
De levensverwachting in westerse landen is gunstig door goede voedselvoorziening, goede huisvesting, goede hygiëne en een goede gezondheidszorg.
Ontwikkeling in de baarmoeder
Tijdens en rond de ovulatie (eisprong) kan een vrouw door geslachtsgemeenschap zwanger raken. Na een zaadlozing gaan miljoenen zaadcellen richting baarmoedermond. Rondom de ovulatie, midden in de menstruatiecyclus, is het beschermende slijmpropje daar wat dunner. Zaadcellen kunnen 3 tot 7 dagen in leven blijven om vervolgens de baarmoedermond te passeren. De zaadcellen die dat overleven, zwemmen de eileiders in. Ongeveer honderd zaadcellen van een zaadlozing komen uiteindelijk aan bij de eicel. De grote hoeveelheid zaadcellen in het sperma is dus belangrijk!
De bevruchting van de eicel vindt plaats in de eileider.
De zaadcellen moeten ervoor zorgen dat ze door een dun laagje cellen om de eicel heen, dringen. De zaadcel die dat als eerste lukt, maakt contact met het membraan.
Vlak voor de staart van de zaadcel liggen veel mitochondriën die voor de energievoorziening zorgen. In de kop van de zaadcel zit het acrosoom, dat een enzym bevat waarmee de eiwitlaag van de eicel afgebroken wordt.
Zo kan de zaadcel de eicel binnendringen. Om de eicel heen ontstaat een, voor andere zaadcellen, ondoordringbare laag. Dit is de glashuid (zona pellucida). In uitzonderlijke gevallen kunnen meerdere zaadcellen in één eicel binnendringen. De eicel overleeft dit niet. Na het samensmelten van de zaadcel kop met de eicel volgt de laatste fase van de bevruchting.
Het erfelijk materiaal, twee haploïde kernen (23 chromosomen per stuk) smelten samen tot één diploïde cel (46 chromosomen)+. De cel die ontstaat na de bevruchting heet zygote. Terwijl de zygote zich een aantal malen deelt, wordt ze door trilharen vanuit de eileider naar de baarmoeder vervoerd.
Fase 1:
Zaadcellen bereiken de eicel.
Fase 2:
De zaadcel heeft zijn staart en membraan verloren en dringt de eicel in. De glashuid is gevormd en houdt het binnendringen van andere zaadcellen tegen.
Fase 3:
Het kernmembraan verdwijnt en het kernmateriaal komt vrij in de eicel. Het erfelijk materiaal van de zaadcel en eicel smelt samen.
Tweelingen
15 op de duizend geboorten betreft een tweeling. Het komt voor dat er tegelijkertijd twee ovulaties plaatsvinden en ook twee eicellen bevrucht worden. Het resultaat is een zogenaamde twee-eiige tweeling.
Tweederde deel van alle tweelingen is twee-eiig.
Een eeneiige tweeling ontstaat uit de samensmelting van één zaadcel en één eicel. Na een aantal delingen vindt er splitsing plaats: uit de twee helften ontstaan twee individuen die genetisch identiek aan elkaar zijn.
Innesteling
Na de bevruchting begint de bevruchte eicel (zygote) zich te delen. Er ontstaat een blaasje dat zich ongeveer vijf dagen na de bevruchting in het baarmoederslijmvlies nestelt. Het blaasje bestaat uit een buitenste cellaag die een met vocht gevulde holte omgeeft. Dit geheel noem je de trofoblast.
Aan de binnenkant vormt het blaasje een groepje cellen waaruit het embryo ontstaat. De trofoblast dringt steeds dieper in het baarmoederslijmvlies door met vingervormige uitsteeksels (vlokken).
De uitsteeksels specialiseren zich en vormen de placenta (moederkoek). Bloed van de moeder vloeit in de ruimte die ontstaat bij de zich ontwikkelende placenta (blauw). De bloedvaten hebben zich nog niet ontwikkeld. Het embryo bestaat nu uit twee verschillende lagen (groen). In het blaasje ontstaat naast een embryo ook een dooierzak en een holte met vruchtwater.
