Aanhalingstekens
Aanhalingstekens
Aanhalingstekens zet je om een citaat (wat iemand letterlijk zegt of schrijft):
- Jan zei: "Ik woon in Zutphen."
- Let op de dubbele punt: nu komt het citaat!
- "Nu heb ik er genoeg van," zei John.
- Let op de komma, als het citaat aan het begin staat!
- "Als ik meedoe," zei Hans, "wil ik ook winnen."
- Let op de komma's, als het citaat wordt onderbroken!
- Er staat "Verboden toegang" op het bordje.
Aanhalingstekens zet je ook om een zelfbedacht woord.
- Deze woorden noem ik wel 'weetwoorden'.
En aanhalingstekens zet om een woord om aan te geven dat iets niet serieus is of niet letterlijk wordt bedoeld.
- De snelheidsovertreder werd 'liefdevol' op de bon geslingerd.