C1 = 180° - 90° - 58° = 32° (want in driehoek ACD is A2 =58° en D = 90°)
C2 = 90° - 32° = 58°
5
De deellijn deelt de hoek in twee even grote hoeken, dus P1 = P2 = 74° : 2° = 37°
6
P = Q en samen zijn P en Q gelijk aan 180° - 50° = 130°
P is dan 130° : 2 = 65°
7
S1 en S2 vormen samen een gestrekte hoek (= 180° ).
S2 = 180° - 32° = 148°
S3 en S2 vormen samen ook een gestrekte hoek.
S3 = 180° - 148° = 32°
S1 en S4 vormen samen een gestrekte hoek (= 180° ).
S4 = 180° - 32° = 148°
8
S1 = 90°, want m staat loodrecht op l.
S3 = 90° - 38° = 52° want S2,3 is een rechte hoek
S4= 180° - 52° = 128° want S3,4 is een gestrekte hoek
S5 = S3 (overstaande hoeken), dus S5 = 52°
OF
S5 = 180 - 128 = 52° wantS4,5 is een gestrekte hoek
Test jezelf
1H05.4 Test jezelf .......................................................................................................
Je sluit de paragraaf Hoeken berekenen af met een toets.
Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement §4 Hoeken berekenen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.