Werkwoord

Werkwoord

Het zelfstandig werkwoord is simpelweg het belangrijkste werkwoord van de zin.
Als een zin meer dan één werkwoord heeft, is één daarvan een hulpwerkwoord en de ander een koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord.
Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat er gebeurt of wat iets of iemand doet.

Voorbeelden:

  • Jan zit op zijn kamer huiswerk te maken.
  • De radio staat veel te hard.

Werkwoorden geven ook aan in welke tijd de zin staat: verleden tijd, tegenwoordige tijd of toekomende tijd.

Voorbeelden:

  • tegenwoordige tijd: Elise speelt met haar poppen.
  • verleden tijd: Elise speelde met haar poppen.
  • toekomende tijd: Elise gaat met haar poppen spelen.


Het werkwoord past zich altijd aan aan het onderwerp van de zin; als het onderwerp in de eerste persoon enkelvoud staat, moet het werkwoord dat ook zijn.

Voorbeelden:

  • Ik loop naar school.
  • Wij lopen naar school.

Een werkwoord heeft verschillende vormen:

  • hele werkwoord of infinitief (inf): spelen
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): (ik) speel, (ze) speelt, (jullie) spelen
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt): speelde, speelden
  • voltooid deelwoord (vd): gespeeld
  • onvoltooid deelwoord (od): spelend.

Sterke of zwakke werkwoorden

Werkwoorden worden verdeeld in zwakke en sterke werkwoorden.

Bij sterke werkwoorden verandert de klinker van de stam.
Bijvoorbeeld:
tt: De jongen leest een boek.
vt: De jongen las een boek.
Lezen is een sterk werkwoord.

Bij zwakke werkwoorden verandert de klinker van de stam niet.
Bijvoorbeeld:
tt: Het meisje wandelt naar huis.
vt: Het meisje wandelde naar huis.
Wandelen is een zwak werkwoord.

Samengestelde werkwoorden

Een samengesteld werkwoord is een werkwoord dat is opgebouwd uit twee delen die ook als losse woorden voorkomen.

Voorbeelden van samengestelde werkwoorden:

  • dichtdoen
  • gelijkmaken
  • kapotmaken
  • losmaken
  • opkopen
  • thuiskomen


Soms worden er andere woorden geplaatst tussen de delen van het samengestelde werkwoord. Soms worden de delen aaneengeschreven.

Voorbeelden:

  • Zij komen op woensdag altijd samen.
  • Ik vind dat hij overdrijft.


In het Nederlands gebruiken we veel werkwoorden voor die uit het Engels komen.

Voorbeelden:  

  • downloaden
  • faxen
  • googelen
  • leasen
  • organizen
  • racen

Hoewel veel Engelse leenwoorden algemeen bekend zijn, is het raadzaam terughoudend te zijn in het gebruik van uit het Engels geleende werkwoorden die niet iedereen kent of waarvoor een gangbaar Nederlands alternatief bestaat.

  • Het arrangement Werkwoord is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2020-07-29 10:34:55
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    kennisbank, leerlijn, rearrangeerbare