Vruchtvliezen en vruchtwater/Placenta en navelstreng
Vruchtvliezen en vruchtwater
Het embryo ligt in het vruchtwater. De vruchtvliezen beschermen het embryo tegen schadelijke stoffen en infecties en ze zorgen ervoor dat het vruchtwater niet wegloopt. Het vruchtwater heeft een constante temperatuur en voorkomt uitdroging van het embryo. Bovendien vangt het vruchtwater schokken en stoten op, waardoor het embryo beschermd blijft.
Twee maanden na de bevruchting zijn vrijwel alle organen aangelegd.
De uitzonderingen zijn de hersenen en het ruggenmerg, waarvan de ontwikkeling tijdens de hele zwangerschap blijft doorgaan. We spreken nu niet meer van een embryo, maar van een foetus. Het kind groeit en ontwikkelt zich daarna nog zeven maanden voordat het wordt geboren.
Placenta en Navelstreng
Om er voor te zorgen dat de stoffen uit het bloed van de moeder snel en in grote hoeveelheden bij het groeiende embryo kunnen komen, ontstaat de moederkoek (placenta). Dit orgaan wordt door moeder en kind samen gevormd. De placenta ontstaat uit een aantal cellen en cellagen van het groeiende embryo en het baarmoederslijmvlies. In de placenta stromen het bloed van de moeder en dat van het embryo vlak langs elkaar, zonder dat er sprake is van een rechtstreekse verbinding.
Via de dunne wanden van de hechtvlokken is een uitwisseling van stoffen mogelijk. Zuurstof, voedingsstoffen, hormonen, antistoffen en ook alcohol en drugs gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.
De hechtsteel ontwikkelt zich tot navelstreng. In de navelstreng lopen drie bloedvaten. Het hart van het embryo pompt bloed door twee navelstrengslagaders naar de placenta. Door één navelstrengader stroomt bloed van de placenta terug naar het embryo.
Schadelijke stoffen/Ziekteverwekkers
Schadelijke stoffen
De placenta vormt geen barrière voor een aantal schadelijke stoffen voor de ontwikkeling van het embryo, zoals sommige geneesmiddelen, alcohol, nicotine en drugs.
Moeders die tijdens de zwangerschap veel alcohol drinken, lopen de kans kinderen te krijgen met het FAS syndroom. Kinderen met het Foetaal Alcohol Syndroom komen kleiner ter wereld en groeien trager dan leeftijdsgenootjes. Ze hebben vaak een zeer klein hoofd. Ook in het gezicht zijn afwijkingen te zien, zoals een platte neusbrug en ogen die ver uit elkaar staan. Daarnaast komen allerlei neurologische afwijkingen voor, zoals overgevoeligheid voor licht en geluid, hyperactiviteit en autistisch gedrag.
Ook kunnen sommige antistoffen tegen ziekteverwekkers vanuit het bloed van de moeder in het bloed van het embryo terechtkomen.
Ziekteverwekkers
Een infectie veroorzaakt door bacteriën, virussen, schimmels of parasieten zijn niet altijd gevaarlijk voor het ongeboren kind. Sommige infecties brengen het ongeboren kind in wel gevaar. Listeria, een bacterie die kan zitten in rauwe, ongepasteuriseerde melk, kip, vlees, schaal- en schelpdieren en groente en fruit. Een infectie met listeria kan een te vroege- of doodgeboorte veroorzaken. Dit is te voorkomen door voedsel goed te verhitten.
Q-koorts is een ziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie. Geiten en schapen kunnen de bacterie verspreiden. Het doormaken van Q-koorts tijdens de zwangerschap geeft een (kleine) kans op een miskraam of doodgeboorte.
Toxoplasma is een parasiet die kan zitten in ontlasting van katten, in de grond die door ontlasting van katten verontreinigd is en in rauw of onvoldoende gaar vlees. Toxoplasmose kan leiden tot aangeboren afwijkingen. Toxoplasma is niet bestand tegen verhitting.
Ook ziekteverwekkers zoals het rode hondvirus en HIV, kunnen het ongeboren kind bereiken. Besmetting met het rode hondvirus kan leiden tot blindheid of doofheid. Een vrouw die seropositief is en het HIV-virus
bij zich draagt, kan het virus doorgeven.
Was je handen voor en na het bereiden van voedsel, na toiletbezoek, het verschonen van luiers en tuinieren.
Verhit vlees, vis en schelpdieren tot ze goed gaar zijn en eet geen vleeswaren die gemaakt zijn van rauw vlees, zoals ossenworst en filet américain. Neem geen rauwe, ongepasteuriseerde melk en kaas die gemaakt is van rauwe melk 'au lait cru'. Zorg verder voor een koude koelkast (2-7°C) en was verse producten, zoals fruit en groente (ook voorgewassen sla) onder stromend water.
Gebruik tuinhandschoenen als je in de tuin werkt en vermijd contact met zand in de zandbak. Dit verkleint de kans dat je zand of aarde binnenkrijgt die verontreinigd is met toxoplasma of listeria.
Verschoon niet zelf de kattenbak, want in ontlasting van katten kan toxoplasma zitten. Als je toch de kattenbak verschoont, doe dit dan dagelijks - want de 'eitjes' van toxoplasma zijn pas na één dag gevaarlijk- en gebruik dan handschoenen. Vermijd ook direct contact met geiten en schapen die net jongen hebben gekregen en was je handen nadat je dieren op een (kinder)boerderij heeft aangeraakt.
Miskraam en abortus
Als het embryo of de foetus afgestoten wordt, is er sprake van een miskraam of een (spontane) abortus. Soms gebeurt dit doordat de placenta onvoldoende progesteron produceert.
Daardoor wordt het baarmoederslijmvlies niet in stand gehouden en kan het embryo niet overleven.
In andere gevallen wordt een miskraam veroorzaakt doordat het embryo of de foetus door een erfelijke afwijking niet levensvatbaar is.
Miskramen kunnen tijdens de gehele zwangerschap optreden, maar meestal vinden ze plaats in de eerste drie maanden van de zwangerschap.
Abortus Provocatus is de medische term voor het voortijdig afbreken van een zwangerschap door (medisch) ingrijpen. Het wordt meestal kortweg abortus genoemd.
In Nederland is abortus onder strenge voorwaarden toegestaan tot de foetus levensvatbaar is buiten het moederlichaam. De levensvatbaarheidsgrens is gesteld op 24 weken zwangerschap.
Het verhinderen van de innesteling van een bevruchte eicel door het innemen van de morning-afterpil wordt door sommigen ook beschouwd als een vorm van abortus.
Geboorte
Bij de geboorte moet een pasgeborene overschakelen van ademhaling via de moeder op ademhaling via de eigen longen. Direct na de geboorte vullen de longen van de pasgeborene zich voor het eerst met lucht. De bloedsomloop verandert: er gaat voor het eerst zuurstofrijk bloed uit de longen naar het hart.
Na ongeveer negen maanden (40 weken) zwangerschap wordt het kind geboren.
Verloskundigen houden rekening met 38 tot 42 weken na het begin van de laatste menstruatie.
De geboorte of bevalling kan thuis plaatsvinden of in het ziekenhuis. Een huisarts, een verloskundige of een gynaecoloog begeleidt de bevalling. De moeder merkt dat de bevalling op komst is aan de weeën, het indalen van het kind en het breken van de vliezen. Weeën zijn samentrekkingen van spieren in de baarmoederwand die met tussenpozen plaatsvinden.
De bevalling verloopt in drie fasen: de ontsluiting, de uitdrijving en de nageboorte.
Ontsluiting
Tijdens de ontsluiting wordt de baarmoedermond wijder. Als de diameter van de baarmoedermond 10 cm is, is er volledige ontsluiting.
Uitdrijving
Persweeën zorgen ervoor dat het kind uit de baarmoeder wordt gedreven. Om de passage
door het geboortekanaal mogelijk te maken,
moet het hoofd van het kind tijdens de uitdrijving een lichte draai om de lengteas maken.
Nageboorte
Na de geboorte wordt de navelstreng doorgeknipt en is de verbinding tussen moeder en kind verbroken. De placenta komt soms vanzelf naar buiten, maar meestal is er enige hulp voor nodig.
Embryonale bloedsomloop
Bekijk de afbeelding van de embryonale bloedsomloop, er worden twee onderdelen van het hart beschreven.
Ductus Botalli
Omdat een foetus nog niet ademt, is de doorbloeding van de longen minder dat bij normale longen. Bij een foetus loopt er een extra bloedvat tussen de longslagader en de aorta: de ductus Botalli. Van het bloed dat de longslagader instroomt, gaat 1/3 naar de longen en 2/3 wordt via de brug van Botalli vervoerd naar de aorta.
Ovale venster
Het ovale venster is een opening tussen de linker- en de rechterboezem van het hart. Er is zo een verkorte verbinding tussen het zuurstofrijke bloed van de onderste holle ader → rechterboezem → ovale venster → linkerboezem → aorta → hoofdslagader naar het hoofd toe. Het hoofd van het embryo heeft veel zuurstofrijk bloed nodig.
Veranderingen in het bloedvatenstelsel
Na de geboorte vullen de longen zich met lucht.
De weerstand in de longhaarvaten neemt af en de longen zuigen bloed aan. Het bloed stroomt makkelijker vanuit de rechterkamer in de longslagaders en longhaarvaten. De bloeddruk in de rechter harthelft daalt hierdoor, terwijl de bloeddruk in de linkerboezem stijgt door aanvoer van bloed vanuit de longen. Het foramen ovale (ovale venster) wordt door een klep afgesloten. Deze klep vergroeit daarna met de harttussenwand.
De ductus Botalli verschrompelt en verdwijnt na de geboorte. Ook de resten van de navelstrengslagaders en -aders verschrompelen en verdwijnen.
Kleine bloedsomloop
Hart pompt zuurstofarm bloed naar de longen.
Longen
Bloed neemt zuurstof op.
Grote bloedsomloop
Hart pompt zuurstofrijk bloed naar alle organen.
Organen
Bloed geeft zuurstof af.
Na de geboorte
Direct na de geboorte wordt een kind onderzocht. Ook de placenta wordt grondig bekeken. Een afwijkende placenta kan invloed gehad hebben op de ontwikkeling van het kind. Bij sommige afwijkingen, zoals een hartafwijking, kan een vroegtijdige behandeling van levensbelang zijn.
Direct na de geboorte wordt de APGAR-score bepaald. De pasgeborene wordt daarbij getest op 5 kenmerken.
De scores per onderdeel worden opgeteld. Bij negen of tien ben je kerngezond.
Teken
0 punten
1 punt
2 punten
A Activity (activiteit)
afwezig
armen en benen gebogen
actieve beweging
P Pulse (hartslag)
afwezig
onder de 100 spm
boven de 100 spm
G Grimace (grimas)
geen respons
grimas
niezen, hoesten, trekken
A Appearance (uiterlijk)
blauw-grijs, geheel bleek
normaal, behalve extremen
normaal over gehele lichaam
R Respiration (ademhaling)
afwezig
langzaam, onregelmatig
goed, huilen
(spm = slagen per minuut)
De controle wordt later overgenomen door het consultatiebureau. Het kind wordt regelmatig gewogen en gemeten, de hartslag en de ademhaling worden gecontroleerd en men kijkt hoe het reageert op de omgeving.
Daarnaast zorgt het consultatiebureau voor vaccinaties tegen bepaalde ziektes.
Levensfasen
Een mens doorloopt verschillende levensfasen. Er vindt zowel lichamelijke, geestelijke (denken) als sociale (omgang met anderen) ontwikkeling plaats.
Baby (0 tot 1,5 jaar)
Vlak na de geboorte zijn alleen de reflexen goed ontwikkeld, zoals de zuig-, slik- en grijpreflex. De eerste maanden heet een baby een zuigeling. Een zuigeling krijgt alleen melk, omdat zijn darmkanaal vast voedsel nog niet kan verwerken. Een baby went in het eerste levensjaar geleidelijk aan vast voedsel. Een baby leert o.a. zitten, staan, lopen, met zijn voetjes spelen, blokjes oppakken en reageren op andere mensen.
Peuter (1,5 tot 4 jaar)
Een peuter leert o.a. traplopen, tegen een bal schoppen, een torentje bouwen, met een lepel eten en praten.
Kleuter (4 tot 6 jaar)
Een kleuter leert o.a. fietsen, klimmen, tekenen, veters strikken en met andere kinderen spelen.
Schoolkind (6 tot 12 jaar)
Een schoolkind leert o.a. lezen, schrijven en rekenen.
Puber (12 tot 16 jaar)
In de puberteit beginnen de voortplantingsorganen te functioneren en komen de secundaire geslachtskenmerken tot ontwikkeling. De lichaamsbouw verandert en pubers worden zelfbewust.
Adolescent (16 tot 21 jaar)
Een adolescent leert geheel zelfstandig te worden.
Volwassene (21 tot 65 jaar)
Veel volwassenen krijgen kinderen.
Bejaarde (boven 65 jaar)
Veel mensen krijgen op latere leeftijd lichamelijke of geestelijke gebreken en worden hulpbehoevend.
Veroudering en leefstijl
Bij het ouder worden neemt het aantal lichaamscellen af en gaan de cellen minder goed functioneren. Hierdoor neemt de werking van organen, hersenen, zintuigen en spieren geleidelijk af. Deze achteruitgang begint ongemerkt al vanaf het twintigste jaar.
Bij de meeste mensen wordt de veroudering pas merkbaar tussen de vijftig en de zestig jaar. Veroudering kan leiden tot lichamelijke en geestelijke gebreken. Veel voorkomende ouderdomsziekten zijn hart- en vaatziekten (bijvoorbeeld een hartinfarct of een hersenbloeding), bepaalde vormen van kanker (bijvoorbeeld prostaatkanker), aantasting van de beenderen en gewrichten en de ziekte van Alzheimer.
Gezonde voeding en een gezonde leefstijl kunnen mensen langer gezond laten leven en ernstige ziektes voorkomen. Van belang zijn: niet roken, matig alcoholgebruik, weinig dierlijke vetten eten en voldoende beweging.
Euthanasie
Euthanasie is hulp bij het op een waardige manier beëindigen van iemands leven. Euthanasie kent zowel voor- als tegenstanders. Voorstanders spreken van een milde dood; tegenstanders spreken van moord. Een alternatief voor euthanasie is soms palliatieve zorg, een vorm van stervensbegeleiding die het lijden zoveel mogelijk verlicht.
We onderscheiden actieve en passieve euthanasie. Bij actieve euthanasie worden handelingen verricht om het leven van de patiënt te verkorten of te beëindigen, bijvoorbeeld het toedienen van een dodelijk middel. Passieve euthanasie is het nalaten van handelingen die het leven kunstmatig verlengen, bijvoorbeeld door te stoppen met de toediening van vocht of van een geneesmiddel. Het proces dat in gang gezet wordt heet versterving.
Sterven
Aan elk leven komt een eind. Behalve door veroudering kunnen mensen ook sterven door andere oorzaken, zoals verwondingen, infecties, hart- en vaatziekten, kanker etc.
In sommige ontwikkelingslanden sterven mensen door ondervoeding. In westerse landen overlijden veel mensen aan de gevolgen van overvoeding en andere welvaartsziekten.
Kanker is de belangrijkste doodsoorzaak in Nederland. In 2019 kwamen er 117.600 nieuwe gevallen van kanker bij. Huidkanker is de meest voorkomende vorm van kanker. Maar liefst 19% van alle kankergevallen in 2019 was huidkanker. Vooral in de groep 15- tot 30-jarigen. (Bron CBS).
Hieronder zie je het aantal sterfgevallen per ziektebeeld.
Ziekte/aandoeningen
mannen
vrouwen
totaal
Kanker en goedaardige tumoren
25259
21368
46627
Ziekte van het hart-vaatstelsel
18253
19516
37769
Ziekte van de ademhalingswegen
6742
7296
14038
Psychische stoornissen
4629
8373
13002
Ziekten van zenuwstelsel en de zintuigen
3982
4986
8968
Ongevalletsel en vergiftiging
4327
4300
8627
Ziekten van het spijsverteringsstelsel
2258
2464
4722
Stofwisselings- en immuniteitsstoornissen
1761
1807
3568
Infectieziekten
1545
1777
3322
Complicaties tijdens zwangerschap/bevalling/kraambed
0
5
5
Sterfte naar hoofdgroep van doodsoorzaken in 2018 in Nederland (Bron: CBS)
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.