Taaltalent Nederlands H5 Module 2 CSW Schrijft [een betoog]

Taaltalent Nederlands H5 Module 2 CSW Schrijft [een betoog]

Taaltalent Nederlands H5 Module 2 CSW Schrijft [een betoog]

i n t r o d u c t i e

 

 

CSW schrijft een betoog...

       ... over de Amerikaanse politiek & de impact op Europa!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BETOOG - lezen & herkennen

je leert o.a. de tekstsoort (her)kennen, je leert de tekststructuren (her)kennen

BETOOG - schrijven & herschrijven

je leert o.a. over spelling, interpunctie, zinsbouw, alineabouw, signaalwoorden, tekstopbouw

BETOOG - formuleren & reflecteren

je leert o.a. over formulering en over kritisch reflecteren op je tekst

BETOOG - argumenteren & overtuigen

je leert o.a. over argumentatiestructuren, drogredenen en persuasieve tekstdoelen

BETOOG - documenteren & onderzoeken

je leert o.a. over research en over het samenstellen van een documentatiemap met APA norm

 

 

 

 

BETOOG - Amerikaanse politiek & de impact op Europa

je oefent de komende weken met dit onderwerp!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SCHOOLEXAMEN NEDERLANDS

 

Het schrijven van een betoog is een onderdeel van het vak Nederlands in het PTA (programma van toetsing en afsluiting) van het eindexamenjaar. Het is een apart SCHOOLEXAMEN.

 

 

 

 

 

 

 

De weging van dit onderdeel is 35%.

De kolom waarin je je cijfer zult vinden op SOM is 533.

De gestelde tijdsduur is 100 minuten.

De periode betreft P&T-week 2: woensdag 18 januari t/m vrijdag 27 januari 2017.

 

Een betoog is een tekst waarmee een schrijver de lezers overtuigt van zijn standpunt.

Het schrijven van een betoog hoort bij de volgende domeinen van het examenvak Nederlands:

Domein C: Schriftelijke taalvaardigheid en

Domein D: Argumentatieve vaardigheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat moet je kennen?

Je moet voldoende kennis hebben van argumenteren, formuleren, spellen, documenteren en onderzoeken.

Wat moet je kunnen?

Je moet een betoog kunnen schrijven op basis van documentatiemateriaal, waarbij je geen toegang hebt tot het internet.

In de eerste dertig (30) minuten gebruik je dit documentatiemateriaal bij het maken van een schrijfplan, in een regulier theorielokaal of in de aula. Daarna ga je naar een computerlokaal; bij binnenkomst lever je de documentatiemap in.

In de resterende tijd van zeventig (70) minuten schrijf je, met behulp van één A4 met aantekeningen en met het schrijfplan, je betoog op de computer.    

 

 

 

 

 

 

 

Een betoog bestaat uit

- het standpunt / de mening / de opinie van de schrijver over een bepaalde (actuele) kwestie

- feitelijke en/of niet-feitelijke argumenten voor dat standpunt

- feiten die de niet-feitelijke argumenten ondersteunen

- (vaak) een tegenargument en een weerlegging daarvan

 

Het betoog wordt aangevuld door

- de documentatiemap

- het schrijfplan

- de aantekeningen

 

 

BETOOG - lezen & herkennen

 

Wat is een betogende tekst, hoe herken je die en hoe kun je zo'n soort tekst goed begrijpen? Dat zijn de belangrijkste vragen, waarop je een antwoord zult krijgen in deze paragraaf. Een betogende tekst is een overtuigende tekst.

De schrijver van een overtuigende tekst wil graag, dat je zijn of haar mening deelt na het lezen van de tekst. De auteur wil zijn of haar 'gelijk' halen, hij/zij wil graag, dat je het eens bent met de tekst en daarvoor gebruikt hij of zij argumenten.

In deze paragraaf vind je oefeningen, waarbij je betogen leest en leert (her)kennen.

In deze paragraaf krijg je ook een theoretisch overzicht van vaste tekststructuren en verschillende tekstsoorten.

Wat zijn argumenten? Bekijk de uitleg hieronder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zakelijke teksten bestaan uit drie delen: inleiding, middenstuk, slot. Elk deel heeft zijn eigen functie (taak) binnen de tekst. Een betoog, een overtuigende tekst, is ook een zakelijke tekst, die je in drie delen verdeelt.

De inleiding van een betoog

Alinea een, soms ook twee (en soms zelfs ook nog drie) van het betoog vormen de inleiding. De inleiding herken je aan

1) inhoudelijke en

2) typografische kenmerken

 

1) inhoudelijke kenmerken

De inleiding introduceert het onderwerp op een aantrekkelijke manier. De inleiding trekt de aandacht van de lezer met behulp van:

- historische feiten

- actuele feiten (bijvoorbeeld de aanleiding om de tekst te schrijven)

- het belang voor de lezer

- een voorbeeld

- een anekdote

 

De inleiding geeft aan wat het onderwerp van de tekst is. In een betoog staat in de inleiding de stelling (het standpunt, de mening) die de schrijver verdedigt; dat is ook de hoofdgedachte van de tekst.

Een stelling geeft duidelijk aan, wat de auteur vindt van een bepaalde kwestie. Een goede stelling is duidelijk en eenduidig. Je kunt beter geen ontkennende woorden gebruiken in een stelling, om verwarring te voorkomen. Gebruik dus vooral niet de woorden niet of geen!  Een stelling is controversieel, oftewel, je kunt het eens of oneens zijn met een duidelijke stelling, je kunt voor of tegen zijn.

De inleiding geeft soms ook de opbouw van de tekst aan en noemt dan welke deelonderwerpen er aan de orde komen.

 

2) typografisch...

 

TOEVOEGEN - korte uitleg over de indeling. Verder uitdiepen in volgende paragrafen.

 

 

In een stelling wordt een uitspraak of bewering over een onderwerp gedaan.

Met een standpunt geef je je mening over die stelling.

 

Voorbeeld:

Stelling:        De regering heeft een goed milieubeleid.

Standpunt:  Ik vind dat de regering geen goed milieubeleid voert.

Standpunten herken je aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat, dus.

En om een standpunt hard te maken zal een schrijver komen met een aantal argumenten (= de argumentatie) om je te overtuigen.

Voorbeelden:

Argumenten:

  • Ook afgelopen jaar is er weinig gedaan tegen de opwarming van de aarde.
  • Sommige planten en dieren kunnen zich aan de opwarming niet snel genoeg aanpassen en zullen met uitsterven bedreigd worden.

