Blok 5

Blok 5

Fictie

Verteller

De verteller is degene die het verhaal vertelt. Dat hoeft niet per se de schrijver zelf te zijn. De schrijver bedenkt de personages van een verhaal, dus ook de verteller. De verteller vertelt het verhaal vanuit een bepaald standpunt. In deze les leer je welke soorten vertellers er zijn.

Verschillende soorten vertellers

Er zijn drie soorten vertellers:

► de alwetende verteller
► de personale verteller
► de ik-verteller

De alwetende verteller

Deze verteller doet niet mee aan het verhaal, maar is iemand die het verhaal vertelt. Hij of zij weet al wat er gaat gebeuren en kan bijvoorbeeld een oordeel geven. Deze verteller weet al hoe het verhaal gaat eindigen. Het verhaal wordt in de hij- of zij-vorm geschreven.

Personale verteller

In een verhaal met een personale verteller wordt het verhaal verteld door één van de personages in de hij- of zij-vorm. Over het algemeen staat de personale verteller dichter bij de lezer dan de auctoriale verteller.

  • Enkelvoudig: het verhaal wordt vanuit één personage gepresenteerd in de hij- of zij-vorm.
  • Meervoudig: het verhaal wordt vanuit meerdere personages gepresenteerd in de hij- of zij-vorm

Ik-verteller

De verteller in een verhaal vertelt de gebeurtenissen die hij of zij meemaakt in de ik-vorm.

 

Voorbeeld

 

Blauwe Plekken - Anke de Vries

  • In Blauwe plekken wordt het verhaal verteld door verschillende personages: onder andere Judith, Michiel, de meester en soms de moeder van Judith. Er is sprake van een meervoudig personale verteller. Af en toe wordt de personale verteller overgenomen door een auctoriale verteller.

 

Filmpje

Fictiedossier

Je gaat de film Razend óf de film Ciske de Rat óf de film Boy 7 kijken. Dit zijn verfilmingen van Nederlandse boeken. (Het is ook mogelijk dat de docent een fim voor jullie uitzoekt en deze klassikaal met jullie kijkt.) Ga naar Zappbios/You Tube via de link voor de juiste film:

Razend (Je kunt op de T onder het filmpje drukken voor ondertiteling.)

Ciske de Rat

Boy 7

Doe je oordopjes in als je de film gaat kijken, zodat je de andere leerlingen niet stoort.

Het filmverslag

Nu je de film hebt gekeken, ga je er een verslag van maken. Dit verslag komt in je fictiedossier.

Zo maak je je filmverslag:

Titelblad

Noteer je naam, de titel, datum, klas, naam docent,  inleverdatum
Plaats een plaatje van de film op je titelblad.

 

Algemene Gegevens

Wat is de titel van de film?
Wat is de naam van de regisseur?
Wat is de naam van de scenarioschrijver?
In welk jaar is de film uitgebracht?
Wat is de titel van het boek waarop de film is gebaseerd?  
Wie is de schrijver van dit boek?

Genre

Kies het genre bij de film. Er bestaan o.a. de volgende soorten films:
- Misdaadfilm, avonturenfilm, oorlogsfilm, detectivefilm (western)
- Het melodrama (de sentimentele film, gevoelens en emoties)
- De comedy
- Psychologische films (films die zich bezighouden met de menselijke problematiek)


Inhoud:

Gebeurtenissen

Maak een samenvatting van de inhoud (1 mavo: 150 woorden en 1 havo/vwo: 200 woorden). Je mag deze zelf maken, maar je mag ook een samenvatting aanpassen uit een uittrekselboek of van het internet (dan moet je wel de bron vermelden!).


Personages

Wie is de hoofdpersoon/hoofdpersonen?
Wie zijn de belangrijkste bijpersonen?
Geef een karakterbeschrijving van de hoofdpersoon/hoofdpersonen? (grappig, serieus, enzovoorts)
Hoe waren de hoofdpersonen gekleed? Denk hierbij aan de functie die de kleding heeft.
Maken de personen een ontwikkeling door? Zo ja, welke? Leg je antwoord uit.


Plaats

Beschrijf waar het verhaal zich afspeelt.

Tijd

Wanneer speelt het verhaal zich af?
Hoe weet je dat?

Begin

Hoe begint het verhaal? Er bestaan 3 verhaalopeningen: met een inleiding, bij het begin van de eigenlijke gebeurtenissen of ergens midden in de gebeurtenissen.

Probleem en afloop

Wat is het belangrijkste probleem van de hoofdpersoon?
Welke afloop heeft de film: een goede of een slechte afloop, of iets daartussenin? Leg uit waarom je dat vindt.

Heeft de film een open einde (het verhaal is uit, maar het is nog niet echt afgelopen), of gesloten einde (het probleem in het verhaal is opgelost, het is echt afgelopen)?


Muziek

Werd er gebruik gemaakt van muziek?
Had de muziek een opvallende rol in de film of diende deze alleen als achtergrond?
Was er sprake van speciale geluidseffecten?

 

Titel

Welke betekenis heeft de titel?

 

Beoordeling

Beschrijf wat je zelf vond. Gebruik beoordelingswoorden (moeilijk, spannend, gevoelig, boeiend, aangrijpend, humoristisch).

Welke persoon sprak jou het meeste aan en waarom?

Welk fragment vond jij het best en waarom?

Vond je alles voorspelbaar of was het origineel?
Was er iets herkenbaars?

 

Bronvermelding

Lijst met bronvermeldingen:

-Naam boek, jaar van uitgave en naam van de uitgever

-Naam film, jaar van “uitgave” , naam van de filmmaatschappij

—————————————————————————————–

Beoordeling

Titelpagina 1 punt

Gegevens compleet 3 punten

Spelling/grammatica/leestekens 2 punten

Antwoorden 4 punten

Leesvaardigheid

Tekstverbanden (3)

8 Vergelijkend verband

Voorbeelden:

  • Net als in veel landen is het ook in Nederland verboden mensen op grond van ras, geloof of geslacht te discrimineren.
  • Vergeleken met voorgaande jaren is het voetbalseizoen een stuk rustiger begonnen.


Ook de volgende signaalwoorden geven een vergelijkend verband aan: zoals, hetzelfde,
eenzelfde geval enzovoort.

9 Doel-middelverband

Voorbeelden:

  • Om aan geld te komen wilde hij een baantje hebben.
  • Door morgen auditie te doen hoop ik een rol in deze film te krijgen.


Andere signaalwoorden die een doel-middelverband aangeven: met de bedoeling, opdat, zodat,
daarvoor, waarvoor, voor, door … te enzovoort.

 

Begrijp je de tekstverbanden nog niet helemaal? Kijk dan dit filmpje:

Verbanden extra opdrachten

  1. Lees het tekstfragment 'Virus'. Beantwoord daarna de vragen.
    (Tip: werk samen: de tekst op de ene tablet en de vragen op de andere tablet.)

    Virus

    Een virus is een computerprogrammaatje dat de werking van uw computer verstoort. Het is even besmettelijk als de bekende ziekteverwekker. Een virus kan gegevens op uw computer beschadigen of verwijderen, uw e-mailprogramma gebruiken om zichzelf te verspreiden of zelfs alles op uw harde schijf wissen.

    De term virus wordt breed gebruikt; ook wormen en Trojaanse Paarden (trojans) vallen eronder. Een worm kopieert zichzelf van de ene op de andere computer, vaak in snel tempo. De worm neemt bezit van functies op de computer waarmee informatie of bestanden worden verzonden. Zo kan een worm zichzelf versturen naar iedereen in uw e-mailadresboek en via hun computer vervolgens hetzelfde doen. Bovendien kan een worm zelfstandig andere computers op internet opzoeken.

    Naar: www.mijndigitalewereld.nl [bewerkt]

Oefening:Vragen Virus


  1. Hieronder vind je een oefening met signaalwoorden.
    Je ziet een tekst met vetgedrukte signaalwoorden.
    Geef bij elk dikgedrukt signaalwoord aan om wat voor soort signaalwoord het gaat.

 


Lees in onderstaande oefening het tekstfragment. Geef van de onderstreepte signaalwoorden het juiste verband aan.

In de tekst hieronder ontbreken negen signaalwoorden.
Sleep de signaalwoorden naar de juiste plaats in de tekst.

Oefening:Sleepvraag - Zwervende kinderboeken

Lees in onderstaande oefening het tekstfragment 'Disney maakt video voelbaar.'
​Geef van de onderstreepte signaalwoorden het juiste verband aan.

Oefening:Verband - signaalwoord Disney

Spelling

Hoofdletters

Het gebruik van hoofdletters

In klas 1 hebben we al twee regels geleerd:

Regel 1: Een zin begint altijd met een hoofdletter.

Er zijn 2 uitzonderingen op deze regel:
1. Als het eerste woord van de zin afgekort wordt met een apostrof, zoals 't en 's.
   Dan schrijf je het eerstvolgende woord met een hoofdletter: 't Bleef regenen. 's Morgens ga ik hardlopen.
2. Als de zin met een cijfer of ander teken begint.
   Dan schrijf je helemaal geen hoofdletter: 49 procent van de leerlingen maakt graag huiswerk.

Regel 2: namen schrijf je met een hoofdletter.

Amy Schaap, Andreas College, Katwijk, Zuid-Holland, de Noordzee, de Rijn, Jupiter, restaurant Het Spinnewiel, de Alpen, de Blokker, de Efteling, enz.

Toevoeging: Bij persoonsnamen krijgt het tussenvoegsel (van, van der, in ‘t) een hoofdletter als er geen naam of voorletter aan voorafgaat.

Jan de Vries, de heer De Vries, Emma Jansen-de Vries


Nieuwe regels:

Regel 3: namen van officiële feestdagen en historische gebeurtenissen

Pasen, Kerstmis, Suikerfeest, Tweede Wereldoorlog, de Slag bij Heiligerlee

Uitzondering op de regel:
Als het woord in een samenstelling of afleiding wordt gebruikt: paasdagen, paaseieren, kerst, oudejaarsavond

Regel 4: personen en zaken die als heilig worden beschouwd

God, Allah, het Koninkrijk Gods, de Almachtige, de Bijbel, Mariabeeld
Als je God of Allah aanspreekt, is U ook met een hoofdletter.

Regel 5: namen van specifieke bevolkingsgroepen en hun samenstellingen en afleidingen

Nederlander, Amerikaan, Palestijn, Jood, Inca, Mayacultuur, Vikingschip

Let op: Een aanhanger van het joodse geloof is een jood. In de godsdienstige betekenis schrijf je jood dus met een kleine letter (net als o.a. christen, hindoe en moslim).
Goed gespeld is: Niet iedere Jood is een jood en niet iedere Arabier is een moslim.

Regel 6: namen van talen en dialecten en hun samenstellingen en afleidingen

Nederlands, Engels, Fries, Vlaams, Duitssprekend, Franstalig
Ook de bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een hoofdletter: een Engels woordenboek, een Gronings dialect.

 

Afkortingen:

Is het een afkorting van een woord dat je met kleine letters schrijft, dan is de afkorting ook met kleine letters.
cd, wc, s.v.p., vwo, horeca, cao, d.m.v., z.o.z., enz.

Is de afkorting van een woord of van woorden die je met hoofdletters schrijft of is het een naam, dan schrijf je hem met hoofdletters. Ook de namen van een wet schrijf je met hoofdletters.
Benelux, CDA, AZ, LUMC, HEMA,
AOW, WAO

Oefeningen

a. Hoofdletters
b. Typ de zin over.
c. Zet een hoofdletter waar nodig.
d. invuloefening
e. Typ de zin over.
f. moeilijke oefening

Koppelteken en weglatingsteken

Zo gebruik je het koppelteken:

* Als de samenstelling moeilijk te lezen is, dan kun je een koppelteken gebruiken.
zonne-energie, na-apen, gala-evenement, radio-oproep, zo-even.

* Tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling zet je ook een streepje
minister-president, trainer-coach

* Voor of achter een cijfer, letter of teken zet je een streepje.
16-jarige, A4-formaat, een +-teken.

* Voor of achter een afkorting zetten we een streepje.
tv-programma, pc-spel, pc-netwerk.

Uitzonderingen: als je de afkorting als woord uitspreekt, dan schrijf je de woorden wel vast.
havoleerling, mavoboek, aidspatiënt

* Als het tweede deel van de samenstelling met een hoofdletter begint:
Zuid-Frankrijk, Nieuw-Zeelander, oer-Hollands, anti-Russisch

* We zetten een streepje na de volgende elementen:

niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester-, Sint- of St.-

-generaal, -president, -testamentair, -verbaal, -militair

niet-roker, oud-burgemeester, substituut-procureur, collega-journalist, interim-leraar, directeur-generaal, proces-verbaal, Sint-Jozef, St.-Anna

We plaatsen een weglatingsstreepje:

Als een deel van een woord is weggelaten:

Voorbeelden: 
invoer en uitvoer: in- en uitvoer
opmerkingen en aanmerkingen:  op- en aanmerkingen

Woorden die je los schrijft, krijgen geen weglatingsstreepje. Je laat gewoon het betreffende woord weg.

Voorbeelden:
grote kinderen en kleine kinderen:  grote  en kleine kinderen
lange broeken en korte broeken: lange en korte broeken


We gebruiken het weglatingsstreepje dus:
wel als we een deel van een woord weglaten en niet als we een volledig woord weglaten.

 

Oefening:

a. alles door elkaar

b. koppelteken of aaneen

 

c. maak deze oefening in je schrift.

Schrijf een koppelteken indien nodig  
    voor oplossingen klik op volgende

1. Bij hardnekkige ontstekingen worden antiinflammatoire middelen toegediend.
2. Eendeeieren zijn vaker dan andere met salmonella besmet.
3. Dat vind je normaal in elke doehetzelfzaak.
4. Alle in en uitgangen werden discreet bewaakt.
5. Patrick heeft nog zijn hele verzameling grijsgedraaide popelpees.
6. In deze s bocht zijn al vele autoongevallen gebeurd.
7. Sommige flaminganten zijn principieel antiFrans.
8. De wetVandervelde moest het alcoholisme onder de arbeiders helpen beteugelen.
9. Wie maakte de eerste nonstopvlucht van Amerika naar Europa?
10 In sommige USAstaten wordt het dragen van een vuurwapen als een recht beschouwd.
11 Ik kan de kleur niet beter beschrijven als lilaachtig.
12 De cardioloog heeft vader een antistollingsmiddel voorgeschreven.
13 Optoelketronica omvat de toepassing van lasers, glasvezels enz.
14 Hun pseudointellectueel geleuter hangt mij stilaan de keel uit.
15 De treintrambusdag had dit jaar minder succes dan anders
16 Paul moest naar de eerstehulppost omdat hij op een zeeegel had getrapt.
17 Uiteraard biedt een nvstructuur meer mogelijkheden, maar het kost ons wel een pak geld.
18 Bij reizen in het vroegere Oostblok valt op dat de cdprijzen er onwaarschijnlijk laag zijn.
19 In de linkercontainer gooit u de petflessen.
20 Ik weet niet of Luc zo'n karateexpert is als hij zelf beweert.

d. Zelfde soort oefening

1. Heb jij daar het tvprogramma voor vanavond bij de hand?
2. Kijk eens of mijn pijpetui hier nergens ligt.
3. Hou jij het meest van witte of rodekool?
4. De effectiviteit van ddt besproeiingen tegen de malariamug is sterk afgenomen.
5. Met veel kunst en vliegwerk hield hij de machine aan het draaien.
6. Niet iedereen was even tevreden over het hstproject.
7. Het staakt het vuren loopt om middernacht ten einde.
8. In gesloten parkeergarages zijn lpg autos niet toegelaten.
9. Op achttiende eeuwse hobo's komt nog geen applicatuur voor.
10 Als toegift kreeg het publiek een virtuoze basaria.
11 De Paus leidde de plechtigheid in de Sint Pietersbasiliek
12.jammer genoeg is alleen de adjunct boekhouder vandaag hier.
13 Excuseert u me, maar u bent in een afdeling voor niet rokers.
14 Op de muur stonden antisemitische leuzen gekalkt.
15 Heb jij misschien de nietmachine gezien?
16 Die naam komt bijna uitsluitend in Zeeuws Vlaanderen voor.
17 Zijn gealsjeblief begint me op de zenuwen te werken.
18 Drukt jouw printer ook een  teken af?
19 De dokter sprak van hypo en niet van hypertensie!
20 In politieke zaken is Jan altijd erg pro Amerikaans geweest.

 

Antwoorden oefening c en d

c.

  1. Bij hardnekkige ontstekingen worden anti-inflammatoire middelen toegediend.
  2. Eendeneieren zijn vaker dan andere met salmonella besmet.
  3. Dat vind je normaal in elke doe-het-zelfzaak.
  4. Alle in- en uitgangen werden discreet bewaakt.
  5. Patrick heeft nog zijn hele verzameling grijsgedraaide pop-elpees.
  6. In deze s- bocht zijn al vele auto-ongevallen gebeurd.
  7. Sommige flaminganten zijn principieel anti-Frans.
  8. De wet-Vandervelde moest het alcoholisme onder de arbeiders helpen beteugelen.
  9. Wie maakte de eerste non-stopvlucht van Amerika naar Europa?
  10. In sommige USA-staten wordt het dragen van een vuurwapen als een recht beschouwd.
  11. Ik kan de kleur niet beter beschrijven als lila-achtig.
  12. De cardioloog heeft vader een antistollingsmiddel voorgeschreven.
  13. Opto-elektronica omvat de toepassing van lasers, glasvezels enz.
  14. Hun pseudo-intellectueel geleuter hangt mij stilaan de keel uit.
  15. De trein-tram-busdag had dit jaar minder succes dan anders
  16. Paul moest naar de eerstehulppost/ eerste-hulppost omdat hij op een zee-egel had getrapt.
  17. Uiteraard biedt een nv-structuur meer mogelijkheden, maar het kost ons wel een pak geld.
  18. Bij reizen in het vroegere Oostblok valt op dat de cd-prijzen er onwaarschijnlijk laag zijn.
  19. In de linkercontainer gooit u de pet-flessen.
  20. Ik weet niet of Luc zo'n karate-expert is als hij zelf beweert.

d.

1. Heb jij daar het tv-programma voor vanavond bij de hand?
2. Kijk eens of mijn pijp-etui hier nergens ligt.
3. Hou jij het meest van witte of rodekool?
4. De effectiviteit van ddt-besproeiingen tegen de malariamug is sterk afgenomen.
5. Met veel kunst en vliegwerk hield hij de machine aan het draaien.
6. Niet iedereen was even tevreden over het hst-project.
7. Het staakt- het vuren loopt om middernacht ten einde.
8. In gesloten parkeergarages zijn lpg- auto’s niet toegelaten.
9. Op achttiende-eeuwse hobo's komt nog geen applicatuur voor.
10 Als toegift kreeg het publiek een virtuoze bas-aria.
11 De Paus leidde de plechtigheid in de Sint- Pietersbasiliek
12 Jammer genoeg is alleen de adjunct-boekhouder vandaag hier.
13 Excuseert u me, maar u bent in een afdeling voor niet- rokers.
14 Op de muur stonden antisemitische leuzen gekalkt.
15 Heb jij misschien de nietmachine gezien?
16 Die naam komt bijna uitsluitend in Zeeuws-Vlaanderen voor.
17 Zijn gealsjeblief/ge-alsjeblief begint me op de zenuwen te werken.
18 Drukt jouw printer ook een @ -teken af?
19 De dokter sprak van hypo- en niet van hypertensie!
20 In politieke zaken is Jan altijd erg pro-Amerikaans geweest.

Woordenschat

20 moeilijke woorden

Dit zijn de 20 moeilijke woorden van dit blok

 

15 uitdrukkingen

Dit zijn de 15 uitdrukkingen van dit blok

Schrijven

Hoe maak je een goed werkstuk. De stappen zijn als volgt:

 

Stap 1: het maken van een voorblad

Stap 2: het maken van een inhoudsopgave

Stap 3: het schrijven van een inleiding

Stap 4: de tekst verdelen in hoofdstukken

Stap 5: het schrijven van het slot

Stap 6: het maken van een bronvermelding

Stap 7: het toevoegen van bijlagen

Stap 8: de checklist

 

Succes!

Stap 1

Het voorblad

Op het voorblad komt het volgende te staan:

  • De titel van het werkstuk
  • Je naam (en ook die van andere mensen als je met een groepje werkt)
  • Je klas
  • De naam van je docent
  • Een plaatje dat past bij het onderwerp van het werkstuk

Stap 2

De inhoudsopgave

Een voobeeld van een inhoudsopgave:

Als je in 'Word' werkt, kun je eenvoudig een inhoudsopgave genereren.

Stap 3

De inleiding

 

In je inleiding schrijf je:

  • waarom je dit onderwerp gekozen hebt
  • waarom je het werkstuk gaat maken (voor een project? Voor een bepaald vak?)
  • waarom andere mensen je werkstuk moeten lezen (zodat ze iets kunnen leren van het onderwerp, omdat jij het zeer interessant vindt en omdat je wilt dat andere mensen iets meer er over te weten komen, omdat je iets wilt bewijzen, etc.).
  • wat je verwacht van het maken van dit werkstuk (dat je veel te weten gaat komen over een bepaald onderwerp, dat je iets wat je niet leuk vindt leuk bent gaan vinden, etc.).
  • sluit af met je naam (of de namen van je groepje)

Stap 4

De tekst in hoofdstukken verdelen

Je verdeelt je onderwerp in deelonderwerpen. Ieder deelonderwerp krijgt een eigen hoofdstuk. Soms kun je een hoofdstuk nog verder onderverdelen in paragrafen.
Verzin bij ieder hoofdstuk een aantal vragen waarin je in je werkstuk antwoord op gaat geven.

Stap 5

Het slot

In het slot schrijf je:

  • Hoe ging het maken van je werkstuk? Wat vond je verrassend, leerzaam, moeilijk? Tegen welke problemen liep je aan en hoe heb je die opgelost?
  • Schrijf een korte samenvatting of een conclusie van je tekst.
  • Zijn de verwachting die in je de inleiding had beschreven uitgekomen? Heb je veel geleerd, ben je het leuk gaan vinden?
  • Als je in een groepje werkt, kun je beschrijven wie welke opdrachten heeft gemaakt.
  • Sluit af met je naam (of de namen van je groepje).

Stap 6

Bronvermelding

In de bronvermelding geef je aan welke hulpmiddelen je gebruikt hebt voor het maken van je werkstuk, zoals:

Bij alles wat je gebruikt moet je de bronvermelding zetten! Ieder plaatje, stukje tekst of grafiekje komt ergens vandaan. Schrijf op waar het vandaan komt, anders is het plagiaat!

Stap 7

Bijlagen

In de bijlagen staat bijvoobeeld:

  • een krantenartikel dat je gebruikt hebt voor je werkstuk
  • enquêtes die je hebt afgenomen
  • formulieren

Iedere bijlage krijgt een nummer. In de hoofdstukken daarvoor verwijs je dan naar het juiste nummer van de bijlage.

Let op: Niet ieder werkstuk bevat bijlagen. Als je ze niet hebt, sla dan deze stap over.

Stap 8

Checklist

Controleer de volgende zaken bij je werkstuk:

  • Iedere bladzijde heeft een paginanummer, behalve het voorblad. In 'Word' kun je eenvoudig paginanummers toevoegen.
  • Het werkstuk bevat plaatjes die belangrijk zijn bij het onderwerp.
  • Je hebt de spellingschecker gebruikt om zoveel mogelijk spellingsfouten te verwijderen uit je tekst.
  • Laat iemand die niet in je groepje zit je werktstuk lezen. Heb je alles duidelijk beschreven? Is de opbouw logisch?

Grammatica

Zinsdeelstukken

Bijvoeglijke bepaling (bvb)

Een bijvoeglijke bepaling is een zinsdeelstuk. Dat betekent dat het altijd een deel van een zinsdeel is.
De bvb geeft meer informatie over het zelfstandig naamwoord (kernwoord) waar het bij hoort. Bijvoeglijke bepalingen zijn meestal bijvoeglijke naamwoorden of bezittelijke voornaamwoorden. Ook woordgroepen met van kunnen een bijvoeglijke bepaling zijn.
De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. Als de bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandig naamwoord staat, begint hij met een voorzetsel.

Bijvoorbeeld:

De nieuwe bakker | bakt | iedere dag | rozijnenbrood.

pv = bakt
ow = De nieuwe bakker
wg = bakt
lv = rozijnenbrood
bwb = iedere dag

In het onderwerp staat een zelfstandig naamwoord, namelijk bakker. Wat weet ik over de bakker? Hij is nieuw, dus...
bvb = nieuwe

Bijvoorbeeld:

De lange, mooie jongen | kuste | het meisje.

pv = kuste
ow = de lange, mooie jongen
wg = kuste
lv = het meisje
bvb = lange, mooie


Bijvoorbeeld:

Dit interessante artikel in de krant moet je beslist lezen.

bvb = interessante, in de krant.

 

Oefening 1: Cambiumned

Oefening 2: Doe de test

Zin 1: Een Spaanse apotheker vond in 2013 een paddenstoel met een doorsnee van 60 centimeter in het bos.
Zin 2Mijn iets te grote jas leen ik regelmatig uit aan Bassie.
Zin 3De leerkracht Nederlands bleek op de sportdag van vorig jaar een enorm sportieve dame!
Zin 4: De verslaggever van het NOS-journaal schijnt de zeer beroemde zangeres tijdens een interview een zoen te hebben gegeven.
Zin 5Gisteren heb ik op mijn nieuwe bergschoenen ruim twaalf kilometer gewandeld.
Zin 6: Vandaag zijn alle klassen drie met het openbaar vervoer naar het Rembrandthuis gegaan.
Zin 7: Zal de toekomstige koningin der Nederlanden wellicht Amalia heten?
Zin 8: Is de oplader van de nieuwe iPhone nu al stuk?
Zin 9: Ze gaf haar vriendin een fiets met een veel te gladde achterband.
Zin 10: Ik ben slechts twee van de twintig keer laatste geweest.

 

Uitleg bijvoeglijke bepaling

De bijstelling (bijst.)

De bijstelling is een zinsdeelstuk. Het zinsdeel waarin een bijstelling staat, bestaat uit twee delen. Met de twee delen wordt hetzelfde bedoeld en ze kunnen meestal van plaats wisselen.D e bijstelling staat meestal tussen twee komma’s.

Voorbeeld 1:

► Katwijk, een vissersplaats in Zuid-Holland, heeft het mooiste strand van Nederland.
    Bijst. = een visserplaats in Zuid-Holland   [bijstelling bij Katwijk]

► Een visserplaats in Zuid-Holland, Katwijk, heeft het mooiste strand van Nederland.
    Bijst.= Katwijk  

Voorbeeld 2:

Gisteren heeft Pieter, die leuke jongen uit 2vA, de wedstrijd gewonnen.
     Bijst.= die leuke jongen uit 2vA

 

Oefening bijstelling

Woordsoorten: Onbepaald voornaamwoord en bijwoorden

Onbepaalde voornaamwoorden: indefiniet pronomen (o.vnw.)

Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Dat kunnen personen of dingen zijn. Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere: iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).

Voorbeelden:
Niemand praat met Pim.
Men zegt dat.
♦ Ik heb wel iets gehoord.

Wat is alleen een onbepaald voornaamwoord als je het kunt vervangen door iets.

 

Let op: bij de onbepaalde telwoorden gaat het om een aantal of hoeveelheid. Bij een onbepaald voornaamwoord gaat het niet om hoeveelheden, maar om mensen, dieren of dingen.

Oefeningen:

Oefening A: benoem de o.vnw.

Oefening B: o.vnw. of tw?

Oefening C: o.vnw., vw of tw?

Een bijwoord (bw):

•  als een woord aangeeft waar, wanneer of hoe iets gebeurt.
Voorbeelden:

a. Daar staan de schoonmaakmiddelen. Daar geeft een plaats aan (waar?)

b. Gisteren hebben wij een toets voor wiskunde moeten maken. Gisteren geeft een tijd aan (wanneer?) 

c. Ontleden moet je zo doen. Zo geeft de manier aan waarop het gebeurt (hoe?)


•  als een woord iets zegt over een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of een (ander) bijwoord.

Voorbeelden:
d. Ik wens u een heel goede avond. Heel zegt iets over 'goede’ en 'goede' is een bijvoeglijk naamwoord.
       Heel is dus een bijwoord.
e. Hij heeft het parcours snel gelopen. Snel zegt iets over 'gelopen' en 'gelopen' is een werkwoord. 
      Snel is dus een bijwoord.

 

 

Oefeningen:

oefening a: meerkeuze
oefening b: ja of nee
oefening c: bijwoord of niet?
oefening d: bijvoeglijk naamwoord (bn) of bijwoord (bw)

Samenvatting

 

Lezen

Alle tekstverbanden op een rij:

tekstverband

signaalwoord

voorbeeld

opsommend ook, tevens, bovendien, ten eerste, ten tweede, daarnaast We hebben Nederlands van meneer Jansen. Daarnaast hebben we Engels van mevrouw Termeer en Duits van meneer Veldman.
tegenstellend maar, echter, toch, daarentegen Ik ben van mening dat we met deze lessen moeten stoppen, maar daar denkt mijn collega anders over.
chronologisch eerst, daarna, toen, vroeger, nu, later We begonnen met een handjevol leerlingen. Daarna meldden zich een aantal klassen. Nu is ons gebouw al te klein.
oorzakelijk doordat, waardoor, daardoor Mijn familie kwam in een lange file terecht. Daardoor kwamen zij te laat op mijn verjaardag.
voorwaardelijk als, indien, tenzij, mits Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
vergelijkend zoals, evenals, beter dan, net als Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.
redengevend daarom, omdat, want, immers Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
doel-middel om te, zodat, opdat Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.
concluderend dus, daarom, concluderend Het is dus belangrijk om regelmatig je huiswerk te maken.