Doel en werkwijze
Het leren van talen doen mensen al sinds de Oudheid. Al snel kwamen mensen erachter dat het onhandig is om alle losse regeltjes en woordjes uit je hoofd te leren. Ze ontdekten dat er overeenkomsten zijn tussen talen en dat je sneller een taal leert als je die kent. Ook zijn er bepaalde kernwoorden waar weer andere woorden vanaf zijn geleid.
Deze module helpt je om sneller en makkelijker de talen te leren. Je krijgt handvatten die je kunt gebruiken bij het maken/leren van je huiswerk en het voorbereiden op toetsen.
Timothy leerde zichzelf zo 20 vreemde talen. Zijn belangrijkste tip: maak leren leuk. Als je van R&B muziek houdt, luister dat dan in die taal. Zoek naar de overeenkomsten tussen talen, dat maakt het makkelijker. Voor het volledige artikel zie de link: http://www.sevendays.nl/archief/jongen-spreekt-twintig-talen
Tips
Hier komen alle tips die we gaandeweg verzamelen.
De eerste tips komen van Jan:
De mnemotechniek is ook een interessante: http://www.sneleentaalleren.nl/technieken/woordjes-leren-krachtige-geheugentechniek/
Bij het leren is het belangrijk dat je de woorden hoort én ziet. Voer aan het begin van een nieuw hoofdstuk bij Frans, Engels, Duits of Nederlands alvast alle woordjes in in een Wozzel (klik op de link om je eigen gratis account aan te maken). Neem dan 2x in de week (vaker mag ook) de woordjes even door.
Dit programma houdt bij welke woordjes je kent, welke je na een tijdje vergeet en geeft de woordjes ook in een zin. Je taalvaardigheid wordt er snel beter van!

Luisteren naar de doeltaal en lezen helpt ook om de taal beter te leren (zie het kopje 'voorbeelden').
Verder heeft jullie taalmethode een digitale licentie. Via Magister kun je de woordjes leren, grammatica oefenen en diagnostische toetsen doen. Dat geeft je een goede indruk of je de stof écht beheerst. 
Een eigen woordenboek maken
Of je nu leert voor Nederlands, Engels, Frans of Duits, het maken van een eigen woordenboek met de woorden die je moet leren is verreweg het meest effectief als je het als volgt aanpakt:
- Noem het woord.
- Geef de betekenis van het woord.
- Maak er een voorbeeldzin bij.
- Teken er een afbeelding bij.
Dat ziet er dan als volgt uit:
Vergeten - to forget - I forgot what I learned yesterday - 
Auto - la voiture - Mon père a une voiture rouge - 
Bouwstenen
De bouwstenen in taaluitingen bestaan altijd uit de w&h vragen (wie, wat, welke, waarom, waar, hoe). 
Iemand doet iets met een bepaalde reden op een bepaalde manier op een bepaalde plek.
De moderne talen hebben als basisvorm:
- Onderwerp - persoonsvorm - ander zinsdeel.
- Bij lange zinnen ook wel: ander zinsdeel - persoonsvorm - onderwerp.
- Bij vraagzinnen: persoonsvorm - onderwerp - ander zinsdeel.
Voorbeelden
Een onderwerp en persoonsvorm komen in de meeste zinnen voor. Daarnaast volgt er dan informatie over wat/wanneer/aan wie. In talen is de volgorde niet altijd hetzelfde. Vandaar dat je even goed moet kijken naar de grammaticaregels. Snap je deze, dan wordt het maken van zinnen een eitje/piece of cake.
Ik ga morgen naar mijn tante.
I'm going to my aunt tomorrow.
Het begin is hetzelfde, de twee laatste zinsdelen zijn omgedraaid. Verzamel zo veel mogelijk van dit soort voorbeelden en vraag je leraar er ook naar. Je maakt dan al snel professionele zinnen in elke taal!
Persoonsvorm en onderwerp
Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar: iemand/iets doet iets.
In elke taal heb je de volgende vormen:
1e persoon enkelvoud
ik
2e persoon enkelvoud
jij
3e persoon enkelvoud
hij/zij
1e persoon meervoud
wij
2e persoon meervoud
jullie
3e persoon meervoud
zij
De persoonsvorm wijzigt mee met het onderwerp
Ik vraag I ask Je demande Ich frage
Hij vraagt He asks Il demande Er fragt
Wij vragen We ask Nous demandons Wir fragen
Ik vroeg I asked J’ai demandé Ich fragte
Hij vroeg He asked Il a demandé Er fragte
Wij vroegen We asked Nous avons demandé Wir fragten
Signaalwoorden
In elke taal geven signaalwoorden aan hoe je infomatie met elkaar in verband kunt brengen. Om een tekst goed te begrijpen, moet je snappen wat stukjes informatie met elkaar te maken hebben. Hieronder vind je overzichten van deze signaalwoorden en verbanden. Nu niet alleen voor Nederlands, maar ook voor de andere talen!
Spreken: gebruik wat je weet
Moet je een presentatie houden in een andere taal of ben je op vakantie in een ander land, geneer je dan niet maar begin gewoon. Gebruik zoveel mogelijk woorden die je al kent en bouw daar zinnetjes mee. Weet je een woord niet, dan omschrijf je het gewoon. Luister vooral veel naar native speakers. Zo bouw je al snel een goede woordenschat op.
Een manier om snel korte zinnen te leren maken is om strips te lezen in een andere taal of televisieprogramma's voor kleuters te bekijken. Het klinkt raar, maar je steekt er heel veel van op.
Op deze site kun je zelfs op de tekstballonnen klikken om de woorden te vertalen: http://www.leermetstrips.nl/

Niveaus vragen in een toets
Het onderwijs verandert. Steeds meer wordt er een beroep gedaan op de 'hogere denkvaardigheden' zoals analytisch vermogen, creativiteit en het kunnen evalueren (reflecteren). In toetsen wordt daarom steeds minder alleen kennis getoetst. Die kennis heb je wel nodig om de hogere niveaus van vragen aan te kunnen, dus ook de lagere denkvaardigheden blijven belangrijk (kennis, inzicht en toepassing). Daarnaast wordt echter van je verwacht dat je verbanden kunt leggen of dat je de kennis creatief kunt toepassen.
Bij talen betekent dat dat je zinnetjes moet kunnen maken, een verhaal schrijven of een gesprek kunnen voeren. Dat begint bij 'stampen' van de woordenschat en vervolgens veel oefenen.
Wat voor soort toetsvragen verwacht je bij de verschillende niveaus?
Voorbeelden rap en strip