Standpunt en mening vallen nog al eens samen. De stelling is dan zo geformuleerd dat het standpunt (mening van de schrijver) gelijk duidelijk is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We onderscheiden drie soorten standpunten: positief, negatief en twijfel.

  • positief : Als Alain Clark Nederland gaat vertegenwoordigen op het Eurovisie Songfestival (wat de Telegraaf meldde) gaat Nederland hoge ogen gooien.
  • negatief: De bijdrage van Nederland aan het Eurovisie Songfestival wordt weer niks, want Alain Clark gaat volgens De Telegraaf ons land vertegenwoordigen.
  • twijfel: Ik weet nog niet of het wat wordt met de bijdrage van Nederland als Alain Clark ons land (wat de Telegraaf meldde) gaat vertegenwoordigen op het Eurovisie Songfestival.


Objectieve/feitelijke en subjectieve/waarderende argumenten

Argumenten zijn feitelijk/objectief of niet- feitelijk/subjectief.

– Een objectief/feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

 

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

– Over een subjectief/waarderend argument kun je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

 

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.

Het argument ’want die bioscoop is bij mij om de hoek’ is waar of niet waar en behoeft geen ondersteuning.

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

 

Vaak herken je argumenten aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een tegenargument. Dit wordt vaak voorafgegaan door een signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft, zoals maar of echter

Door hier weer een opmerking tegenover te plaatsen, kan het tegenargument weer weerlegd worden. Dit heet dan ook een weerlegging

Dus: Standpunt - argument(en) - tegenargument(en) - weerlegging - conclusie (= standpunt, maar in andere bewoordingen).

 

Voorbeeld argumentatie:

(Standpunt:) Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (tegenargument). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Meningsverschillen

 

Er is sprake van een meningsverschil als twee of meer partijen elkaars standpunt over eenzelfde onderwerp niet delen: ze hebben niet dezelfde mening. Meningsverschillen kun je oplossen of beslechten.

 

Beslechten

Bij het beslechten van een meningsverschil wordt er wel een beslissing genomen, maar de partijen overtuigen elkaar niet. Het probleem is niet echt opgelost. Beslechten kan op verschillende manieren:

 

    dreigen met geweld (bedenk zelf een voorbeeld)

    chanteren (bedenk zelf een voorbeeld)

    stemmen (bedenk zelf een voorbeeld)

    loten (bedenk zelf een voorbeeld)

    arbitrage vragen (bedenk zelf een voorbeeld)

 

Een meningsverschil is opgelost als een van de partijen zijn standpunt verandert en het standpunt van de andere partij overneemt. Soms is de oplossing een compromis, een tussenoplossing. Beide partijen passen hun standpunt een beetje aan in dat geval. De oplossing is dan een nieuw, gezamenlijk standpunt.

Uitspraken waarmee je je eigen standpunt verdedigt, of waarmee je het standpunt van een ander aanvalt, noem je argumenten. Argumenten kunnen voor of achter het standpunt staan in de zin.

 

Argumenten voor een bepaald standpunt zijn antwoorden op de vraag:

Waarom heb ik deze mening?

Argumenten tegen een bepaald standpunt (tegenargumenten) zijn antwoorden op de vraag:

Waarom ben ik het oneens met deze mening?

Je herkent argumenten vaak aan signaalwoorden (want, omdat, aangezien, immers).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Argumentatiestructuren

 

Dit zijn de basisstructuren van argumentatie

  •     enkelvoudige argumentatie  als er bij een standpunt maar één argument gegeven wordt
  •     meervoudige argumentatie  als er bij een standpunt twee of meer argumenten gegeven wordt die los van elkaar staan
  •     onderschikkende argumentatie als er bij een standpunt een argument staat dat door een ander argument ondersteund wordt
  •     nevenschikkende argumentatie als er bij een standpunt gelijkwaardige, verschillende argumenten (naast elkaar) worden genoemd
  •     meervoudige onderschikkende argumentatie een combinatie van tweebovengenoemde structuren is ook mogelijk, dan worden er meerdere argumenten ondersteund door een ander argument.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bestudeer de teksten hieronder.

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht: vergelijk drie betogende teksten

 

  1. Lees de teksten en verklaar de onderstreepte woorden.
  2. Als je meer woorden niet kent, schrijf die dan ook op en verklaar ze.​                                                  Geef per tekst (1, 2 en 3) antwoord op de volgende vragen:
  3. Wat is het onderwerp van de tekst?
  4. Wat is de mening van de schrijver over het onderwerp? (Noteer waar je die in de tekst gevonden hebt.)
  5. Met welke argumenten onderbouwt de schrijver zijn/haar mening? (Waar heb je die gevonden?)
  6. Hoe zijn mening en argumenten met elkaar verbonden?
  7. Hoe zijn de argumenten met elkaar verbonden?
  8. Heeft de schrijver een tegenargument in de tekst verwerkt? Zo ja, wat is dat tegenargument dan? (Waar staat het in de tekst?)
  9. Wordt het tegenargument weerlegd? Zo ja, hoe? (Waar staat dat in de tekst?)
  10. Wat is de hoofdgedachte van iedere tekst?
  11. Welke van de drie teksten vind je het beste betoog en waarom? Geef dus je mening en onderbouw die met feitelijke argumenten.

 

Tekst 1

In beweging 

1) Tijdens zijn bezoek aan Zweden deze week heeft paus Franciscus gesproken over migratie. Hij zei mooie en ware woorden, zoals dat het onmenselijk is om deuren en harten te sluiten voor vluchtelingen, die even snel als ze werden uitgesproken schouderophalend zullen worden gearchiveerd als morele mooipraterij die nu eenmaal de core-business is van een spiritueel leider. Het zou veel te ongemakkelijk en confronterend zijn om werkelijk naar die woorden te luisteren. En toen zei hij iets anders, dat evenmin voor opschudding zorgde, maar dat als je er goed over nadenkt verregaande consequenties heeft. „Europa is groot geworden,” zei hij, „dankzij een voortdurende integratie van culturen. Het sluiten van grenzen is een schending van het recht op mobiliteit en dat is een fundamenteel mensenrecht.” 
 
2) Ongeveer tegelijkertijd werden wij in Nederland opgeschrikt door het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aan de overheid om met onmiddellijke ingang af te zien van het gebruik van de woorden ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’. Het ooit als eufemisme bedoelde woord ‘allochtoon’ is in de spreektaal een scheldwoord geworden. Bovendien is het begrip zo ruim gedefinieerd dat het onbruikbaar is. Een allochtoon is iemand die in het buitenland is geboren of iemand die minstens één ouder heeft die in het buitenland is geboren. Dat is een gigantische en zeer diverse groep. „Als dat toch nodig is,” stelt de WRR, „bijvoorbeeld bij bevolkingsstatistieken, dan spreken we over inwoners met een migratieachtergrond en inwoners met een Nederlandse achtergrond. Ook kinderen van migranten kunnen vallen onder inwoners met een migratieachtergrond.”        
 
3) Je vraagt je af wat we hiermee opschieten. Het nieuwe begrippenpaar is precies net zo ruim gedefinieerd als het oude. Wat de WRR natuurlijk niet kan zeggen, maar wat wel waar is, is dat we behoefte hebben aan termen die onderscheid maken tussen buitenlanders die geen problemen geven, zoals de Japanse oogarts, de Surinaamse kleuterleidster, de Argentijnse paus en de Argentijnse koningin, en kutmarokkanen. Er zijn nu eenmaal inwoners met een migratieachtergrond die we wel willen hebben en inwoners met een migratieachtergrond die een probleem vormen dat we moeten benoemen. En voor dat benoemen hebben we een woord nodig. 
 
4) Het maakt niet uit welke terminologie de WRR voorschrijft, want het zal altijd gaan over de tweedeling tussen ‘wij‘ en ‘zij’. Wij horen hier en zij zijn de anderen. Wij bepalen de regels en zij moeten zich aanpassen. Sommigen van hen willen we best als de onzen beschouwen, want we hebben een groot hart, maar dat gebeurt op onze voorwaarden en zij dienen zich daarnaar te schikken, want dit is ons land. 
 
5) Daar zit het probleem, in die tweedeling. Het pijnlijke punt is niet dat ‘allochtoon’ een scheldwoord is geworden en dat we behoefte hebben aan een ander begrippenpaar, maar dat we überhaupt behoefte hebben aan een begrippenpaar. Want de paus heeft gelijk. Europa is groot geworden door een voortdurende vermenging van culturen. Migratie is niet alleen een fundamenteel mensenrecht, maar ook een constante in de geschiedenis van de mensheid en als zodanig een positieve factor voor progressie en ontwikkeling. Als we verder terugkijken dan één generatie, zijn wij allemaal inwoners met een migratieachtergrond. Geen enkele Nederlander heeft een voorgeslacht dat zolang de geschiedenis zich kan heugen altijd een eeuwig is ontsproten uit Nederlandse klei. 
 
6) Het wordt tijd om te beseffen dat zij net zo zijn als wij en dat we daarom beter over ons kunnen spreken als een mensheid die immer in beweging is. 
 
Ilja Leonard Pfeijffer is schrijver en dichter.       

 
 
 
Tekst 2
 
Dat een vrouw doortastend is, zou geen nieuws moeten zijn 
 

 

Mantel analyseerde de politieke berichtgeving van vier Nederlandse kranten en concludeert dat ook hier de media zich schuldig maken aan het seksistisch beschrijven van vrouwelijke politici. 
 
1) Dinsdag wordt mogelijk de eerste vrouwelijke Amerikaanse president ooit verkozen. De laatste tijd is er veel geschreven over de manier waarop de media berichten over vrouwelijke politici. Voornamelijk de journalistieke berichtgeving over Hillary Clinton, Angela Merkel en Theresa May is onderwerp van discussie. De conclusie? Seksisme is de journalistieke en politieke wereld nog lang niet uit. 
 
2) Uit buitenlandse onderzoeken blijkt dat vrouwelijke politici gemiddeld minder politiek-inhoudelijke media-aandacht krijgen dan mannelijke politici, ze worden vaker beoordeeld op hun uiterlijk en worden meer bij hun voornaam genoemd. Hoe zit dit eigenlijk in Nederland? Gaan Nederlandse dagbladen even ongelijk om met mannelijke en vrouwelijke politici als buitenlandse kranten lijken te doen, of zijn wij al een stapje verder op de emancipatieladder
 
3) Om uit te zoeken hoe het staat met de journalistieke berichtgeving over onze eigen vrouwelijke politici heb ik vier grote Nederlandse dagbladen ( NRC Handelsblad de Volkskrant De Telegraaf en Algemeen Dagblad ) erbij gepakt en artikelen van de afgelopen vijf jaar over vrouwelijke ministers vergeleken met die over mannelijke ministers. Waar de Britse kranten Theresa May karakteriseren als ‘een kinderloze schoenenliefhebber’, lijken de Nederlandse dagbladen op het eerste oog gematigder. Maar wanneer we verder kijken, zien we dat we in Nederland nog helemaal niet zo gewend zijn aan vrouwelijke politici als wij misschien zelf denken. 
 
4) De artikelen noemen namelijk het geslacht van een minister gemiddeld meer dan twee keer zo vaak wanneer het een vrouw betreft. Wanneer het geslacht van een mannelijke minister wel wordt benoemd, gebeurt dat in de meeste gevallen bovendien terloops. Zo is Edith Schippers ‘de machtigste vrouw van het Binnenhof’ (nadruk op vrouw) en is Jan Kees de Jager ‘de populairste bewindsman van het CDA’ (nadruk op populairste). 
 
5) Hoe komt het toch dat we het blijkbaar noemenswaardig vinden wanneer een minister een vrouw is? Een verklaring hiervoor is dat een vrouwelijke minister vaak de eerste vrouw is in haar functie. Jeanine Hennis-Plasschaert is bijvoorbeeld ‘de eerste vrouw op Defensie’ en dat willen journalisten graag benoemen: dagbladen zijn er immers om nieuwswaardigheden te vermelden. 
 
6) De verschillen tussen de berichtgeving over mannelijke en vrouwelijke ministers hebben echter niet alleen te maken met het wel of niet benoemen van het geslacht van een politicus. Wanneer we kijken naar de manier waarop vrouwelijke ministers worden omschreven, dan komen woorden als ‘daadkrachtig’, ‘vastberaden’ en ‘gedreven’ het meest voor. Vrouwelijke ministers worden vrijwel zonder uitzondering neergezet als harde doorzetters. Alhoewel de specifieke invulling van deze typering verschilt per minister (Edith Schippers is bijvoorbeeld een koude vrouw die hard is voor anderen, terwijl Marja van Bijsterveldt een warme vrouw is die hard is voor zichzelf), worden vrouwelijke ministers vooral als ‘doorzetter’ geframed
 
7) Kijken we naar artikelen over mannelijke ministers, dan zit er vrijwel geen eenheid in de manier waarop zij omschreven worden: Hans Hillen is ‘grappig’, maar Henk Kamp is ‘saai’ en Ard van der Steur is ‘toegankelijk’, terwijl Lodewijk Asscher ‘zakelijk’ is. 
 
8) Kortom, de manier waarop mannelijke ministers worden neergezet, kent een aanzienlijk grotere diversiteit dan de manier waarop vrouwelijke ministers geportretteerd worden. 
 
9) Nu denkt u misschien: zeg, feminist, doe niet zo moeilijk – het is toch positief om een doorzetter genoemd te worden? Klopt, maar wanneer er hierdoor geen ruimte overblijft voor de nuance en diversiteit die we wel zien in de artikelen over mannelijke ministers, dan is het maar de vraag hoeveel een dergelijke karakterisering echt bijdraagt aan de gelijkwaardige behandeling van vrouwelijke en mannelijke politici. 
 
10) In vergelijking met buitenlandse politici lijken vrouwelijke ministers in Nederlandse dagbladen echter minder ‘traditioneel’ gestereotypeerd te worden. De Nederlandse artikelen over vrouwelijke ministers gaan namelijk nergens uitgebreid op uiterlijkheden in: mannelijke en vrouwelijke ministers worden even vaak met ‘u’ aangesproken en vrouwelijke ministers worden zelfs iets vaker bij hun achternaam genoemd dan mannelijke ministers. 
 
11) Maar toch: het is veelzeggend dat in een artikel over minister Schippers een zin staat als: ‘Edith gedraagt zich dan ook niet als vrouw.’ Hard en direct optreden is blijkbaar nog tot op zeker hoogte ‘onvrouwelijk’. 
 
12) Volgend jaar vinden er ook in Nederland verkiezingen plaats en de media kunnen van grote invloed zijn op de uitkomst. Wij moeten ons er daarom van bewust zijn dat genderframing een rol speelt in de manier waarop er over mannelijke en vrouwelijke ministers wordt geschreven. Want zolang een zin als ‘Edith gedraagt zich dan ook niet als vrouw’ in de krant kan staat, heeft ook Nederland nog werk te verrichten. 
 
Hanneke Mantel studeerde kunstgeschiedenis en Nederlands (met als specialisatie cognitieve linguïstiek). 

 

Tekst 3

 

Vranckx is de beste         

1) Het is op deze plaats wel eens eerder vastgesteld: de beste oorlogsverslaggever in het Nederlands taalgebied is op dit moment Rudi Vranckx, die zowel voor de VRT als de NOS bericht over de slag om Mosul. 
 
2) Er zijn meer verslaggevers die het risico nemen om mee te gaan met de opmars van de Iraakse en Koerdische militairen naar de IS-stad, al heb ik Hans Jaap Melissen en Sander van Hoorn al een tijdje niet meer in de buurt van het front gezien. Er zijn ook meer verslaggevers die soepel in een tunnel kunnen glijden die deel uitmaakt van het ondergrondse netwerk van IS. 
 

3) Vranckx is de eerste die ik goed hoorde uitleggen dat het niet zo moeilijk zal zijn om op te rukken tot aan de oever van de Tigris, maar een heksentoer om het aan de overkant gelegen stadscentrum te bevrijden, als zich daar duizenden militanten hebben verschanst, klaar voor de stadsguerrilla

4) Maar wat zijn verslaggeving in Nieuwsuur echt uniek maakt is een reportage over een voormalige kindsoldaat van IS, zoals er nog vele anderen zullen worden aangetroffen. De consequenties van wat hen is overkomen zullen zeer schadelijk zijn, te beginnen voor henzelf. 

5) De Jezidi-jongen heet Salaam en vertelt in zijn eigen taal relatief onbewogen wat hij heeft meegemaakt. Op zijn 1veertiende werd hij ontvoerd naar Raqqa en daar systematisch mishandeld. Er werden tegels op zijn hoofd stuk geslagen, terwijl zijn handen vastgebonden waren. Als je met sigaretten werd betrapt, hakten ze twee vingers af. Ieder kind kreeg een eigen laptop en cd-speler en moest verplicht urenlang kijken naar moordpartijen: hoofd in een hoopje zand, en dan werd het afgehakt alsof het van een schaap was. Ze moesten leren een moordmachine te worden en kregen te horen: „Als jullie ze niet afmaken, dan maken wij jullie af.” 

6) Het zijn verhalen die overeenkomst vertonen met die van kindsoldaten in Afrika. Maar in Irak en Syrië lijkt nog geen begin te zijn van een opvang die van de stakkers weer mensen zou kunnen maken. 

7) Het prachtige van die reportage van Vranckx is de doeltreffende simpelheid, gewoon een verhaal dat vers van de lever direct wordt verteld. Als je het vergelijkt met de reportage verderop in dezelfde aflevering van Nieuwsuur , over de jonge Deense fotograaf Daniel Rye, die dertien maanden in gevangenschap van IS doorbracht, dan is die laatste veel minder effectief

8) Dat komt niet alleen doordat de Deen beter behandeld werd en uiteindelijk voor een losgeld van 2,4 miljoen euro vrijkwam, maar vooral omdat de context afleidt. Er is een boek over Rye geschreven, en hij krijgt een mensenrechtenprijs, die in een deftig hotel met champagne wordt overgoten. Dat zijn zaken die afleiden van de kern. In dit geval is die kern wellicht dat de Amerikaanse en Britse staatsburgers met wie Rye zijn cel deelde, het veelal niet kunnen navertellen. Hun familie is het bij wet verboden om over een losprijs te onderhandelen. 

9) En dan ben je ten dode opgeschreven. Een ander verhaal dus. Maar ik voelde er veel minder bij. 

Hans Beerekamp 


Dit artikel is verschenen in de nrc.next van donderdag 3 november op pagina 10 

http://zoeken.nrc.nl/article-locations?locations=%7B%22channel%22%3A%22losse-artikelen%22%2C%22medium%22%3A%22web%22%7D&redirect=true&urn=urn%3AX-nl-nrc-article%3ANN%3Agn4%3A5102226

 

 

 

 

 

Argumentatiestructuren

 

Bestudeer de theorie.

Bekijk de filmpjes met uitleg.

Controleer of je de theorie hebt begrepen door de oefeningen te maken (via Cambiumned), klik op de links.

Argumenteren, de basis

Argumentatiestructuren

 

Bestudeer het SCHEMA basisvormen van argumentatie:


Enkelvoudige argumentatie

Je onderbouwt je standpunt met één argument.

standpunt
argument

Voorbeeld:

Zij moet de opvolgster worden van onze coach,
want zij heeft al veel ervaring.

Meervoudige argumentatie
Bij een meervoudige argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.

standpunt
argument argument argument

Voorbeeld:

Zij moet de opvolgster worden van onze coach,
want zij heeft al veel ervaring, zij heeft een positieve uistraling, bovendien willen we een vrouwelijk coach.

Onderschikkende argumentatie
Bij een onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een reeds genoemd argument.

Standpunt
argument
argument

Voorbeeld:

Zij  is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster.
Zij heeft ruime ervaring in die branche.
Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris boekhandel gewerkt

 

Nevenschikkende argumentatie
Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Alleen in combinatie hebben ze kracht.

standpunt
argument —↑— argument

Voorbeeld:

Je moet minder patat en frikandellen eten.
              ↑
Dit kost je knap wat veel geld in de week. —↑—     Je komt niet uit met je zakgeld.

Naast deze vier basisvormen bestaat er nog een combinatie van de meervoudige en onderschikkende argumentatie, namelijk de meervoudige onderschikkende argumentatie.

standpunt
argument argument argument
 
argument   argument

Voorbeeld:

Kinderen onder de 13 moeten geen energiedrankjes drinken.
Ze zijn ongezond Ze kosten geld Ze beïnvloeden het gedrag.
 
Het kan overbelasting van het hart veroorzaken.   Kinderen reageren heftig, gaan stuiteren.

 

Argumentatiestructuren, oefening (1)

Argumentatiestructuren, oefening (2)

 

 

Drogredenen

Bestudeer de theorie.

Bekijk de filmpjes met uitleg.

Klik op de links en controleer (via Cambiumned) of je de theorie hebt begrepen.

 

 

 

Foute argumentaties noemen we ook wel drogredenen. We bespreken de volgende drogredenen:

 

Het onjuist gebruik van een argumentatieschema

1 De onjuiste oorzaak – gevolgrelatie
Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.

2 De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.
Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

3 De overhaaste generalisatie
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.
Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.

4 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering is het argument een herhaling van het standpunt, alleen anders geformuleerd.
God bestaat omdat het in de bijbel staat, en wat in de bijbel staat is waar omdat het Gods woord is.

Het onjuist gebruik van een discussieregel

5 De persoonlijke aanval
Je valt de persoon aan en niet zijn argument(en).
Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!

6 Het ontduiken van de bewijslast
Je keert de bewijslast om en laat de tegenpartij het tegendeel bewijzen.
Dat hoef ik niet te bewijzen, dat ís gewoon zo!

7 Het vertekenen van een standpunt
Je legt de tegenpartij woorden in de mond waarvan de onjuistheid moeilijk is te bewijzen.
Ga jij niet mee naar de wedstrijd? Dus jij gaat je lekker zitten vervelen in je eentje?

8 Het bespelen van het publiek
Je beweert zaken waartegen iemand moeilijk kan ingaan.
Je bent toch niet goed bij je hoofd als je daar wil wonen.

9 Een onjuist beroep op autoriteit
Je beroept je op een bekend persoon, maar die persoon hoeft van het onderwerp helemaal niets af te weten of hij heeft belang bij de zaak.
Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.

oefening drogredenen klik hier (1)

oefening drogredenen klik hier (2)

Drogredenen

Drogredenen, vervolg (1)

Drogredenen, vervolg (2)

 
 
Gepubliceerd op 18 april 2016
 

Een vlammend betoog schreef Phaedra Werkhoven over de prestatiedruk die ouders hun kinderen opleggen. In De Taalstaat op NPO Radio 1 vertelt ze over deze nooit-goed-genoeg-ouders. Hoe kun je een betoog laten 'vlammen' volgens jou?

Een vlammend betoog

BETOOG - schrijven & herschrijven

 

BETOOG - schrijven & herschrijven

Je leert o.a. over spelling, interpunctie, zinsbouw, alineabouw, signaalwoorden en tekstopbouw. Het materiaal is gearrangeerd op basis van onder anderen bestaande methodes Nederlands en CambiumNed. Zie voor een overzicht de link hieronder.

http://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/spellingsregels 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schrijven en herschrijven

 

Correct spellen is een zeer belangrijke stap in het schrijfproces. Iemand die spelfouten maakt, wordt als schrijver helaas niet serieus genomen. Wie met de computer schrijft, kan gebruik maken van de spellingcorrector, maar die herkent vooralsnog niet alle spelfouten.

 

In Nederland verandert de spelling van tijd tot tijd, de laatste keer in 2005. De officiële spelling van de Nederlandse woorden is vastgelegd in de Woordenlijst Nederlandse Taal, beter bekend als het Groene Boekje. Op scholen - en hier ook - wordt de 'groene' spelling gebruikt. Je leert hier over de werkwoordspelling en de overige spellingsregels.

 

Werkwoordspelling

Alle zinnen bevatten werkwoorden, is je dat wel eens opgevallen? De spellingscorrector geeft foute werkwoordsvomen in de tekst niet aan, daarom moet een schrijver de regels voor de werkwoordspelling beheersen.

 

Persoonsvorm

De persoonsvormen vind je door de zin van tijd te veranderen: de werkwoorden die mee veranderen zijn persoonsvormen.

 

    De prinses kon niet geloven dat de kikker in een prins veranderd was.

    De prinses kan niet geloven dat de kikker in een prins veranderd is.

 

De werkwoorden kon en was veranderen, dus kon en was zijn persoonsvormen.

 

Tegenwoordige tijd

Spel de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd enkelvoud

    als STAM (als er ik bij staat; als er je/jij achter staat) ik raad, raad jij

    als STAM+T (in alle andere gevallen) jij raadt, zij raadt, de prins raadt

Spel de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd meervoud

    als INFINITIEF (hele werkwoord) de mensen raden

 

Verleden tijd

Gebruik bij zwakke werkwoorden 't ex-fokschaap

als de letter voor de uitgang -en van het hele werkwoord een t/x/f/k/s/ch/p is

schrijf de verleden tijd dan als STAM+te(n)

 

    juichde of juichte?

    juichen: de ch staat in 't ex-fokschaap, dus: juichte

    beloofde of beloofte?

    beloven: de v staat niet in 't ex-fokschaap, dus: beloofde

 

    't ex-fokschaap - je gebruikt alleen de medeklinkers,

    de klinkers doen niet mee (e/o/aa)!

 

 

De vervoeging van de sterke werkwoorden levert geen spellingsproblemen op. Bij sterke werkwoorden is er klinkerverandering.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bij een sterk werkwoord schrijf je nooit -dt!  

    de auto rijdt - de auto reed

    jij wordt - jij werd

    zij zwemt - zij zwom

    hij vliegt - hij vloog

 

Import werkwoorden

 

Engelse werkwoorden die in het Nederlands gebruikt worden, vervoeg je alsof het Nederlandse werkwoorden zijn. Gebruik indien nodig je (online) woordenboek.

 

    hij showt, hij rugbyt, ik plande, jij hockeyde

 

Laat de Engelse uitgangs-e staan als je uitspraakproblemen krijgt.

 

    racen, ik race, hij racet, hij racete, hij heeft geracet

    timen, ik time, hij timet, hij timede, hij heeft getimed

    deleten, ik delete, hij deletet, hij deletete, hij heeft gedeletet

    e-mailen, ik e-mail, hij e-mailt, hij e-mailde, hij heeft ge-e-maild

 

Gebruik in de verleden ook hier 't ex-fokschaap.

 

Andere werkwoordsvormen

 

Andere werkwoordsvormen dan de persoonsvorm zijn:  

    infinitief = het hele werkwoord (lopen, gaan, werken, denken, slapen)

    gebiedende wijs = de stam (loop, ga, werk, denk, slaap)

    onvoltooid deelwoord (lopend, gaand, werkend, denkend, slapend)

    voltooid deelwoord (gelopen, gegaan, gewerkt, gedacht, geslapen)

   

De infinitief wordt ook wel de woordenboekvorm genoemd, dat is het hele werkwoord, oppassen, spelen, leren.

Spel de gebiedende wijs als STAM. Pas op! Speel die bal eens! Leer je werk nu!

Spel het onvoltooid deelwoord als infinitief + d(e), oppassende, spelende, lerende.

 

Gebruik bij zwakke werkwoorden voor het voltooid deelwoord 't ex-fokschaap.

Als de leter voor de uitgang -en van het hele werkwoord een t/x/k/f/s/ch/p is eindigt het voltooid deelwoord op -t. In alle andere gevallen eindigt het op een -d.

    oppassen - Ik heb vanmiddag opgepast.

    spelen - Waar wordt de hockeywedstrijd gespeeld?

    leren - Heb je goed geleerd voor de toets?

 

Van een onvoltooid deelwoorden een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Spel het bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk.

 

    Piet lijkt op die vergrote foto best een flinke kerel.

    De gisteren gespeelde wedstrijd eindigde teleurstellend.

    De pas gewitte wanden werden vies gemaakt door de geredde dieren.

 

In de laatste zin schrijf je dubbel -t en dubbel -d vanwege de uitspraak.

 

 

 

Stel jezelf de volgende vragen...

 

Hoe vind je de persoonsvorm van een zin?

Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd?

Hoe bepaal je de laatste letter van het voltooid deelwoord?

Hoe spel je het onvoltooid deelwoord?

Hoe spel je bijvoeglijk gebruikte deelwoorden?

 

..

 

Bekijk de opfriscursus en de ultieme uitleg van de werkwoordspellingsregels 

indien je de vragen niet allemaal (correct) kon beantwoorden. 

Werkwoordspelling opfriscursus

 

 

Oefeningen via Cambiumned:

 

 

 

Werkwoordspelling de ultieme uitleg

Interpunctie

Spellingsregels overzicht en uitleg

BETOOG - formuleren & reflecteren

BETOOG - formuleren & reflecteren

Je leert o.a. over

*  formuleren, taal- en stijlfouten, beeldspraak en stijlfiguren en

* over kritische reflectie op je eigen en andermans betogende teksten.

Een betoog overtuigt immers het meest, als het ook correct en passend is geformuleerd. Een schrijver van een tekst bedenkt eerst de inhoud: wat ga ik zeggen? Daarna vraagt hij zich af: hoe ga ik het zeggen, hoe ga ik mijn gedachten formuleren? Allereerst moet de schrijver zijn zinnen correct formuleren. Wie het Nederlands onvoldoende beheerst en veel zinsbouwfouten maakt, wordt als schrijver minder serieus genomen. Dat leidt ertoe, dat de lezer ook de boodschap van de tekst - de inhoud - niet zal accepteren. Verder is het voor de lezer plezierig wanneer de schrijver zijn tekst begrijpelijk en aantrekkelijk formuleert. Daarbij moet hij letten op zowel woordkeus als zinsbouw.

De theorie en de oefeningen zijn gearrangeerd onder anderen op basis van bestaande methodes voor het vak Nederlands en het materiaal op CambiumNed. Klik op de onderstaande link voor een overzicht van theorie en oefeningen.

http://www.cambiumned.nl/theorie/stijl/formuleren/

 

Opdracht "formuleringsfouten "

Tweetallen in de klas onderzoeken één formuleringsfout. Zoek via Google (geavanceerd zoeken) uitleg over de fout die jullie als tweetal krijgen toegewezen. Elk tweetal noteert

- een definitie van de fout

- vier voorbeeldzinnen bij de fout

Kun je op internet niets vinden, kijk dan eens in de bibliotheek in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) of in het Volkskrant Stijlboek in de bibliotheek. Je kunt ook zelf zinnen bedenken. Succes!

 

Veel voorkomende formuleringsfouten

 

Klik op de begrippen, dan ga je naar de website van CambiumNed, lees de uitleg en maak de oefening (die kun je ook zelf controleren, via die website). 

Dubbelop

Twee of meer keer wordt hetzelfde woord onterecht herhaald.

Voorbeelden:

  • Ik heb geen geld, maar ik heb er ook geen tijd voor ook.
  • Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan.
  • Op zo’n partij zou ook niet op moeten stemmen.

Oefening 1 (klik op de oefening/het begrip)
Oefening 2 (klik op de oefening/het begrip)

Verwijswoorden

Overige fouten

Korte herhaling van de theorie

Dubbelop

Er zijn verschillende soorten fouten waarbij iets op de een of andere manier twee keer wordt gezegd.

Onjuiste herhaling - als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste herhaling

Tautologie - als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen) heet dat een tautologie

Pleonasme - bij een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep nog eens door een ander worod uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een andere woordsoort.

Contaminatie - als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd, heet dat een contaminatie

Dubbele ontkenning - In zinnen met een werkwoord dat al een ontkennend karakter heeft (voorkomen, misbruiken, verbieden, weerhouden, nalaten) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.

Formuleringsfouten

 

Opdracht

 

Zoek de gevallen van dubbelop en verbeter de zinnen

 

1) Vannacht zal er zeker zo nu en dan af e toe een buitje vallen, maar morgen schijnt de zon.

2) Hoe kan de trainer jou ooit verbieden om geen baantje te nemen: daar gaat hij toch niet over!

3) Ik wil mij verexcuseren voor mijn afwezigheid tijdens de vergadering.

4) Aan zo'n kletskous als die Maria zou ik mijn liefdesgeheimen zeker niet aan toevertrouwen.

5) Als docenten blijven we proberen de studieresultaten zo optimaal mogelijk te maken.

6) Tot mijn spijt moet ik u meedelen dat ik morgen helaas verhinderd ben.

7) De bonus wordt uiteraard alleen toegekeerd aan werknemers die het afgelopen jaar goed hebben gepresteerd.

8) Het maakt voor mij geen enkel verschil uit of ik veel studeer of weinig; ik haal toch wel voldoendes.

9) Het is misschien een klein detail, maar ik wil dat je er rekening mee houdt.

10) Misschien moet je er toch maar van afzien om op die kleine flat geen hond te nemen.

 

Formuleren - vervolg

 

Fouten met verwijswoorden

 

Verwijswoorden wijzen terug naar een eerder genoemd woord of vooruit naar een woord dat verderop in de zin staat, het antecedent. Het is belangrijk, dat je het juiste verwijswoord kiest dat het absoluut duidelijk is waarnaar het verwijswoord wijst.

 

Verwijswoorden wijzen vooruit of terug naar woorden, woordgroepen of zinnen. Het antecedent (datgene waarnaar verwezen wordt) bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken.

Bij woordgroepen wordt dat bepaald door het kernwoord.
In het Nederlands kennen we mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.

 

Voorbeelden van fouten:

Hem werd een contract aangeboden die nogal wat onduidelijkheden bevatte Die moet zijn dat want het is het contract(o).
De scholier stelde de staatssecretaris voor een probleem wat ze niet direct kon oplossen. Wat moet zijn dat want het is het probleem (o).
De Nederlandse scholierenbevolking heeft zijn stem laten horen. Zijn moet zijn haarwant bevolking is een vrouwelijk woord(v).
Dat is het beste dat ik ooit gedaan heb. Dat moet zijn wat want na de overtreffende trap gebruik je wat.
Ze doen waar hun zin in hebben. Hun moet zijn ze. Hun mag je niet als onderwerp gebruiken.


Klik op de onderstaande link en controleer of je de theorie begrijpt

(via Cambiumned).

http://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-foute-en-slordige-verwijswoorden/

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Incongruentie

Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm. Als bij een enkelvoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm hoort of bij een meervoudig onderwerp een enkelvoudige persoonsvorm, heet dat incongruentie.

 

theorie en uitleg worden nog toegevoegd

 

Dat/als-constructie

 

Een bijzin van voorwaarde begint vaak met als of wanneer. Als de bijzin niet achteraan de zin staat, ontstaat er een dat/als-constructie. Vermijd die door 'volgens mij' te gebruiken in plaats van 'ik denk' of 'ik vind'.

 

Onjuist

Daarom vind ik dat als films schokkende beelden bevatten of vormen van ernstig geweld, ze niet voor tien uur 's avonds moeten worden uitgezonden.

Juist

Daarom vind ik, dat films niet voor tien uur 's avonds moeten worden uitgezonden, als ze schokkende beelden bevatten of vormen van ernstig geweld.

 

Foutieve samentrekking

Samentrekking betekent weglating. Het komt voor

- bij woorddelen: voor- en nadelen

- bij woorden: korte (...) en lange broeken

- bij zinsdelen: [Jan koopt een cd] en Piet (...) een mp3-speler]

 

theorie en uitleg worden nog toegevoegd

 

Foutieve beknopte bijzin

Van een bijwoordelijke bijzin kun je een beknopte bijzin maken. In een beknopte bijzin staat geen persoonsvorm en ook geen onderwerp. Je kunt dat onderwerp wel in gedachten invullen. Het dekbeeldige onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dat niet zo is, klopt de zin niet.

 

theorie en uitleg worden nog toegevoegd

 

Losstaand zinsgedeelte

 

Bijwoordelijke bijzinnen zijn zinsdeel binnen een grotere zin. Ze mogen dus niet los staan van de zin waar ze in horen.

 

theorie en uitleg worden nog toegevoegd

 

Aanwijzingen voor aantrekkelijk formuleren

 

Aantrekkelijk schrijven is schrijven alsof je spreekt, het is praten op papier. Gebruik dus verzorgde spreektaal. Dat is makkelijk voor jou en plezierig voor de lezer. Hij begrijpt de tekst beter op die manier.

 

Aanwijzingen woordgebruik:

- gebruik geen lange woorden

- schrijf geen 'moeilijke' woorden over uit je bronnen

- vermijd deftige of formele woorden

- shrijf alleen afkortingen van woorden die je ook uitspreekt als afkorting

- gebruik liever synoniemen dan verwijswoorden

- hehaal niet teveel

 

Aanwijzingen zinsbouw:

- formuleer korte zinnen

- zet woorden die bij elkaar horen zo dicht mogelijk bij elkaar

- gebruik zoveel mogelijk actieve (geen passieve) zinnen

 

Verwijsfouten - uitleg

Soorten bijzinnen, over zinsbouw

BETOOG - argumenteren & overtuigen

BETOOG - argumenteren & overtuigen
 
 
 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Argumenteren

Mensen gebruiken agumenten om anderen te overtuigen van hun mening. Dat overtuigen kan mondeling - in een gesprek, een dicussie of een debat - of op papier. In allerlei situaties - huis, op school of op het werk - moeten mensen kunnen vertellen wat ze van iets vinden en waarom. Het is dus belangrijk goed te kunnen argumenteren. Bovendien zijn het schrijven en het beoordelen van een betogende tekst of het deelnemen aan een debat of discussie onderdelen van het examen. Ook daarbij is argumenteren een belangrijk onderdeel.

Onderdelen van argumenteren die we zeker (nog een keer) aan bod willen laten komen:

- Meningen en meningsverschillen - wat zijn oplossingen hiervoor?

- Soorten argumenten - herken je ze nu en kun je deze zelf verwerken in een tekst?

- Argumentatiestructuren - herken je deze en kun je deze zelf verwerken in een tekst?

- Kun je de volgende zaken goed uitleggen - verschillende soorten verzwegen argumenten en de belangrijkste drogredenen?

- Kun je zelf een argumentatie beoordelen?

 

Herhaling en controle

Maak de oefeningen en controleer of je de theorie hebt begrepen uit de voorgaande paragrafen. Klik op de begrippen.

