Blok 5

Blok 5

Fictie

Verteller

De verteller is degene die het verhaal vertelt. Dat hoeft niet per se de schrijver zelf te zijn. De schrijver bedenkt de personages van een verhaal, dus ook de verteller. De verteller vertelt het verhaal vanuit een bepaald standpunt. In deze les leer je welke soorten vertellers er zijn.

Verschillende soorten vertellers

Er zijn drie soorten vertellers:

► de auctoriale verteller
► de personale verteller
► de ik-verteller

De auctoriale verteller

De auctoriale verteller noemen we ook wel de ‘alwetende verteller’. Deze verteller doet niet mee aan het verhaal, maar is iemand die het verhaal vertelt. Hij of zij weet al wat er gaat gebeuren en kan bijvoorbeeld een oordeel geven. Deze verteller weet al hoe het verhaal gaat eindigen. Het verhaal wordt in de hij- of zij-vorm geschreven. Er zijn twee soorten auctoriale vertellers:

  • expliciet auctoriaal: de verteller spreekt direct de lezer aan.
  • impliciet auctoriaal: de verteller spreekt niet direct de lezer aan, maar is te herkennen doordat hij af en toe zijn mening of ander commentaar geeft. Je kunt het herkennen omdat deze verteller in het commentaar dat hij geeft meer weet dan de personen in het verhaal kunnen weten.

Personale verteller

In een verhaal met een personale verteller wordt het verhaal verteld door één van de personages in de hij- of zij-vorm. Over het algemeen staat de personale verteller dichter bij de lezer dan de auctoriale verteller.

  • Enkelvoudig: het verhaal wordt vanuit één personage gepresenteerd in de hij- of zij-vorm.
  • Meervoudig: het verhaal wordt vanuit meerdere personages gepresenteerd in de hij- of zij-vorm

Ik-verteller

De verteller in een verhaal vertelt de gebeurtenissen die hij of zij meemaakt in de ik-vorm. Er zijn twee soorten ik-vertellers:

  • vertellend ik: deze verteller vertelt over de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het verleden. Hij kijkt als het ware terug op de gebeurtenissen. Deze ik-figuur doet wel mee aan het verhaal en is dus anders dan de auctoriale verteller.
  • belevend ik:  de ik-figuur vertelt over gebeurtenissen die op dat moment plaatsvinden. Hij geeft geen commentaar op gebeurtenissen achteraf. Het speelt zich af in het nu.

Verschillende vertellers

In veel verhalen zie je een combinatie van verschillende vertellers. Het komt vaak voor dat de personale en auctoriale verteller in één roman voorkomen.

Voorbeelden

menuet

  • In Menuet van Louis Paul Boon zijn drie verschillende ik-vertellers: de man, de vrouw en het meisje. Ze vertellen alle drie hetzelfde verhaal uit hun eigen standpunt. Er is sprake van een prismatische roman: eenzelfde gebeurtenis wordt door verschillende vertellers weergegeven. Je krijgt het verhaal vanuit verschillende perspectieven gepresenteerd.

jancremer

  • In Ik Jan Cremer is de verteller een ik-verteller. De verteller vertelt hierbij over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het verleden: vertellend-ik.

Blauwe Plekken - Anke de Vries

  • In Blauwe plekken wordt het verhaal verteld door verschillende personages: onder andere Judith, Michiel, de meester en soms de moeder van Judith. Er is sprake van een meervoudig personale verteller. Af en toe wordt de personale verteller overgenomen door een auctoriale verteller.

 

Filmpje

Fictiedossier

Filmverslag

Je gaat de film Razend óf de film Ciske de Rat óf de film Boy 7 kijken. Dit zijn verfilmingen van Nederlandse boeken. (Het is ook mogelijk dat de docent een fim voor jullie uitzoekt en deze klassikaal met jullie kijkt.) Ga naar Zappbios/You Tube via de link voor de juiste film:

Razend (Je kunt op de T onder het filmpje drukken voor ondertiteling.)

Ciske de Rat

Boy 7

Doe je oordopjes in als je de film gaat kijken, zodat je de andere leerlingen niet stoort.

 

Het filmverslag

Nu je de film hebt gekeken, ga je er een verslag van maken. Dit verslag komt in je fictiedossier.
 

