Industriële revolutie

Industriële revolutie

Inleiding

Deze lessen gaan jullie leren over de tijd dat stoommachines kwamen. In het kort: de tijd waarin machines de mensen gingen vervangen in fabrieken.

Opdracht

Wat gaan we doen?

Lees hieronder goed door, want hier staat hoe jij de opdrachten moet maken.

Je gaat verschillende vragen beantwoorden. De antwoorden op de vragen kun je vinden in de filmpjes die staan bij informatie.

 

Het is dus niet de bedoeling dat je zelf gaat zoeken op internet.

 

 

De opdracht

De opdracht:

Je gaat verplicht kaart 1 en 2 maken, de keuzekaarten mag je maken. Als je de kaarten af hebt ga je een powerpoint maken over deze kaarten.

Je maakt dus een powerpoint over alles wat je geleerd hebt. Deze powerpoint is bedoeld voor kinderen die hier nog niks van af weten, jij moet het ze dus leren.

Aan het einde van de lessen krijg je een toets om je kennis te testen. Dus wat je nou uiteindelijk geleerd hebt.

Samenvatting:

Stap 1: Kaart 1 en 2 maken

Stap 2: Je mag de keuzekaarten maken.

Stap 3: Informatie verzamelen voor je powerpoint.

Stap 4: Je powerpoint maken.

Stap 5: Je powerpoint moet je de laatste les af hebben: 19 december.

Stap 6: Je krijgt een toets in de laatste les: 19 december.

 

 

Succes!

Stappen

In de dit onderdeel staat beschreven wat jij allemaal moet doen. Dit staat stap voor stap precies beschreven, het is dus erg belangrijk dat je deze stappen volgt bij het maken van de kaarten.

Stap 1:

Lees alle informatie goed door, bekijk eerst de filmpjes en de teksten voordat je de vragen beantwoord. 

Stap 2:

Nu ga je de vragen beantwoorden, je hebt al heel veel gelezen en gezien. Misschien kun je sommige vragen al beantwoorden. Toch is het handig om je antwoord te controleren, zodat je zeker weet dat je het goede antwoord invult. Hiervoor kun je de filmpjes en teksten dus even opnieuw bekijken bij informatie.

 

 

Tips

Tip 1: Antwoord niet te snel en luister goed naar wat er gezegd wordt, hierdoor voorkom je foute antwoorden.

Tip 2: Als je het antwoord bij de vragen invult en je wilt even terug, dan blijft je antwoord staan! Wees dus niet bang dat je antwoord opeens verdwijnt.

Tip 3: Spelen de filmpjes niet goed af? Klik dan op de link die onder de filmpjes staat.

Kaart 1

Doelen

Je leert wat de gevolgen waren van de uitvinding van de stoommachine.

Informatie

Lees de teksten van het hoofdstuk “Alles gaat op stoom” op blz. 4, 5 en 6 uit “Wijzer door de tijd” deel 8 en de tekst op blz. 8 en 9 “Van landbouw naar industrie”

Onderaan staan de vragen!

Bekijk de volgende filmpjes:

Kaart 2

Doelen

Wat gaan we leren?

* Je leert hoe aardgas ontstaat.

* Je leert waar in Nederland aardgas wordt gevonden.

* Je kunt opnoemen waar aardgas voor gebruikt wordt.

Informatie

Lees de teksten “Aardolie en aardgas” en “Elektriciteit” van het hoofdstuk “Waar komt energie vandaan?” op blz. 5 en 6 uit “Wijzer door de natuur” deel 8.

Onderaan staan de vragen!

Bekijk de volgende filmpjes:

Keuzekaart 1

Doelen

* Je gaat leren wanneer en door wie de stoommachine werd uitgevonden.

* Je gaat leren hoe een stoommachine werkt. 

Informatie

Bekijk de volgende filmpjes:

Onderaan staan de vragen!

De stoommachine:

Op stoom: let op: kijken tot de tijd op 1.52 staat!

De eerste stoommachine: let op: kijken vanaf 0.36 tot 1.22.

 

Keuzekaart 2

Doelen

Je leert hoe de steenkolenmijnen in Limburg ontstonden

Je leert hoe het leven in de steenkolenmijnen in Limburg was

Je leert waarom de steenkolenmijnen in Limburg werden gesloten en de gevolgen daarvan.

Informatie

Lees de tekstkaart Informatie Keuzekaart 2: De steenkolenmijnen

De steenkolenmijnindustrie in Limburg                                                  

Vooraf....

Meer dan tweeduizend jaar hebben de mensen in West-Europa geleefd van de landbouw.

Naast de landbouw ontstonden in de middeleeuwen in de steden langs de Maas handel en nijverheid. In de 19e eeuw veranderde dit. In Engeland was de industrie opgekomen. (Industriële Revolutie) Kenmerken daarvan zijn dat er met grote machines wordt geproduceerd. Voor de productie zijn grote hoeveelheden grondstoffen nodig. De productie vindt plaats in een fabriek. In de fabriek werken heel veel arbeiders. De fabrieken staan vaak in de stad. Ondernemers hebben veel geld nodig om een fabriek te bouwen en machines te kopen.

De uitvinding van de stoommachine maakte het mogelijk om heel veel machines aan te drijven. Stoomtreinen zorgden voor de aanvoer van mensen en grondstoffen in fabrieken. De stoommachines hadden heel veel brandstof nodig. Die brandstof was steenkool. In de buurt van Luik (België)

werd steenkool onder de grond gedolven. 

In Maastricht leefde een glashandelaar. Hij heette Petrus Regout. Eerst importeerde  hij zijn handelswaar uit België, maar later kocht hij zelf een stoommachine en liet arbeiders glasslijpen in Maastricht. De stoommachines van Regout hadden steenkolen nodig. Natuurlijk kon hij ze in België kopen, maar in Kerkrade, aan de grens met Duitsland, was ook een kleine steenkolenmijn. Petrus Regout liet in 1853 -samen met andere ondernemers- een spoorlijn aanleggen naar Kerkrade en Aken. Nu kon hij ook kolen uit Nederland krijgen.                                

Mijnbouw in Zuid-Limburg  

Belgische en Duitse ondernemers hadden ervaring met mijnbouw. Zij wisten dat er veel geld kon worden verdiend en kochten rond 1899 van Nederland acht concessies. (Een concessie is het recht om onder de grond delfstoffen te winnen.) In Limburg zijn twaalf steenkolenmijnen geweest.

In 1902 besloot de Nederlandse regering dat ze de overgebleven concessies zelf zouden gebruiken. Ze bouwde daarop de staatsmijnen. Er kwamen vier staatsmijnen vernoemd naar leden van het Koninklijk Huis: de Staatsmijn Wilhelmina in Terwinselen, de Hendrik in Brunssum, de Emma in Hoensbroek en de Maurits in Geleen. Rond 1930 waren de Staatsmijnen de grootste werkgever met meer dan 20.000 werknemers.

De Nederlandse regering zag grote voordelen in het bezitten van staatsmijnen: de winsten waren voor de Nederlandse staatskas, de invloed van buitenlanders zou verminderd worden en Nederland zou onafhankelijk kunnen worden van import van steenkolen. 

Mijnwerk stond bekend als vies en gevaarlijk en was daarom niet populair. Veel mijnwerkers kwamen uit Duitsland en België. Zij hadden al ervaring in de mijnbouw. Na de Tweede Wereldoorlog werd een speciale opleiding voor jonge mijnwerkers opgezet: de Ondergrondse Vak School, OVS.                     

De woonwijk van mijnwerkers noemt men een kolonie. De directeur woonde in een villa, de mijnwerkers in kleine woningen met een tuin. De meeste kolonies lagen vlakbij de mijn. Dan konden de mijnwerkers lopend naar het werk. De huur werd van het loon afgetrokken. Zo bleven de mijnwerkers trouw aan hun werkgever. Het loon van de mijnwerkers was afhankelijk van de hoeveelheid kolen die de ploeg leverde. Dat wisselde sterk afhankelijk van de hardheid van de steenlaag, de dikte van de kolenlagen, de watertoevloed en de temperatuur. Er waren per dag drie diensten. De mijnwerkers werkten zes uur onder de grond en waren de rest van de tijd onderweg.

De steenkolen lagen vrij diep onder de grond. De kolenwinning in de mijnen gebeurde vroeger vooral met de hand. Om de kolen te winnen moeten schachten (verticale buizen) worden gegraven. Grondwater moest worden weggepompt. De kolen werden met een houweel losgeslagen door houwers. Zij sloegen een deel van de onderste kolen zodanig weg dat een grotere hoeveelheid kolen naar beneden viel. Losse kolen werden door leer‐ of hulphouwers in de kolenwagens geschept. Slepers vervoerden de met kolen of stenen geladen wagens van de werkplaatsen in de pijlers naar de hoofdgalerijen en schachten en brachten lege wagens mee terug. In de hogere gangen werd gebruik gemaakt van paarden die meerdere kolenwagens konden trekken. Andere klussen waren voorbereidend werk zoals schachtaanleg en werkzaamheden die gericht waren op verdere uitbreiding: steeds werden nieuwe verbindingsgangen aangelegd, gestut en van rails voorzien, werden ontkoolde gedeelten ondersteund of gevuld met stenen om bovengrondse verzakkingen te voorkomen en werden maatregelen genomen om de veiligheid te verbeteren.                        

Rond 1907 werden proeven gedaan met boorhamers aangedreven door perslucht of elektriciteit, maar pas na de Eerste Wereldoorlog zou dit het belangrijkste werktuig van de houwers worden.  In 1908 werden ondergronds de eerste benzinelocomotieven ingezet, die langzamerhand de paarden zouden  vervangen.

De Oranje Nassaumijn voerde in 1909 de eerste, 60 meter lange, schudgoot in.  De schudgoten zouden in de jaren twintig en dertig het werk van de slepers voor een belangrijk deel overnemen.

Later werden de kolen afgevoerd via transportbanden naar liften die ze naar boven brachten. Na de Tweede Wereldoorlog maakte de mijnindustrie weer een bloeiperiode door. Er kwamen hydraulische ondersteuningen en de kolen werden volautomatisch gewonnen en afgevoerd.    In 1958 kwam de kolencrisis. Er kwamen andere energiebronnen zoals aardgas en elektriciteit. Op 17 december 1965 kondigde de Minister van Economische Zaken de sluiting van de Staats- mijnen aan. In het Groningse Slochteren was in 1959 aardgas  gevonden. Steenkolen en mijngas om op te koken waren niet meer nodig. Voor Limburg was dit slecht nieuws. Veel mensen werden werkloos.

Eind 1974 werd de laatste steenkool uit de Limburgse bodem gehaald en ging de laatste mijn dicht…

 

 

Onderaan staan de vragen!

Bekijk de volgende filmpjes:

Keuzekaart 3

Doelen

 Je gaat de komst van de eerste stoomtrein leren.

Informatie

Lees het stukje “Een duivel op wielen” op blz. 4 van “Wijzer door de tijd” deel 8

Vragen staan onderaan!

Bekijk het volgende filmpje: