LES 1: inleiding modernisme
Boek de bespiegeling hoofdstuk 8
In het begin van de 20e eeuw vinden er veel veranderingen plaats in de westerse wereld. We noemen deze periode: de cultuur van het moderne (+/- 1900 - 1950).
Iedereen kent wel het woord 'modern'. Het betekent: 'van deze tijd, snel, nieuw, zakelijk, functioneel'. In de kunst heeft het woord 'modernisme' betrekking op de vernieuwende (avant-garde) kunst uit de eerste helf van de twintigste eeuw. Een tijd waar er een breuk onstaat tussen de oude kunst en nieuwe kunst. Kunstenaars zijn op zoek naar vernieuwing, willen origineel, uniek en onafhankelijk zijn (autonoom) en breken met het verleden. Zij geloven dat kunst de wereld kan verbeteren (utopie). Kunstenaars hebben ook een sterke wens tot vernieuwing van de kunst zelf en laten de geldende regels los en gaan experimenteren.
We behandelen het modernisme vanuit de volgende 5 thema's
1. Expressie
2. Oorlog
3. Techniek
4. Abstract
5. Utopie
Giacomo Balla - Snelheid van een motorfiets
NIEUW TIJDPERK
Toen de 19e eeuw overging in de 20e eeuw heerstte bij velen het gevoel dat niet alleen een nieuwe eeuw was begonnen, maar een heel nieuw tijdperk. Ontdekkingen en uitvindingen in de wetenschap volgden elkaar in razend tempo op en kregen steeds meer invloed op de samenleving. De mogelijkheden leken onbegrensd: massacommunicatie, auto's, vliegtuigen, treinen, fotografie, elektrisch licht, de wereld veranderde voor iedereen voorgoed.
Maar in de eerste helft van de 20e eeuw werd de tijd ook getekend door twee wereldoorlogen, de economische wereldcrisis en de opkomst van het fascisme. Er was veel onrust, kunstenaars wilden uiting geven aan deze gevoelens van angst en wanhoop.
Kunstenaars lieten zich inspireren door de psychoanalyse van Sigmund Freud. Het gevoel van de kustenaar werd belangrijker dan het gevoel dat het werk bij de toeschouwers opriep. Ze gingen steeds persoonlijker en autonoom (zelfstandig, niet in opdracht van iemand) te werk. Het grote publiek haakte steeds meer af, ze begrepen vaak niet wat de kunstenaar wilde zeggen.
Een aantal kunstenaars wilde de 'oude' wereld kwijt. Ze verheerlijkten het dynamische, moderne leven. Anderen kozen voor 'antikunst' en een rebelse aanpak. En weer anderen zochten inspiratie bij andere culturen. Volkskunst en exotische kunst waren volgens hen nog niet bedorven en nog heel puur. Ze beschouden de volkskunst als expressief, krachtig, intuïtief (op het gevoel) en magisch.
Picasso - Afrikaanse maskers
Begin 20e eeuw namen kunstenaars dus steeds meer vrijheid. Maar er zijn nog altijd totalitaire regimes die hun kunstenaars dwongen om propagandakunst te maken. Ze pasten censuur toe als men zich daaraan ontrok. Zodra Stalin aan de macht komt verwerpt hij alle kunst en staat alleen socialistisch realisme toe. Hitler legt vast aan welke regels een kunstenaar zich moet houden. Kunst moet realistisch zijn, dit is beter te gebruiken voor propaganda en bevat geen boodschappen die het regime belachelijk kunnen maken.
Naast alle nieuwe ontwikkelingen was er gelukkig ook zeker ruimte voor amusement. Men kon er de zorgen en ellende even mee vergeten. Revues en musicals, maar ook de opkomst van de (geluids)film zorgden hiervoor. Film bleek een massamedium bij uitstek.
Les 1: Tijdlijn
Orden alle kaartjes op chrolonogische volgorde.
LES 1: opdracht tijdlijn
Les 2: 5 thema's
Beschrijven van de 5 thema's
LES 2: opdracht 1
Les 2: opdracht 2
Op het volgende werkblad orden je de plaatjes in twee groepen: een voor 1900 en een na 1900.
Je let hierbij op de volgende twee punten: opdrachtgever en inspiratiebron
LES 2: opdracht 2