Het dorp Veenkamp bestaat 500 jaar.
Voor deze gebeurtenis is er een speciale munt van € 2,- gemaakt.
Tijdens de Veenkampse feestweek kan met de smunt betaald worden.
Caroline heeft na afloop van de feestweek nog munten over.
Ze wil in de schoolkantine een koek kopen met zo'n munt.
Wat denk jij?
Kan zij in de kantine met de munt betalen?
Waarom wel of waarom niet?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
Aan het eind van deze opdracht kan ik:
duidelijk maken waar het vak economie over gaat.
een definitie geven van geld.
een voorbeeld geven waaruit blijkt dat economie en geld veel met elkaar te maken hebben.
in eigen woorden uitleggen dat keuzes maken centraal staat in de economie.
met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen primaire en secundaire behoeften.
een beschrijving geven van het begrip welvaart
in eigen woorden formuleren wat het verschil is tussen rijkdom en welzijn.
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Leervragen
Stap 1
Wat kan ik doen met geld?
Stap 2
Waar gaat economie voornamelijk over?
Stap 3
Welke begrippen horen bij de onderdelen?
Stap 4
Waarom is geld nuttig?
Stap 5
Wat bestuderen economen?
Stap 6
Wat zijn primaire behoeften en wat zijn secundaire behoeften?
Stap 7
Wat is welvaart en wat is welzijn?
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Samenvatting
Samenvattende sleepoefening maken.
Extra
Een poster met afbeeldingen van 7 economische onderwerpen maken op A3-formaat.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een A3-formaat poster nodig.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.
Stap 1: Euro-bankbiljetten en munten
Een definitie van geld: Geld is een betaalmiddel. Je kunt er op verschillende plaatsen mee betalen en je kunt er verschillende producten mee kopen.
In Europa heeft een groot aantal landen dezelfde munt: de euro.
Er zijn tot eind 2018 eurobankbiljetten van 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro.
En er zijn euromunten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent en van 1 en 2 euro.
Let op! Eind 2018 zal het 500 eurobiljet niet meer gemaakt en uitgegeven worden.
Beantwoord de volgende vragen.
Stap 2: Economie: Waar gaat het over?
Economie: Waar gaat het over?
Iedere dag zie je berichten die met economie te maken hebben:
Wat hebben deze vier krantenkoppen met elkaar gemeen?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
Stap 3: Economie: Waar gaat het over?
Tijdens de lessen economie komen veel verschillende onderwerpen aan de orde. In veel van die onderwerpen speelt geld een belangrijke rol. Zie de onderwerpen a tot en met g hieronder:
a inkomen
e handel met het buitenland
b sparen en lenen
f belastingen
c kopen van producten
g milieu
d verkopen van producten
Bekijk het lijstje met onderstaande begrippen.
Zoek bij ieder begrip het juiste onderwerp uit het a tot en met g-rijtje.
1 import en export
5 overheid
2 winst
6 geluidsoverlast
3 salaris
7 reclame
4 banken
Stap 4: Economie en geld
Geld maakt dingen gemakkelijker. Dit maakt geld erg nuttig.
Bekijk de vragen hieronder:
Waarom is geld nuttig als je denkt aan het uitbetalen van je salaris?
Waarom is geld nuttig als je denkt aan lenen?
Waarom is geld nuttig als je denkt aan het kopen en verkopen van producten?
Waarom is geld (de euro) nuttig als je denkt aan handel met het buitenland?
Waarom is geld nuttig voor het innen van belastingen?
Op de vragen hierboven kun je steeds (ongeveer) hetzelfde antwoord geven.
Welk antwoord? Bespreek het antwoord met een klasgenoot.
Stap 5: Kiezen
Stel je voor...
... je bent jarig en je krijgt van een oom € 100,-. Wat ga je kopen?
... je krijgt geen € 100,- maar € 1000,-. Wat koop je nu?
... je wint in de Staatsloterij € 100.000,-. Wat is het eerste dat je koopt?
In het vak economie gaat het om kiezen.
Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden.
Wat denk jij?
Moet iedereen keuzes maken?
Wat bepaalt welke keuzes je maakt?
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Stap 6: Primaire/secundaire behoeften
In het vak economie staat kiezen centraal. Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit de mogelijkheden.
Bekijk de volgende producten. Bedenk van ieder product of het tot de primaire of tot de secundaire behoeften behoort.
Heb jij andere primaire of secundaire behoeften dan je ouders of grootouders? Motiveer je antwoord.
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde antwoorden?
Stap 7: Welvaart
Een bekend spreekwoord luidt: "Geld maakt niet gelukkig."
Soms wordt het spreekwoord als volgt uitgebreid:
"Geld maakt niet gelukkig, maar het is wel handig als je er veel van hebt."
Ben jij het eens met de uitbreiding van het spreekwoord?
De mate waarin jij in je behoeften kunt voorzien, noem je je welvaart.
Je welvaart (ofwel rijkdom) wordt voor een deel bepaald door hoeveel geld je hebt.
Met het geld dat je hebt, kun je producten kopen die je wilt hebben.
Maar je welvaart wordt ook bepaald door je geluksgevoel, je welzijn.
Dus:
Mensen zijn in Nederland welvarender dan in een arm land in Afrika.
Gebruik de woorden 'middelen' en 'behoeften' om uit te leggen waarom wij welvarender zijn dan veel Afrikanen.
Samenvatting
In de onderstaande zinnen ontbreekt nog een aantal woorden.
Sleep de woorden naar het juiste vak en controleer je antwoord.
Tijdens de lessen economie komen veel onderwerpen aan de orde.
In stap 3 staan zeven onderwerpen (a tot en met g) genoemd.
Zoek bij al deze zeven onderwerpen een afbeelding.
Maak met de afbeeldingen een poster op A3-formaat.
Klaar?
Vergelijk jouw poster met de posters van enkele klasgenoten.
Zijn er duidelijke verschillen tussen jouw poster en de andere posters?
Bespreek de verschillen met je klasgenoten.
Maak een foto van je poster.
Antwoorden
Stap 1
Er zijn 7 verschillende euro-bankbiljetten en 8 verschillende euromunten.
€ 885,-. In 2019: € 585,-
€ 3,88
Nee, ieder land heeft een eigen symbool op de euromunten.
Het arrangement Geld en economie vmbo-b34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Jonus Jakhjoukh
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2025-01-21 22:10:55
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Samenvatting
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.