Na de bevruchting begint de bevruchte eicel (zygote) zich te delen. Er ontstaat een blaasje dat zich ongeveer vijf dagen na de bevruchting in het baarmoederslijmvlies nestelt. Het blaasje bestaat uit een buitenste cellaag die een met vocht gevulde holte omgeeft. Dit geheel noem je de trofoblast.
Aan de binnenkant vormt het blaasje een groepje cellen waaruit het embryo ontstaat. De trofoblast dringt steeds dieper in het baarmoederslijmvlies door met vingervormige uitsteeksels (vlokken).
De uitsteeksels specialiseren zich en vormen de placenta (moederkoek). Bloed van de moeder vloeit in de ruimte die ontstaat bij de zich ontwikkelende placenta (blauw). De bloedvaten hebben zich nog niet ontwikkeld. Het embryo bestaat nu uit twee verschillende lagen (groen). In het blaasje ontstaat naast een embryo ook een dooierzak en een holte met vruchtwater.