Stap 2: Taak van de regering

Armoede en armoedezorg

Armenzorg werd taak van de regering
In 1814 kreeg Nederland zijn eerste Grondwet. Daarin staat dat de regering zich met armenzorg moet bezighouden. In de Grondwet van 1848 staat dat die armenzorg bij wet geregeld moet worden. Dat gebeurde in 1854 toen de Armenwet tot stand kwam.

De Armenwet betekende niet dat de armenzorg voortaan een zaak van de regering was. De overheid liet dat zoveel mogelijk over aan kerkelijke en particuliere instellingen. Zij mochten armen ondersteunen met geld, maar liever nog met goederen zoals “eetwaren, brandstoffen, kleeding- en liggingsstukken (= beddengoed) en woning”. Hoeveel ze aan geld en goederen moesten geven, hing af van het jaargetijde, de leeftijden en van de gezondheid van de hulpbehoevenden.

Overheid

De overheid zelf kwam pas in beeld als armen bij geen enkele instelling konden aankloppen. In dat geval kon je bij de gemeente terecht. Voor je hulp kreeg, moest je wel eerst al je eigendommen verkopen. Je moest je melden in de gemeente waar je was geboren. Bij een andere gemeente kon je niet terecht. En niet onbelangrijk, armenzorg via de Armenwet was een gunst, geen recht.

De Armenwet bleek in de praktijk niet goed te werken. Dat kwam omdat het aantal mensen in Nederland dat in armoede leefde toenam, vooral in de steden. En dat had weer te maken met de opkomst van de fabrieken en de lage lonen die er werden betaald. Door de stijging van het aantal armen moest de overheid steeds vaker bijspringen. Langzamerhand kwam ook de opvatting dat armoede bij het leven hoort onder druk te staan. Armoede is meer en meer iets dat moet worden bestreden en dat moet door de overheid worden gedaan.

De Armenwet van 1912

De regering reageerde op de veranderende maatschappelijke opvattingen met een nieuwe Armenwet, de Armenwet van 1912. Niet langer zijn de armen verplicht eerst al hun eigendommen te verkopen. Ook maakt de wet onderscheid tussen groepen armen. Als je niet in je eigen onderhoud kunt voorzien, krijg je wat je nodig hebt. Zou je echter wel kunnen werken voor je brood, dan word je op weg geholpen. Een arme timmerman bijvoorbeeld, kon volgens de nieuwe Armenwet gereedschap krijgen om er zijn eigen brood mee te verdienen. De wet van 1912 liet belangrijke zaken onveranderd: