Trekken van Drees vmbo-kgt34

Trekken van Drees vmbo-kgt34

Trekken van Drees

Intro

Op 2 januari 1957 kreeg de heer Bakker uit Amsterdam als eerste Nederlander een AOW-pensioen. De Algemene Ouderdomswet was net van kracht geworden. Sindsdien krijgt iedere Nederlander dit ouderdomspensioen. En al wordt het steeds moeilijker om de AOW te bekostigen, de maatschappelijke steun voor deze oudedagsvoorziening blijft onverminderd groot. Jarenlang begon de AOW op 65 jaar. Maar inmiddels krijgen ouderen hun AOW pas op 67 jaar.

In de video hieronder wordt het principe van de AOW op een duidelijke manier uitgelegd.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • omschrijven van wie ouderen tot in de 19e eeuw hulp kregen als ze vanwege hun ouderdom niet meer aan de kost konden komen.
  • uitleggen hoe ook de Nederlandse overheid vanaf 1913 deze ouderen te hulp kwam.
  • omschrijven hoe de Algemene Ouderdomswet uit 1957 werkt.
  • uitleggen waarom de uitvoering van deze wet in de toekomst moeilijker te bekostigen zal zijn en uitleggen hoe de overheid dit probleem aanpakt en zelf enkele oplossingen noemen.
  • omschrijven welke andere inkomsten er mogelijk zijn voor ouderen, naast het AOW-pensioen.
  • je mening geven over de vraag hoe het in de toekomst verder moet met de AOW.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Tekst lezen over "Van bedeling naar hulp van de overheid" en vragen beantwoorden.
Stap 2 Tekst lezen en video bekijken over de ouderenvoorziening en AOW en vragen beantwoorden.
Stap 3 Nadenken over de toekomst van de AOW.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je de begrippenlijst en een video van Leerlingen voor Leerlingen die hoort deze opdracht.
Eindproduct A Een petitie schrijven aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de AOW.
Eindproduct B Je neemt een enquête af over het wel of niet verder verhogen van de AOW-leeftijd.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee à drie lesuren nodig. Als je kiest voor eindopdracht B zul je meer tijd nodig hebben.

 

Aan de slag

Stap 1: Van bedeling naar hulp

Van bedeling naar hulp van de overheid
Lange tijd was het zo dat als je niet kon werken, je ook geen inkomen had. Ouderen werkten door zo lang ze konden en waren daarna afhankelijk van kinderen of andere familieleden. Als zij niet voor je konden zorgen, betekende dat armoede en afhankelijkheid van de bedeling, de liefdadigheid, van kerk of gemeente.

In 1836 begon dat te veranderen, in ieder geval voor ambtenaren. De overheid richtte een pensioenfonds op. Mensen die bij de overheid werkten, konden zich bij dit fonds aansluiten. In 1854 kwam de Armenwet om ervoor te zorgen dat de armen in de samenleving niet in de kou bleven staan. Volgens deze wet moest de armenzorg zoveel mogelijk komen vanuit de samenleving, van kerken en burgers. Aan het einde van de 19e eeuw volgden steeds meer fabrikanten het voorbeeld van de overheid en begonnen een eigen pensioenfonds voor hun personeel.

Invalidenwet

Vanaf 1913, het jaar van de Invalidenwet, kwamen ook mensen met een lichamelijke beperking in aanmerking voor een uitkering van de overheid. Ook ouderdom viel onder deze wet. Mensen van 70 jaar en ouder kwamen in aanmerking voor een uitkering in het kader van de Invalidenwet. De uitkering was met twee gulden per week bepaald geen vetpot. Je kon er toen evenveel mee kopen als tegenwoordig met 20 euro. In 1919 werd de leeftijdsgrens verlaagd tot 65 jaar en werd de uitkering verhoogd tot drie gulden per week. Bovendien moesten werkgevers premies betalen om de uitkeringen van de Invalidenwet te bekostigen. Maar alleen oud-arbeiders konden profiteren van de Invalidenwet. Zelfstandigen (denk aan boeren of winkeliers) die niet meer konden werken, hadden geen recht op de uitkering.

Stap 2: De rol van de overheid

Willem Drees 1886-1988

De overheid biedt alle ouderen voldoende inkomen om van rond te komen
Na de Tweede Wereldoorlog was Nederland er klaar voor om alle burgers een bestaansminimum te bieden. Dat wil zeggen dat alle Nederlanders voldoende middelen moeten hebben om in de belangrijkste behoeften te voorzien zoals wonen, kleding en eten. Ook voor alle ouderen moest een bestaansminimum worden gegarandeerd. Te oud zijn om te werken mocht nooit de bedelstaf tot gevolg hebben. Dat bestaansminimum was niet langer voorbehouden aan mensen die in loondienst hadden gewerkt.

Om alle ouderen dat bestaansminimum te bieden, bedacht Willem Drees, toen minister van Sociale Zaken, de Noodwet Ouderenvoorziening. Volgens dat wetsontwerp zouden alle ouderen van 65 jaar en ouder een pensioen van de overheid krijgen. Rechtse politieke partijen wezen dit wetsontwerp af want ze vonden dat de burgers zelf hun oudedag moesten verzekeren. Ook de gereformeerde kerken waren tegen. Zij vonden het geen taak van de overheid om armen te helpen en waren ook meer voor hulp in natura, niet in geld.

Kijk nu naar de video 'Algemene Ouderdomswet om te zien hoe de AOW werkt.' Lees voor het kijken eerst de vragen in de oefening. Na het kijken moet je de vragen beantwoorden.
Let op: in de video gaat het nog over AOW vanaf 65 jaar. Inmiddels is dit 67 jaar.

Stap 3: Toekomst AOW?

Hoe gaat het met de AOW in de toekomst?
Iedereen die werkt in Nederland draagt van zijn salaris ook AOW-premie af.
In 1960 was de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden 6:1.
Op iedere zes werkenden was er één AOW-er. In 2010 was die verhouding 2,5:1.
Op vijf werkenden zijn er twee AOW-ers. In 2040 zal de verhouding 1:1 zijn. Onze bevolking vergrijst.

 

Die vergrijzing heeft verschillende oorzaken. Mensen leven steeds langer en het aantal geboortes daalt jaarlijks. Maar tussen 1947 en 1955 was er een geboortegolf. En dat zorgt 65 jaar later, tussen 2012 en 2020, voor een pensioengolf. Dat, en het sindsdien dalende geboortecijfer, zorgen ervoor dat het aantal AOW-ers snel zal toenemen (zie afbeelding bevolkingspiramide Nederland).

Kijk voor meer uitleg over de vergrijzing deze Clipphanger.

Door de vergrijzing wordt de AOW moeilijker te bekostigen en wordt er aan de ouderdomsvoorziening gesleuteld. Er zijn verschillende mogelijkheden.

  • Het AOW-pensioen kan omlaag, maar dat zullen 65-plussers niet leuk vinden, vooral als dat hun enige bron van inkomsten is.
  • De premie die je betaalt voor je AOW-pensioen kan omhoog. Maar dat zullen mensen die deze premie betalen, niet leuk vinden.
  • Je kunt ook mensen van 65 jaar en ouder die een aanvullend inkomen hebben AOW-premie laten betalen. Maar het is de vraag of al die mensen warm lopen voor dit idee.
  • Er is nog een vierde oplossing mogelijk en daar heeft de Nederlandse regering in 2010 voor gekozen: de verhoging van de AOW-leeftijd. 
    Kijk naar de film Uitleg over verhoging AOW-leeftijd.

Andere oudedagsvoorzieningen
Voor de meeste mensen is de AOW niet de enige bron van inkomsten.

  • Mensen in loondienst zijn via hun werkgever aangesloten bij een pensioenfonds. Zowel de werkgever als de medewerker betalen pensioenpremie. Het fonds keert pensioen uit zodra de medewerker is gestopt met werken.
  • Ben je niet in loondienst dan moet je zelf zorgen voor een uitkering na je pensionering. Veel mensen, vooral zelfstandigen, hebben daarom een overeenkomst met een bank of verzekeringsmaatschappij. Ze storten een deel van hun salaris in een eigen spaarpot bij die bank of verzekeringsmaatschappij en krijgen dat als pensioen uitgekeerd zodra ze stoppen met werken.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Bedeling
Georganiseerde armenzorg door kerkelijke of particuliere armenzorg-instellingen. Uit liefdadigheid geld, voedsel of spullen geven aan mensen die het zelf niet hebben of kunnen kopen. Kenmerk ervan is dat het een gunst is en geen recht.
Ouderdomsvoorziening
Overheidssteun, in de vorm van een pensioenuitkering, aan mensen die vanwege hun leeftijd niet meer kunnen werken.
AOW
Afkorting van Algemene Ouderdomswet. Alle ouderen in Nederland van 65 jaar en ouder ontvangen een pensioen van de overheid. Dit noemt men AOW. Het is het basispensioen voor ouderen. De hoogte is 70% van het minimumloon.
Pensioen
Men ontvangt pensioen van de overheid als gevolg van ouderdom, overlijden van een partner of arbeidsongeschiktheid. In het geval van mensen van 65 jaar en ouder is dit AOW, vaak aangevuld met een pensioenuitkering waarvoor is gespaard.
Vergrijzing
Vergrijzing is de stijging van het aandeel ouderen in de bevolking, waardoor de gemiddelde leeftijd van de bevolking stijgt.

Leerlingen voor leerlingen

Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder een video die goed past bij deze opdracht.
Bekijk de video.

Sappelen in de jaren '50

Eindproduct A: Petitie

Als eindproduct van deze opdracht stel je een petitie op gericht aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Je hebt nagedacht over de toekomst van de AOW en je eigen standpunt bepaald. Dat standpunt verwoord je in de petitie, voorzien van argumenten. Met de petitie laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Petitie

Je hebt gezien dat de AOW een prima ouderdomsvoorziening is. Dankzij deze wet hoeft niemand in Nederland vanwege zijn ouderdom in armoede te leven.

Je hebt ook gezien dat de uitvoering van de AOW in de toekomst moeilijker te bekostigen zal zijn en hoe dat komt. Daarom heeft de regering al besloten dat de leeftijd waarop je voor het eerst je AOW-pensioen krijgt omhoog gaat.

Tenslotte heb je gezien dat veel mensen die nog werken, sparen voor hun oude dag via een pensioenfonds, bank of verzekeringsmaatschappij. Wie spaart voor zijn oude dag heeft een aanvulling op zijn AOW-pensioen.

Je denkt goed na over de toekomst van de AOW. Wat wordt het? Een basisvoorziening voor ouderen, genoeg om van te leven? Of een voorziening waar ze royaal van kunnen rondkomen? Of wordt het allemaal te duur en schaffen we het af? Moeten we langer doorwerken om AOW te krijgen, bijvoorbeeld tot 70 jaar, of 75? Of is dat weer slecht voor de werkgelegenheid van jongeren en moeten we juist eerder stoppen met werken? Zet de zaken goed op een rijtje en maak je eigen afweging.

Dan stel je een petitie op gericht aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Maak je sterk voor je opvattingen en roep de minister op de AOW in de door jou gewenste vorm te handhaven of te wijzigen. Welke vorm dat ook is, onderbouw je oproep met goede argumenten.

Beoordeling

De petitie laat je beoordelen door je docent.
Bij de beoordeling let je docent op:

  • De inhoud: laat de petitie zien dat je goed hebt nagedacht over de toekomst van de AOW, je een eigen mening hebt geformuleerd en deze goed hebt onderbouwd met argumenten?
  • De vorm: is de petitie met zorg gemaakt, helder, makkelijk te lezen en zó opgesteld dat het in het oog springt en de aandacht van de lezers vasthoudt?
  • Taalfouten: bevat de petitie niet te veel taalfouten?

Eindopdracht B: Enquête

Als je kiest voor eindopdracht B maak je samen met een klasgenoot een enquête. In de enquête onderzoek je hoe mensen uit verschillende leeftijdscategorieën tegen de verhoging van de AOW-leeftijd aankijken.

  • Lees voor jullie beginnen de Gereedschapskist hieronder voor tips.
  • Jullie bedenken een enquête met minimaal 5 en maximaal 10 vragen.
  • Jullie kunnen de enquête op papier maken, maar er zijn veel verschillende online programma's die jullie zouden kunnen helpen.
  • Jullie nemen de enquête af bij 3 verschillende leeftijdsgroepen:
    • Mensen tot 25 jaar
    • Mensen van 25 tot 50 jaar
    • Mensen van 50 jaar en ouder
  • Van elke leeftijdsgroepen laat je minimaal 5 mensen de enquête invullen. Zorg in ieder geval dat je van elke leeftijdsgroep evenveel mensen de vragen laat beantwoorden.

Als jullie alle mensen de enquête in hebben laten vullen gaan jullie de antwoorden uitwerken. Hiervan maak je een overzicht. Jullie mogen zelf weten of jullie dit in verslagvorm doen of bijvoorbeeld in grafieken. Ook hiervoor kun je kijken in de Gereedschapskist hieronder.

Als jullie alle gegevens hebben verwerkt trekken jullie een conclusie die jullie ook toelichten.

Beoordeling

Jullie docent beoordeelt jullie eindopdracht en let daarbij op het volgende:

  • De enquête bevat vragen die samen een goed beeld vormen van het AOW-vraagstuk.
  • De enquête is afgenomen bij meerdere mensen uit verschillende leeftijdsgroepen.
  • De uitkomsten van de enquête zijn zo verwerkt dat er een duidelijk conclusie uit getrokken kan worden.
  • De conclusie is verwoord en toegelicht.
  • De enquête ziet er netjes en verzorgd uit.
  • De enquête bevat geen taalfouten.

Enquête afnemen

Een enquête is een werkvorm waarbij je gerichte vragen stelt, zodat je de informatie krijgt waarnaar je op zoek bent.

 

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Grafiek maken

In een grafiek kun je heel overzichtelijk informatie aflezen over één specifiek onderwerp. Je maakt naar aanleiding van een onderzoek of opdracht een grafiek waarin je de opgedane kennis of resultaten weergeeft.

 

Terugkijken

Inleiding:

  • Lees de intro nog eens door. Past de intro goed bij de opdracht?
    Gaf de video een goed beeld van wat de AOW? Waarom wel of niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort? Als je hebt gekozen voor eindopdracht B, hoeveel tijd was je dan in totaal kwijt?
  • Inhoud
    Wist je al veel over Willem Drees en de AOW?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Ging het goed?
    A: Heb je het idee dat je een duidelijk boodschap richting de minister van Sociale Zaken hebt kunnen formuleren? Had je achteraf gezien iets anders gedaan?
    B: Hoe verliep de samenwerking met de klasgenoot? Hebben jullie de taken eerlijk verdeeld. Hadden jullie hier vooraf afspraken over gemaakt? Waarom wel/niet?
  • Het arrangement Trekken van Drees vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-06-15 09:41:08
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor VMBO KGT leerjaar 3 en 4. Deze les valt onder het thema Sociale samenleving. Het onderwerp van de les is Trekken van Drees. Eerst werkte je zo lang je kon, daarna was de afhankelijk van familie, vrienden, kerk of gemeenschap. In de 19de eeuw veranderde dat langzaam en in 1854 kwam er een armenwet. Dit zorgde dat steeds meer fabrikanten zorgden voor een eigen pensioenfonds. Begin 20ste eeuw kregen mensen met een lichamelijke beperking ook recht op een uitkering. Alleen mensen die hadden gewerkt bij een bedrijf kregen een uitkering, zelfstandigen of winkeliers hadden er geen recht op. Willem Drees zorgde er voor dat alle ouderen een bestaansminimum kregen. Om dit voor elkaar te krijgen, betaald iedereen een deel van zijn salaris af voor de AOW-premie. Dit zorgde voor genoeg geld in de pot voor de oudere generatie maar de verhoudingen werkende en ouderen worden steeds gelijker, wat er voor zorgt dat er straks te weinig geld is om alle gepensioneerden te kunnen betalen. Dit heet vergrijzing. Het komt door onder andere de geboortegolf tussen 1947 en 1955, al die mensen komen nu in pensioenleeftijd. Met daarbij een dalend geboortecijfer. Er zijn meerdere opties om hier mee om te gaan maar er is gekozen voor het verhogen van de AOW-leeftijd. Begrippen die verder bij deze les horen zijn: bedeling en ouderdomsvoorziening.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    De tijd van televisie en computer (vanaf 1950); Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 30 minuten
    Trefwoorden
    aow, arrangeerbaar, bedeling, bestaansminimum, geschiedenis, ouderdomsvoorziening, stercollectie, trekken van drees, vergrijzing, vmbo-kgt34

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Leermateriaal, StudioVO. (z.d.).

    Tijdelijk vmbo34

    https://maken.wikiwijs.nl/148851/Tijdelijk_vmbo34

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen