Armenhulp vmbo-kgt34

Armenhulp vmbo-kgt34

Armenhulp

Intro

Wie vroeger arm was in Nederland, moest hopen op wat hulp.
Armen waren afhankelijk van gunsten en gaven, van liefdadigheid. In 1965 is de Algemene Bijstandswet ingevoerd in Nederland. Hiermee nam de regering voor het eerst de plicht op zich om iedereen in Nederland uit de armoede te houden. Armenzorg werd een plicht en niet langer een gunst. Sindsdien is de wet verschillende keren aangepast en gewijzigd. In 2004 is de wet vervangen door de Wet 'werk en bijstand'.

Met ingang van 1 januari 2015 is deze wet opgegaan in de nieuwe Participatiewet. Doel van de wet is zoveel mogelijk mensen aan werk helpen. Ook de mensen die om de één of andere reden tot nu aan de zijlijn stonden.

In deze opdracht buigen jullie je over deze veranderingen in de ‘armenzorg’ en zet je je eigen mening daarover op papier. De invoering van de Algemene Bijstandswet was in 1965 heel bijzonder. Het betekende voor veel mensen dat ze ineens hun hoofd boven water konden houden.

Bekijk de volgende video over de algemene bijstandswet...met een knipoog!

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • omschrijven hoe de visie op armoede(bestrijding)is veranderd sinds het einde van de Middeleeuwen.
  • omschrijven hoe die verandering van opvatting te zien is in de aanpak bij hulp aan armen in Nederland.
  • in grote lijnen aangeven hoe hulp aan armen werd geregeld door de Armenwetten van 1854 en 1912 en de Algemene Bijstandswet en een verschil noemen tussen de twee Armenwetten en de Algemene Bijstandswet.
  • omschrijven hoe de regering met de Participatiewet mensen met een bijstandsuitkering aan een baan wil helpen.
  • je mening geven over de Participatiewet.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Tekst lezen en video kijken over de bedeling vóór de 19e eeuw.
Stap 2 Tekst lezen en vragen beantwoorden over de overname van de armenzorg door de overheid.
Stap 3 Lezen hoe de ontwikkeling verloopt van 'Bijstand tot Participatiewet'.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze opdracht.
Eindproduct Brief schrijven naar de opiniepagina van de krant met je mening over de Participatiewet.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Bedeling

Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed

Bedeling vóór de 19e eeuw
Tot het einde van de Middeleeuwen was iedereen die niet kon werken arm. Want zonder werk had je geen inkomen. Dat wil zeggen dat je niet in staat was om in de belangrijkste behoeften te voorzien, denk aan eten, kleding en onderdak. Je was afhankelijk van de liefdadigheid van anderen en soms van georganiseerde liefdadigheid van kerkelijke of particuliere armenzorginstellingen. Dat wordt meestal bedeling of charitas genoemd.

Hulp was geen recht en armoede was lang iets dat gewoon bij het leven hoorde. Het was ‘van god gegeven’. Als je wat kon missen dat werd er wel van je verwacht dat je wat gaf aan de armen. Maar een plicht was het allerminst.

Vanaf de 17e eeuw ging ook de overheid in Nederland aan armenzorg doen. Kijk naar de film ‘Armenzorg in de Gouden Eeuw. Naast rijkdom ook armoede’. Bespreek na het kijken met een klasgenoot hoe de armenzorg in de Gouden Eeuw in Delft werd geregeld.

Stap 2: Taak van de regering

Armoede en armoedezorg

Armenzorg werd taak van de regering
In 1814 kreeg Nederland zijn eerste Grondwet. Daarin staat dat de regering zich met armenzorg moet bezighouden. In de Grondwet van 1848 staat dat die armenzorg bij wet geregeld moet worden. Dat gebeurde in 1854 toen de Armenwet tot stand kwam.

De Armenwet betekende niet dat de armenzorg voortaan een zaak van de regering was. De overheid liet dat zoveel mogelijk over aan kerkelijke en particuliere instellingen. Zij mochten armen ondersteunen met geld, maar liever nog met goederen zoals “eetwaren, brandstoffen, kleeding- en liggingsstukken (= beddengoed) en woning”. Hoeveel ze aan geld en goederen moesten geven, hing af van het jaargetijde, de leeftijden en van de gezondheid van de hulpbehoevenden.

Overheid

De overheid zelf kwam pas in beeld als armen bij geen enkele instelling konden aankloppen. In dat geval kon je bij de gemeente terecht. Voor je hulp kreeg, moest je wel eerst al je eigendommen verkopen. Je moest je melden in de gemeente waar je was geboren. Bij een andere gemeente kon je niet terecht. En niet onbelangrijk, armenzorg via de Armenwet was een gunst, geen recht.

De Armenwet bleek in de praktijk niet goed te werken. Dat kwam omdat het aantal mensen in Nederland dat in armoede leefde toenam, vooral in de steden. En dat had weer te maken met de opkomst van de fabrieken en de lage lonen die er werden betaald. Door de stijging van het aantal armen moest de overheid steeds vaker bijspringen. Langzamerhand kwam ook de opvatting dat armoede bij het leven hoort onder druk te staan. Armoede is meer en meer iets dat moet worden bestreden en dat moet door de overheid worden gedaan.

De Armenwet van 1912

De regering reageerde op de veranderende maatschappelijke opvattingen met een nieuwe Armenwet, de Armenwet van 1912. Niet langer zijn de armen verplicht eerst al hun eigendommen te verkopen. Ook maakt de wet onderscheid tussen groepen armen. Als je niet in je eigen onderhoud kunt voorzien, krijg je wat je nodig hebt. Zou je echter wel kunnen werken voor je brood, dan word je op weg geholpen. Een arme timmerman bijvoorbeeld, kon volgens de nieuwe Armenwet gereedschap krijgen om er zijn eigen brood mee te verdienen. De wet van 1912 liet belangrijke zaken onveranderd:

  • Je kreeg pas hulp als je niet bij een kerkelijke of particuliere instelling terecht kon.
  • De armenzorg wordt uitgevoerd door de gemeente.
  • Armenzorg blijft een gunst en geen recht.

Stap 3: Verzorgingsstaat

Van bijstand …
De opvatting dat armoede moet worden aangepakt en wel door de overheid kreeg vooral na de Tweede Wereldoorlog veel aanhang. De herinnering aan de economische crisis van de jaren dertig en alle armoede die er het gevolg van was, lag nog vers in het geheugen.

De tijd was rijp voor stappen richting verzorgingsstaat. Eerst kregen de ouderen recht op een basispensioen, de AOW. En langzaam wordt er een stelsel opgebouwd dat de burgers voorziet van uitkeringen in geval van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Een nieuw systeem van sociale zekerheid moest iedere Nederlander in zijn belangrijkste behoeften voorzien.

Het sluitstuk van de verzorgingsstaat was de vervanging van de Armenwet door de Algemene Bijstandswet. Deze werd in 1965 door toenmalig minister Marga Klompé ingevoerd. Dankzij de ABW was armenzorg in Nederland in de allereerste plaats de taak van de overheid en niet meer van kerkelijke en particuliere organisaties. En, nog belangrijker, hulp bij armoede was niet langer een gunst maar een recht.

De overheid heeft volgens de ABW de plicht om te zorgen voor iedereen die niet in zijn belangrijkste behoeften kan voorzien. Je kunt een bijstandsuitkering, een uitkering van de ABW krijgen als je maar weinig inkomsten hebt en hooguit een klein bedrag aan spaargeld als vermogen. Wie bijvoorbeeld een eigen woning heeft, komt er niet voor in aanmerking. Wel wordt van mensen met een bijstandsuitkering verwacht dat ze proberen aan betaald werk te komen, door bijvoorbeeld een cursus te volgen en vooral door te solliciteren naar banen.
In 2004 is de wet vervangen door de wet 'werk en bijstand'.

… tot de Participatiewet
Per 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht. Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en nu zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering. De overheid bespaart zodoende een groot bedrag ten opzichte van de huidige regelingen.
Er is echter weinig geld beschikbaar voor begeleiding naar werk, voor aanpassing van de werkplek voor mensen met een arbeidshandicap en voor scholing. De regering wilde werkgevers verplichten om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Onder druk van de werkgevers is dat niet doorgegaan. Bedrijven zeggen dat ze duizenden banen gaan scheppen voor de doelgroep.

Het lijkt er ook op dat de veranderingen in de wetgeving, in ieder geval voor een deel, zijn ingegeven door de gedachte dat het redelijk is om voor een uitkering een tegenprestatie te verlangen. Kijk maar eens naar de film “Laat bijstandstrekkers sneeuwruimen.” De tweede vraag in de oefening hieronder gaat over de video. Lees deze eerst even door. 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Armoede
Niet in staat zijn om rond te komen van wat je verdient.
Bedeling
Georganiseerde armenzorg door kerkelijke of particuliere armenzorginstellingen. Uit liefdadigheid geld, voedsel of spullen geven aan mensen die het zelf niet hebben of kunnen kopen. Kenmerk ervan is dat het een gunst is en geen recht.
Gunst
Vrijwillig geven van goederen of diensten aan iemand, zodat die daar een voordeel bij heeft. Er wordt niets terugverwacht.
Recht
1. Datgene wat je mag en wat je toekomt.
2. Geheel van wetten en regels in een land.
Bijstandsuitkering
Uitkering van de gemeente aan mensen die geen andere inkomsten, uitkeringen of (spaar)geld hebben.

Eindproduct: Brief

Als eindproduct van deze opdracht schrijf je een brief aan een krant om je mening te geven over de Participatiewet. Met die wet wil de regering mensen met een bijstandsuitkering aan een baan helpen. Schrijf in je brief of je dat een goed idee vindt of niet en leg uit waarom je er zo over denkt.

In de brief laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Brief naar de opiniepagina van de krant
Je weet hoe in Nederland is gedacht over armoede en armoedebestrijding.
Je weet ook dat er verschillend is gedacht over wie zich met armenzorg moet bezighouden en welke armenwetten er in de loop van de tijd zijn gemaakt.

Je weet ook dat pas bij de invoering van de Algemene Bijstandswet de overheid armenzorg als plicht heeft erkend. Elke Nederlandse burger heeft het recht op een bijstandsuitkering die hem of haar beschermt tegen armoede.

Sinds 2015 is er de Participatiewet: Zoveel mogelijk mensen moeten aan het werk, goed voor henzelf, goed voor de samenleving. Of goed voor de staatskas?

Wat vind je? Vraagt de overheid terecht aan mensen met een bijstandsuitkering dat ze een tegenprestatie kunnen leveren? En moet dat dan een betaalde baan zijn? Of mag het ook ‘verplicht vrijwilligerswerk’ zijn? En als mensen een arbeidshandicap hebben? Wie moet er dan voor geschikte werkplekken zorgen?
Schrijf een brief aan een krant om je mening over de Participatiewet te geven en toe te lichten.

Beoordeling

De brief laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: laat je in de brief zien dat je begrepen hebt wat de Participatiewet inhoudt en wat je daarvan vindt?
  • De vorm: is de brief met zorg gemaakt: is het leesbaar en helder geschreven?
  • Taalfouten: bevat de brief niet te veel taalfouten?

Brief schrijven

Een brief is een goede manier om aan iemand te laten weten wat je van een bepaald
onderwerp vindt of iemand te vragen om in actie te komen rond een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Inleiding:

  • Lees de intro nog eens door. Past de intro goed bij de opdracht?
    De video in de intro was natuurlijk als grap bedoeld. Toch zit er een serieuze boodschap achter. Weet jij welke boodschap?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wat wist je al over armenhulp?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je een goeie brief kunnen schrijven? Is het gelukt om in de brief te laten zien dat je de leerdoelen beheerst? Lukte dat voor alle leerdoelen? Waarom wel of niet?
  • Het arrangement Armenhulp vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-06-15 09:41:01
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO KGT leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Sociale samenleving. Het onderwerp van de les is Armenhulp. Wie vroeger arm was in Nederland, moest hopen op wat hulp. Armen waren afhankelijk van gunsten en gaven, van liefdadigheid. Na ingang van de eerste grondwet in 1814, ging de regering zich meer met armenhulp bezighouden maar liet dit alsnog liever over aan de kerken en particuliere instellingen. Maar armoede steeg en de overheid kon hulp niet meer als een gunst zien. Er moest meer gebeuren. In 1912 kwam er een armenwet maar ook hier kreeg je pas hulp wanneer je niet terecht kon bij andere instellingen. In 1965 is de Algemene Bijstandswet ingevoerd in Nederland. Hiermee nam de regering voor het eerst de plicht op zich om iedereen in Nederland uit de armoede te houden. Armenzorg werd een plicht en niet langer een gunst. Sindsdien is de wet verschillende keren aangepast en gewijzigd. In 2004 is de wet vervangen door de Wet 'werk en bijstand'. Met ingang van 1 januari 2015 is deze wet opgegaan in de nieuwe Participatiewet. Doel van de wet is zoveel mogelijk mensen aan werk helpen. Ook de mensen die om de één of andere reden tot nu aan de zijlijn stonden.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    De tijd van televisie en computer (vanaf 1950); Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    algemene bijstandswet, armenhulp, armenwet, arrangeerbaar, bijstandsuitkering, geschiedenis, participatiewet, recht, stercollectie, vmbo-kgt34

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Leermateriaal, StudioVO. (z.d.).

    Tijdelijk vmbo34

    https://maken.wikiwijs.nl/148851/Tijdelijk_vmbo34