Zo maak je je filmverslag:

Titelblad

Noteer je naam, de titel, datum, klas, naam docent,  inleverdatum
Plaats een plaatje van de film op je titelblad.

 

Algemene Gegevens

Wat is de titel van de film?
Wat is de naam van de regisseur?
Wat is de naam van de scenarioschrijver?
In welk jaar is de film uitgebracht?
Wat is de titel van het boek waarop de film is gebaseerd?  
Wie is de schrijver van dit boek?

Genre

Kies het genre bij de film. Er bestaan o.a. de volgende soorten films:
- Misdaadfilm, avonturenfilm, oorlogsfilm, detectivefilm (western)
- Het melodrama (de sentimentele film, gevoelens en emoties)
- De comedy
- Psychologische films (films die zich bezighouden met de menselijke problematiek)


Inhoud:

Gebeurtenissen

Maak een samenvatting van de inhoud (1 mavo: 150 woorden en 1 havo/vwo: 200 woorden). Je mag deze zelf maken, maar je mag ook een samenvatting aanpassen uit een uittrekselboek of van het internet (dan moet je wel de bron vermelden!).


Personages

Wie is de hoofdpersoon/hoofdpersonen?
Wie zijn de belangrijkste bijpersonen?
Geef een karakterbeschrijving van de hoofdpersoon/hoofdpersonen? (grappig, serieus, enzovoorts)
Hoe waren de hoofdpersonen gekleed? Denk hierbij aan de functie die de kleding heeft.
Maken de personen een ontwikkeling door? Zo ja, welke? Leg je antwoord uit.


Plaats

Beschrijf waar het verhaal zich afspeelt.

Tijd

Wanneer speelt het verhaal zich af?
Hoe weet je dat?

Begin

Hoe begint het verhaal? Er bestaan 3 verhaalopeningen: met een inleiding, bij het begin van de eigenlijke gebeurtenissen of ergens midden in de gebeurtenissen.

Probleem en afloop

Wat is het belangrijkste probleem van de hoofdpersoon?
Welke afloop heeft de film: een goede of een slechte afloop, of iets daartussenin? Leg uit waarom je dat vindt.

Heeft de film een open einde (het verhaal is uit, maar het is nog niet echt afgelopen), of gesloten einde (het probleem in het verhaal is opgelost, het is echt afgelopen)?


Muziek

Werd er gebruik gemaakt van muziek?
Had de muziek een opvallende rol in de film of diende deze alleen als achtergrond?
Was er sprake van speciale geluidseffecten?

 

Titel

Welke betekenis heeft de titel?

 

Beoordeling

Beschrijf wat je zelf vond. Gebruik beoordelingswoorden (moeilijk, spannend, gevoelig, boeiend, aangrijpend, humoristisch).

Welke persoon sprak jou het meeste aan en waarom?

Welk fragment vond jij het best en waarom?

Vond je alles voorspelbaar of was het origineel?
Was er iets herkenbaars?

 

Bronvermelding

Lijst met bronvermeldingen:

-Naam boek, jaar van uitgave en naam van de uitgever

-Naam film, jaar van “uitgave” , naam van de filmmaatschappij

—————————————————————————————–

Beoordeling

Titelpagina 1 punt

Gegevens compleet 3 punten

Spelling/grammatica/leestekens 2 punten

Antwoorden 4 punten

Leesvaardigheid

Citeren

Citeren


Bij sommige vragen wordt gevraagd om een citaat te geven. Als antwoord schrijf je dus een stukje tekst letterlijk over. Dit moet je zeer nauwkeurig doen. Vermeld bij een citaat altijd de regelnummers om aan te geven waar je het citaat gevonden hebt.
Let goed op wat er precies gevraagd wordt! Als je een zin moet citeren, citeer dan de hele zin van hoofdletter tot punt. Als je een zinsgedeelte moet citeren, citeer dan niet de hele zin. Zelfs als het juiste zinsgedeelte in die zin staat, is je antwoord fout, omdat je te veel geciteerd hebt!
Je mag een citaat verkort weergeven. Je geeft dan de eerste en de laatste twee woorden. Vermeld wel altijd de regelnummers en zorg dat je zin niet te verwarren is met een andere zin uit de tekst.

Voorbeeld: De belangrijkste (…) is gekomen. R.4-5

Leesopdrachten

Toets leesvaardigheid in de toetsweek

Je rondt deze opdracht af met het maken van een toets in de toetsweek. Daar komen alle begrippen van deze les terug. 

Je maakt eerst de diagnostische toets. Als je 70% goed hebt, beheers je de basisstof. Je maakt dan de opdrachten onder het kopje 'uitdagende opdrachten'.

Heb je een lagere score behaald, is het belangrijk te oefenen met de basisstof. Deze vind je onder het kopje 'basisniveau begrijpend lezen'. Heb je daarna tijd over, mag je alsnog een uitdagende opdracht maken.

Je eindigt met een reflectie op de les en een afsluitende toets. Deze lijkt op de toets in de toetsweek en geeft je een goed beeld van je begrijpend leesvaardigheden.

De volgende les ga je in duo's samenwerken aan een presentatie. Hierbij heb je de begrijpend leesvaardigheden van deze les nodig.

Diagnostische toets

Test: Diagnostische toets

Start

Basisniveau begrijpend lezen

Chinese rivieren vervuild met antibiotica

Veel Chinese rivieren zijn sterk vervuild met antibiotica. Vooral in het midden, oosten en zuidoosten van het land belanden grote hoeveelheden antibiotica in het rivierwater na uitscheiding ervan door mensen en dieren, blijkt uit onderzoek van het Guangzhou Instituut voor Geochemie.

De wetenschappers deden onderzoek naar 36 veelgebruikte antibiotica. In 2013 werden van deze middelen 92.700 ton aan mensen en dieren gegeven, ruim de helft van het totale aantal in China gebruikte antibiotica. Volgens de onderzoekers kwam 53.800 ton hiervan in rivieren terecht.

Drinkwater

"De hoeveelheden antibiotica die we aantroffen waren het grootst in de rivieren in het noorden bij Peking en Tianjing, bij Shanghai aan de oostkust en in de provincie Guangzhou in het zuiden", zegt professor Ying Guang-Guo, een van de onderzoekers. 

Ying maakt zich grote zorgen. "In de rivieren zitten resistente bacteriën. Die laatste kunnen overgaan van de ene bacterie op de andere. Zo krijg je meer antibioticaresistentie in het milieu", zegt hij. "Het bacteriële ecosysteem verandert. En als wij water drinken, dan krijgen we die resistente bacteriën weer binnen. Misschien merk je daar niet onmiddellijk iets van, maar op langere termijn is dat slecht voor mensen."  Bijkomend gevaar is dat het rivierwater wordt gebruikt om akkers te besproeien.

Maatregelen

Behalve campagnes om het verstandig gebruik van antibiotica te stimuleren, zijn er intussen ook maatregelen om het gebruik terug te dringen, vertelt professor Ying. "Grote ziekenhuizen mogen jaarlijks niet meer dan een bepaalde hoeveelheid antibiotica gebruiken. Dat begint te helpen, ze gebruiken nu minder dan voorheen."

Verder probeert de overheid het toedienen bij dieren van antibiotica als fluorchinolonen en colistine uit te bannen. Dat zijn middelen die belangrijk zijn voor de mens: zo worden fluorchinolonen in Nederlandse ziekenhuizen vaak gegeven. Bij vee is het gebruik ervan bijna verleden tijd.

Colistine

Colistine is een oud antibioticum dat vanwege bijwerkingen in onbruik was geraakt. Tegenwoordig is het vaak het laatste redmiddel bij patiënten met infecties die veroorzaakt worden door bacteriën die resistent zijn voor alle andere antibiotica. In ziekenhuizen in bijvoorbeeld Griekenland en Italië wordt colistine steeds vaker ingezet. Daar is intussen ook resistentie tegen colistine niet ongewoon meer. 

Overal te koop

Maar ook met de maatregelen die de Chinezen nu invoeren, is het probleem niet opgelost. Antibiotica zijn overal in China te koop, zonder doktersrecept. Die illegale handel bloeit. Boeren kopen ze voor hun beesten, maar ze worden ook massaal voor eigen gebruik gekocht door veel Chinezen.

Bron: NOS, 30 maart 2016

 

 

Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 3

Opdracht 4

Opdracht 5

Opdracht 6

Opdracht 7

Opdracht 8

Ben je klaar en heb je nog zin in een hele leuke opdracht? Ga dan naar het tabblad: uitdagende extra opdrachten en maak opdracht 5. Daar ga je een mindmap maken over de oplossingen die jij bedenkt over de vervuiling van de rivieren in China. 

Uitdagende opdrachten begrijpend lezen

Bedenk een titel

Veel Chinese rivieren zijn sterk vervuild met antibiotica. Vooral in het midden, oosten en zuidoosten van het land belanden grote hoeveelheden antibiotica in het rivierwater na uitscheiding ervan door mensen en dieren, blijkt uit onderzoek van het Guangzhou Instituut voor Geochemie.

De wetenschappers deden onderzoek naar 36 veelgebruikte antibiotica. In 2013 werden van deze middelen 92.700 ton aan mensen en dieren gegeven, ruim de helft van het totale aantal in China gebruikte antibiotica. Volgens de onderzoekers kwam 53.800 ton hiervan in rivieren terecht.

Bedenk een tussenkopje

"De hoeveelheden antibiotica die we aantroffen waren het grootst in de rivieren in het noorden bij Peking en Tianjing, bij Shanghai aan de oostkust en in de provincie Guangzhou in het zuiden", zegt professor Ying Guang-Guo, een van de onderzoekers. 

Ying maakt zich grote zorgen. "In de rivieren zitten resistente bacteriën. Die laatste kunnen overgaan van de ene bacterie op de andere. Zo krijg je meer antibioticaresistentie in het milieu", zegt hij. "Het bacteriële ecosysteem verandert. En als wij water drinken, dan krijgen we die resistente bacteriën weer binnen. Misschien merk je daar niet onmiddellijk iets van, maar op langere termijn is dat slecht voor mensen." Bijkomend gevaar is dat het rivierwater wordt gebruikt om akkers te besproeien.

Bedenk een tussenkopje

Behalve campagnes om het verstandig gebruik van antibiotica te stimuleren, zijn er intussen ook maatregelen om het gebruik terug te dringen, vertelt professor Ying. "Grote ziekenhuizen mogen jaarlijks niet meer dan een bepaalde hoeveelheid antibiotica gebruiken. Dat begint te helpen, ze gebruiken nu minder dan voorheen."

Signaalwoord probeert de overheid het toedienen bij dieren van antibiotica als fluorchinolonen en colistine uit te bannen. Dat zijn middelen die belangrijk zijn voor de mens: zo worden fluorchinolonen in Nederlandse ziekenhuizen vaak gegeven. Bij vee is het gebruik ervan bijna verleden tijd.

 

Bedenk een tussenkopje

Colistine is een oud antibioticum dat vanwege bijwerkingen in onbruik was geraakt. Tegenwoordig is het vaak het laatste redmiddel bij patiënten met infecties die veroorzaakt worden door bacteriën die resistent zijn voor alle andere antibiotica. In ziekenhuizen in bijvoorbeeld Griekenland en Italië wordt colistine steeds vaker ingezet. Daar is intussen ook resistentie tegen colistine niet ongewoon meer. 

 

Bedenk een tussenkopje

8 Signaalwoord met de maatregelen die de Chinezen nu invoeren, is het probleem niet opgelost. Antibiotica zijn overal in China te koop, zonder doktersrecept. Die illegale handel bloeit. Boeren kopen ze voor hun beesten, maar ze worden ook massaal voor eigen gebruik gekocht door veel Chinezen.

 

Bron: NOS 30 maart 2016

Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 3

Opdracht 4

Opdracht 5

Bij deze opdracht ga je een mindmap maken. Door op de link te klikken van mindmap kun je deze online maken. Je mag het ook op papier tekenen. Denk eraan dat je verschillende kleuren en verschillende takken gebruikt. Je mag ook plaatjes tekenen. 

De opdracht is: bedenk meerdere oplossingen voor de problematiek van vervuild water die je aan de Chinese mensen kunt vertellen. 

Twee extra opdrachten om uit te zoeken

Woordenschat

Stijlfiguren:

De hyperbool is een overdrijving

Je kunt een hyperbool gebruiken om iets sterker te zeggen. Vaak wordt een hyperbool ook gebruikt om humoristisch te zijn. De bekendste hyperbolen zijn:

Hij heeft eeuwen gewacht.
Zij lachte zich dood.
Jullie haastten je een ongeluk.

Nu is je een ongeluk haasten natuurlijk niet zo leuk. Zeker niet als het echt gebeurd is. Je haastte je en kreeg daardoor een ongeluk. Niet zo fijn. Overigens: als je een hyperbool teveel gebruikt, dan gaat de kracht eraf, net als een fles cola zonder de dop erop.

 

Een eufemisme

Een eufemisme is een “onderdrijving”. Dat wil zeggen dat je iets minder zegt dan het eigenlijk is.

Laat ik beginnen met het woord eufemisme: eu is Grieks voor zacht. Je zegt iets zachter dan het is.
Bijvoorbeeld: Als iemand bijvoorbeeld is overleden, dan kun je zeggen dat die persoon ‘is gaan hemelen’. Je zegt dan hetzelfde, maar op een zachtere manier. Een eufemisme werkt dus verzachtend.
Bijvoorbeeld: Als je naar de wc gaat;
Ik ga even naar het kleinste kamertje.
 

Een understatement

In een understatement is altijd iets van spot aanwezig. Je kiest wel vriendelijke woorden, maar doet daar dan nog een schepje bovenop, waardoor iedereen direct begrijpt dat het eigenlijk veel erger is dan het lijkt. Een understatement drukt de mededeling inhoudelijk weliswaar minder sterk uit, maar werkt versterkend. Voorbeelden van understatement zijn: De Duitsers waren in 1940 in ons land niet welkom.
Die akelige dictator is een onvriendelijk mannetje.
De directeur van Unicef heeft een leuk salarisje.
De schade aan de auto was wel iets meer dan een paar biertjes.

Als laatste de litotes, een lastige.

Je spreekt het woord uit met de klemtoon op de eerste lettergreep: lí-to-tès. De litotes is een vorm van het understatement. Hij verschijnt vaak in de vorm van een dubbele ontkenning:

Dat is geen onaardige vrouw

Er wordt bedoeld dat die vrouw juist heel aardig is. Je ontkent het tegenovergestelde in dit geval. Zij is namelijk niet onaardig. Uit de wiskunde weten we dat min maal min plus is, dus ze is aardig.

Let er wel op dat niet iedere zin met een ontkenning een litotes is:
Gisteren regende het niet. Je wil alleen maar zeggen dat er geen neerslag was (geen litotes dus!).
Pas op het moment dat je het tegendeel wil ontkennen heb je te maken met een litotes:
Hij woont daar niet onaardig
Je bedoelt dat hij juist een prachtig huis heeft.

Uitleg in een Prezi

Oefeningen

CambiumNed uitleg met 2 oefeningen
Oefening Citotrainer 
Oefening alle stijlfiguren tot dusver

Werkwoordspelling

Vorig jaar hebben we alle werkwoordspelling geleerd. Kijk nog eens terug.

Stap 1: Is het werkwoord een pv? 

 

Stap 2: Is het geen pv dan kan het de volgende soort werkwoorden zijn:

a. infinitief
b. voltooid deelwoord
c. onvoltooid deelwoord
d. bijvoeglijk naamwoord (dus geen werkwoord)

Let op: soms staat het werkwoord in de gebiedende wijs. Er is dan geen onderwerp (dus geen ev of mv).

Spelling

Hoofdletters

Het gebruik van hoofdletters

In klas 1 hebben we al twee regels geleerd:

Regel 1: Een zin begint altijd met een hoofdletter.

Er zijn 2 uitzonderingen op deze regel:
1. Als het eerste woord van de zin afgekort wordt met een apostrof, zoals 't en 's.
   Dan schrijf je het eerstvolgende woord met een hoofdletter: 't Bleef regenen. 's Morgens ga ik hardlopen.
2. Als de zin met een cijfer of ander teken begint.
   Dan schrijf je helemaal geen hoofdletter: 49 procent van de leerlingen maakt graag huiswerk.

Regel 2: namen schrijf je met een hoofdletter.

Amy Schaap, Andreas College, Katwijk, Zuid-Holland, de Noordzee, de Rijn, Jupiter, restaurant Het Spinnewiel, de Alpen, de Blokker, de Efteling, enz.

Toevoeging: Bij persoonsnamen krijgt het tussenvoegsel (van, van der, in ‘t) een hoofdletter als er geen naam of voorletter aan voorafgaat.

Jan de Vries, de heer De Vries, Emma Jansen-de Vries


Nieuwe regels:

Regel 3: namen van officiële feestdagen en historische gebeurtenissen

Pasen, Kerstmis, Suikerfeest, Tweede Wereldoorlog, de Slag bij Heiligerlee

Uitzondering op de regel:
Als het woord in een samenstelling of afleiding wordt gebruikt: paasdagen, paaseieren, kerst, oudejaarsavond

Regel 4: personen en zaken die als heilig worden beschouwd

God, Allah, het Koninkrijk Gods, de Almachtige, de Bijbel, Mariabeeld
Als je God of Allah aanspreekt, is U ook met een hoofdletter.

Regel 5: namen van specifieke bevolkingsgroepen en hun samenstellingen en afleidingen

Nederlander, Amerikaan, Palestijn, Jood, Inca, Mayacultuur, Vikingschip

Let op: Een aanhanger van het joodse geloof is een jood. In de godsdienstige betekenis schrijf je jood dus met een kleine letter (net als o.a. christen, hindoe en moslim).
Goed gespeld is: Niet iedere Jood is een jood en niet iedere Arabier is een moslim.

Regel 6: namen van talen en dialecten en hun samenstellingen en afleidingen

Nederlands, Engels, Fries, Vlaams, Duitssprekend, Franstalig
Ook de bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een hoofdletter: een Engels woordenboek, een Gronings dialect.

 

Afkortingen:

Is het een afkorting van een woord dat je met kleine letters schrijft, dan is de afkorting ook met kleine letters.
cd, wc, s.v.p., vwo, horeca, cao, d.m.v., z.o.z., enz.

Is de afkorting van een woord of van woorden die je met hoofdletters schrijft of is het een naam, dan schrijf je hem met hoofdletters. Ook de namen van een wet schrijf je met hoofdletters.
Benelux, CDA, AZ, LUMC, HEMA,
AOW, WAO

Oefeningen

a. Hoofdletters
b. Typ de zin over.
c. Zet een hoofdletter waar nodig.
d. invuloefening
e. Typ de zin over.
f. moeilijke oefening

Leestekens

Wanneer plaats je een komma?

Je zet een komma:

1. tussen de onderdelen van een opsomming

Voorbeeld: Ik houd van veel sporten: basketbal, volleybal, voetbal en tafeltennis.

2. tussen gelijkwaardige bijvoeglijke naamwoorden

Voorbeeld: Ik wens je een fijne, zonnige, relaxte vakantie toe.

3. voor en na een tussenwerpsel

Voorbeeld: Poeh, wat gaat dat snel. Jij weet alle antwoorden zeker, hè.

4. tussen twee persoonsvormen

Voorbeeld: Als ik de antwoorden weet, maak ik de toets.

5. voor een voegwoord van de bijzin na een hoofdzin

Voorbeeld: Joris gaf zijn voetbal aan Jan, omdat die van Jan lek was.

 

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

De dubbele punt gebruik je voor een opsomming, een citaat of een uitleg.

Voorbeelden:

We gaan op vakantie en nemen mee: een tandenborstel, een pyjama, een slaapzak, een tent en een schone onderbroek. (opsomming)

Mevrouw Laats zei hierover: “Dit is geen toeval meer, we moeten actie ondernemen”. (citaat)

We kunnen twee dingen doen: het huiswerk nu zelf maken of morgen het huiswerk overschrijven van een andere klasgenoot. (uitleg)

 

Wanneer schrijf je enkele aanhalingstekens?

Enkele aanhalingstekens gebruik je in de onderstaande omstandigheden. Je mag in de plaats van enkele aanhalingstekens ook het woord of zinsdeel cursief schrijven. Welke notatie je ook kiest: zorg dat je consequent bent!

  • Titels zoals titels van een boek, artikel of film worden tussen enkele aanhalingstekens geschreven.
    Bijvoorbeeld: Het artikel ‘Tieners en hun omgang met waarden en normen‘ sluit goed aan op dit artikel.

  • Bij de introductie van -voor de lezer- nieuwe of ingewikkelde woorden. De eerste keer wordt het woord tussen aanhalingstekens gezet.
    Bijvoorbeeld: Een ‘World Café‘ is een belangrijk onderdeel binnen de studiedag voor docenten.

  • Zelfbedachte woorden worden tussen enkele aanhalingstekens gezet, zodat de lezer niet struikelt over het woord.
    Bijvoorbeeld: Is een ‘benefietkeeper’ een doelman die voor het goede doel staat?

  • Ironisch bedoelde woorden schrijven we tussen enkele aanhalingstekens om aan te geven dat de woorden niet letterlijk zo bedoeld zijn. vaak bedoelen we juist het tegenovergestelde.
    Bijvoorbeeld: De training verliep natuurlijk weer ‘vlekkeloos’. Niet dus.

Wanneer gebruik je dubbele aanhalingstekens?

Dubbele aanhalingstekens gebruik je voor citaten. Er zijn geen vaste regels, maar de meest toegepaste notaties vind je hieronder.

  • Bij het citeren van een hele zin begint de zin met een hoofdletter en valt de punt of het leesteken binnen de aanhalingstekens. Bijvoorbeeld: Ik zei nog: “Dat past nooit!”

  • Als de zin begint met een citaat, krijgt het citaat een hoofdletter. De punt aan het einde van het citaat vervalt. Een vraagteken of een uitroepteken blijft wel staan. Na het citaat volgt een komma. De komma mag bij een vraagteken eventueel weggelaten worden.
    Bijvoorbeeld: “Dat is me toch ook wat!”, schreeuwde de buurvrouw. “Ik kon er niets aan doen”, antwoordde ik.

  • Een deel van een citaat komt ook tussen dubbele aanhalingstekens. Het citaat begint dan met een kleine letter en de punt valt buiten de aanhalingstekens. Bijvoorbeeld: De agent vond mijn opmerking “nogal bot”.

  • Bij een onderbroken citaat plaats je de komma binnen de aanhalingstekens als dat in de oorspronkelijke zin ook het geval is.
    Bijvoorbeeld: “Kortom,” vervolgde de beklaagde zijn verhaal, “we hadden eigenlijk geen andere keuze.”
    Bijvoorbeeld: “Wie” riep hij wijs, “zijn billen brandt, moet op de blaren zitten!”

Oefeningen

oefening 1

oefening 2

oefening 3

oefening 4

oefening 5

oefening 6

oefening 7

toets

 

Check hier de leerstof uit klas 1

Leestekens

Rijmende uitdrukkingen

Van de hak op de tak

In het Nederlands gebruiken we veel uitdrukkingen met rijmende woorden. Soms rijmt alleen de eerste letter, dit noemen we alliteratie. Bijvoorbeeld: in kannen en kruiken

Oefeningen:

Oefening 1

Schrijven

Grammatica

Zinsdeelstukken

Bijvoeglijke bepaling (bvb)

Een bijvoeglijke bepaling is een zinsdeelstuk. Dat betekent dat het altijd een deel van een zinsdeel is.
De bvb geeft meer informatie over het zelfstandig naamwoord (kernwoord) waar het bij hoort. Bijvoeglijke bepalingen zijn meestal bijvoeglijke naamwoorden of bezittelijke voornaamwoorden. Ook woordgroepen met van kunnen een bijvoeglijke bepaling zijn.
De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Als de bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandig naamwoord staat, begint hij met een voorzetsel.

Bijvoorbeeld:

De nieuwe bakker | bakt | iedere dag | rozijnenbrood.

pv = bakt
ow = De nieuwe bakker
wg = bakt
lv = rozijnenbrood
bwb = iedere dag

In het onderwerp staat een zelfstandig naamwoord, namelijk bakker. Wat weet ik over de bakker? Hij is nieuw, dus...
bvb = nieuwe

Bijvoorbeeld:

De lange, mooie jongen | kuste | het meisje.

pv = kuste
ow = de lange, mooie jongen
wg = kuste
lv = het meisje
bvb = lange, mooie


Bijvoorbeeld:

Dit interessante artikel in de krant moet je beslist lezen.

bvb = interessante, in de krant.

 

Oefening 1: Cambiumned

Oefening 2: Doe de test

Zin 1: Een Spaanse apotheker vond in 2013 een paddenstoel met een doorsnee van 60 centimeter in het bos.
Zin 2Mijn iets te grote jas leen ik regelmatig uit aan Bassie.
Zin 3De leerkracht Nederlands bleek op de sportdag van vorig jaar een enorm sportieve dame!
Zin 4: De verslaggever van het NOS-journaal schijnt de zeer beroemde zangeres tijdens een interview een zoen te hebben gegeven.
Zin 5Gisteren heb ik op mijn nieuwe bergschoenen ruim twaalf kilometer gewandeld.
Zin 6: Vandaag zijn alle klassen drie met het openbaar vervoer naar het Rembrandthuis gegaan.
Zin 7: Zal de toekomstige koningin der Nederlanden wellicht Amalia heten?
Zin 8: Is de oplader van de nieuwe iPhone nu al stuk?
Zin 9: Ze gaf haar vriendin een fiets met een veel te gladde achterband.
Zin 10: Ik ben slechts twee van de twintig keer laatste geweest.

 

Uitleg bijvoeglijke bepaling

De bijstelling (bijst.)

De bijstelling is een zinsdeelstuk. Het zinsdeel waarin een bijstelling staat, bestaat uit twee delen. Met de twee delen wordt hetzelfde bedoeld en ze kunnen meestal van plaats wisselen.D e bijstelling staat meestal tussen twee komma’s.

Voorbeeld 1:

► Katwijk, een vissersplaats in Zuid-Holland, heeft het mooiste strand van Nederland.
    Bijst. = een visserplaats in Zuid-Holland   [bijstelling bij Katwijk]

► Een visserplaats in Zuid-Holland, Katwijk, heeft het mooiste strand van Nederland.
    Bijst.= Katwijk  

Voorbeeld 2:

Gisteren heeft Pieter, die leuke jongen uit 2vA, de wedstrijd gewonnen.
     Bijst.= die leuke jongen uit 2vA

 

Oefening bijstelling

Taalkundig ontleden

Wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Een wederkerend voornaamwoord (wed.vnw.) is een voornaamwoord dat bij een wederkerend werkwoord hoort, zoals:

zich schamen.  Ik schaam me.                me = wed.vnw.
zich vergissen.  Wij hebben ons vergist.  ons = wed.vnw.

Het wederkerende voornaamwoord verwijst terug naar het onderwerp.

Onderwerp                  Wederkerend
werkwoord                 
Wederkerend voornaamwoord               
Ik
Jij
U
Hij/zij
Wij
Jullie
Zij
schaam
schaamt
schaamt
schaamt
schamen
schamen
schamen
me
je
zich
zich
ons
je
zich

 

Een wederkerig voornaamwoord geeft aan dat meerdere personen tegelijkertijd een wederzijdse handeling verrichten:
elkaar, mekaar, elkander                                                                                                                                                

Het enige woordje dat een wederkerig voornaamwoord kan zijn is elkaar – samen met de varianten mekaar en elkander. (Mekaar is informeel, elkander formeel en verouderd.) Deze woorden zijn altijd wederkerig voornaamwoord.

Els en Isa knuffelen elkaar.                                                                                                                              

Elkaar = weg. vnw.

Oefeningen:

Oefening A: cambiumned

Oefening B: invuloefening

Oefening C: pers.vnw. - bez. vnw. - wed.vnw.

Oefening D: pers.vnw. - bez.vnw. - wed.vnw.

 

Twijfel je of het een persoonlijk, een bezittelijk of een wederkerend voornaamwoord is? Vervang dan de woorden door een hij-vorm. hij en hem = pers.vnw., zijn = bez.vnw. en zich = wed.vnw.

Bijvoorbeeld: Je vergist je in je broer:  hij vergist zich in zijn broer.

Samenvatting