Punt, vraagteken en uitroepteken
Punt
Aan het eind van een zin schrijf je een punt.
Bij afkortingen gebruik je één of meer punten.
- Daar ben ik nl. gisteren nog geweest. (afkorting van één woord = één punt)
- Laat me z.s.m. weten of je komt. (afkorting van drie woorden = drie punten)
Als een zin eindigt op een afkorting gebruik je geen tweede punt.
- Die bijeenkomst was op 15 juni jl.
Afgekorte bedrijfsnamen met hoofdletters en veelgebruikte woorden krijgen geen punten.
Titels en voorletters krijgen wel een punt:
- Prof. C. Hoeksema heeft een nieuw boek geschreven.
- Mr. dr. J.J. Ganzevoort houdt een toespraak in Leiden.
Vraagteken en uitroepteken
Aan het eind van een vraag komt een vraagteken; ook als de zin eindigt op een afkorting. Een uitroepteken gebruik je na een waarschuwing of als je aangeeft dat iets geroepen wordt.
Voorbeeld
- Wil je me de suiker aangeven, a.u.b.?
- Pas op!
- "Ik ben hier!"
Komma
Komma
In een zin gebruik je een komma om een rustpunt of een pauze aan te geven.
Voorbeeld
- Als je honger hebt, neem dan een boterham.
Je gebruikt een komma:
- tussen twee bijvoegelijke naamwoorden die bij een zelfstandig naamwoord horen.
- Dat meisje heeft mooie, blauwe ogen.
- bij opsommingen in een zin.
- Onze buren hebben twee kippen, drie katten en een hond.
- achter een brief aanhef.
Je gebruikt een komma:
- rondom een aanspreking
- Tom, waar woon jij?
- Weet u het antwoord op die som, meneer?
- Als je iets toevoegt aan iets wat je net gezegd hebt.
- Jeremy, die lastige jongen, woont in de Hoogstraat.
- Het oude huis, dat op instorten staat, wordt opgeknapt.
- voor voegwoorden als 'omdat' en 'want'.
- We gaan vandaag naar het strand, omdat het mooi weer is.
- We gaan niet zwemmen, want het regent.
Dubbele punt en puntkomma
Dubbele punt
Na een dubbele punt komt bijvoorbeeld een opsomming of een citaat.
- Er zijn drie mogelijkheden: rood, wit of blauw.
- De leraar zei: "Doe je boek open op bladzijde 24."
Puntkomma
In een zin gebruik je een puntkomma als er tussen het deel voor en het deel na de puntkomma een duidelijk verband is en de beide delen volledige zinnen zijn.
Een dubbele punt in de zin kun je vervangen door een punt.
- We stonden vroeg op; we hadden een lange reis voor de boeg.
Punt komma in een opsomming
Een puntkomma kan ook gebruikt worden in een opsomming.
Achter het laatste deel van de opsomming komt dan een punt.
Voorbeeld
- Neem de volgende spullen mee op vakantie:
- - een slaapzak;
- een toilettas;
- regenkleren;
- een dikke trui.
Aanhalingstekens
Aanhalingstekens
Aanhalingstekens zet je om een citaat (wat iemand letterlijk zegt of schrijft):
- Jan zei: "Ik woon in Zutphen."
- Let op de dubbele punt: nu komt het citaat!
- "Nu heb ik er genoeg van," zei John.
- Let op de komma, als het citaat aan het begin staat!
- "Als ik meedoe," zei Hans, "wil ik ook winnen."
- Let op de komma's, als het citaat wordt onderbroken!
- Er staat "Verboden toegang" op het bordje.
Aanhalingstekens zet je ook om een zelfbedacht woord.
- Deze woorden noem ik wel 'weetwoorden'.
En aanhalingstekens zet om een woord om aan te geven dat iets niet serieus is of niet letterlijk wordt bedoeld.
- De snelheidsovertreder werd 'liefdevol' op de bon geslingerd.