Woordsoorten: Onbepaald voornaamwoord en bijwoorden

Onbepaalde voornaamwoorden: indefiniet pronomen (o.vnw.)

Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Dat kunnen personen of dingen zijn. Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere: iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).

Voorbeelden:
Niemand praat met Pim.
Men zegt dat.
♦ Ik heb wel iets gehoord.

Wat is alleen een onbepaald voornaamwoord als je het kunt vervangen door iets.

 

Let op: bij de onbepaalde telwoorden gaat het om een aantal of hoeveelheid. Bij een onbepaald voornaamwoord gaat het niet om hoeveelheden, maar om mensen, dieren of dingen.

Oefeningen:

Oefening A: benoem de o.vnw.

Oefening B: o.vnw. of tw?

Oefening C: o.vnw., vw of tw?

Een bijwoord (bw):

•  als een woord aangeeft waar, wanneer of hoe iets gebeurt.
Voorbeelden:

a. Daar staan de schoonmaakmiddelen. Daar geeft een plaats aan (waar?)

b. Gisteren hebben wij een toets voor wiskunde moeten maken. Gisteren geeft een tijd aan (wanneer?) 

c. Ontleden moet je zo doen. Zo geeft de manier aan waarop het gebeurt (hoe?)


•  als een woord iets zegt over een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of een (ander) bijwoord.

Voorbeelden:
d. Ik wens u een heel goede avond. Heel zegt iets over 'goede’ en 'goede' is een bijvoeglijk naamwoord.
       Heel is dus een bijwoord.
e. Hij heeft het parcours snel gelopen. Snel zegt iets over 'gelopen' en 'gelopen' is een werkwoord. 
      Snel is dus een bijwoord.

 

 

Oefeningen:

oefening a: meerkeuze
oefening b: ja of nee
oefening c: bijwoord of niet?
oefening d: bijvoeglijk naamwoord (bn) of bijwoord (bw)