 

OEFENINGEN (via CambiumNed)

Taaltalent Theorie Argumenteren

 
 
Hieronder vind je een aantal links naar filmpjes en schriftelijke uitleg over de theorie van argumenteren. Bestudeer deze theorie grondig, zodat je de dingen die je hier leert in je betoog kunt toepassen, of, in het geval van drogredenen, juist kunt voorkomen.
 

Argumenteren De basis

Argumenteren Soorten argumenten

Argumenteren Soorten argumenten 2

Argumenteren Argumentatiestructuren

Argumenteren Argumentatiestructuren 2

Argumenteren Redeneringen

Argumenteren Drogredenen

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
En nu... aan de slag!

BETOOG - documenteren & onderzoeken

BETOOG documenteren & onderzoeken

 

Op school, maar ook later in het hbo, worden leerlingen/studenten regelmatg geconfronteerd met onderzoeksopdrachten. Dat betekent: antwoord geven op een veelomvattende onderzoeksvraag. Voor zo'n onderzoek moet informatie worden verzameld en verwerkt tot bijvoorbeeld een werkstuk of een mondelinge presentatie. Dat verzamelen van informatie heet documenteren.

 

Documenteren en onderzoeken zijn vaardigheden die bij veel vakken van pas komen en van groot belang zijn bij het maken van het profielwerkstuk dat de afronding vormt van de havo-opleiding. Ook tijdens een vervolgopleiding zijn deze vaardigheden onmisbaar.

Je leert o.a. over research en over het samenstellen van een documentatiemap met APA-norm. Wat verder nog aan bod komt:

- informatiebronnen

- documentatiemap

- internet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Documenteren is het gericht zoeken naar informatie over een bepaald onderwerp. De informatie vind je in diverse bronnen, zowel op papier als digitaal. Bij de schoolexamenopdracht schrijfvaardigheid zul je de documentatievragen zelf moeten bedenken.

Op internet zoek je het snelst via een zoekmachine. Via internet zijn ook encyclopedieen Wikipedia en Encarta te raadplegen. Wikipedia wordt samengesteld door internetgebruikers. Hoewel Wikipedia daardoor geen garanties kan geven, is de informatie redelijk betrouwbaar. Encarta is een uitgave van Winkler Prins. Je kunt er alleen gebruk van maken als je lid bent, of als je een cd-rom raadpleegt.

Bibliotheken of mediatheken beschikken over veel actuele informatie in de vorm van kranten en nationale en internationale tijdschriften. Andere bronnen zijn cd's, cd-roms, video's, dvd's en online databestanden.

Boeken vind je in de bibliotheek het snelst met de zoekcomputer. Daarmee kun je op drie manieren zoeken: op auteur, titel en onderwerp. Het zoekprogramma is via de site van de bibliotheek ook thuis te raadplegen. Het geeft onder meer aan of het boek aanwezig of uitgeleend is. Als een bibliotheek een bepaald boek niet zelf bezit, kan het elders worden aangevraagd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

zoeken

internet

bibliotheek/mediatheek

radio & televisie

interview

enquete

 

- Welke vraag stel je voordat je op zoek gaat naar informatie?

- Welke bronnen vind je in de bibliotheek?

- Hoe bereid je een interview voor?

- Wat voor vragen stel je in een interview en in welke volgorde?

- Wat is een enquete?

- Naar welke zaken vraag je meestal bij een enquete?

 

 

Bronnen selecteren

Als je veel informatie vindt, moet je selecteren. Bekijk of beluister de bronnen orienterend en globaal. Maak een eerste verdeling in bruikbaar/niet bruikbaar - enzovoorts.

Bronnen verwerken

Geselecteerde bronnen zijn het best te verwerken door het maken van een documentatiemap.

Stappenplan uitwerken

 

- Waar moet je op letten als je bronnen zoekt?

- Hoe verwerk je schriftelijke bronnen in een documentatiemap?

- Hoe verwerk je gesproken bronnen in een documentatiemap?

 

Internet

 

- Hoe kun je de kwaliteit van een website beoordelen?

- Hoe vind je de meest specifieke zoekresultaten?

- Door welke drie oorzaken kan plaatsing van gevoelige informatie op internet enorme nadelige gevolgen hebben ?

- Wat zijn mogelijke gevaren van internet?

 

APA - Normen

 

Zoek uit wat APA - Normen zijn. Je documentatiemap moet voldoen aan APA - normen. 

 

 

 

 

 

Schrijfvaardigheid - de voorbereiding ...

 

van documentatiemap naar BETOOG

 

Schrijfvaardigheid

BETOOG OEFENONDERWERP - Amerikaanse politiek & de impact op Europa

Leestekst 1

Leestekst 2

Leestekst 3

Taaltalent Nederlands H5 Module 3 CSW Traint [eindexamen Nederlands]

 

Taaltalent Nederlands H5 Module 3 CSW Traint [eindexamen Nederlands]

 

Klik op onderstaande linkjes en bestudeer de informatie, via CambiumNed.

 

De belangrijkste veranderingen in 2015 en 2016 (inclusief de nieuwe aftrekregeling taalgebruik)

 

Klik hieronder op de link van www.examenblad.nl voor

- de opdrachten van een voorbeeldexamen

- de teksten bij een voorbeeldexamen

- het correctievoorschrift bij een voorbeeldexamen

V O O R B E E L D E X A M E N

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Examen Nederlands

Cursus Eindexamen Nederlands (1)

 

 

 

- theorie en uitleg

- oefenexamen

Eindexamen Nederlands (1)

Cursus Eindexamen Nederlands (2)

 

 

 

- theorie en uitleg

- oefenexamen

Eindexamen Nederlands (2)

Cursus Eindexamen Nederlands (3)

 

 

 

- theorie en uitleg

- oefenexamen

Cursus Eindexamen Nederlands - nuttige links

www.examenblad.nl

Taaltalent Nederlands H5 Module 4 CSW Studeert [lezenvoordelijst]

LITERATUURLIJST - lezen & studeren

 

 

 

 

Programma van Toetsing en Afsluiting 

Schoolexamen Nederlands Literatuur [mondeling]

 

Wanneer & Hoe?

In P & T week 3, of eerder, op afspraak met je docent, krijg je een mondelinge toets, een mondeling Schoolexamen Nederlands Literatuur. Dit examen wordt meestal in duo's gedaan, maar soms ook alleen. Het gesprek wordt indien mogelijk opgenomen met audioapparatuur.

Wat?

Stofomschrijving: Laagland, literatuur & lezer:

Cursus 1, 2, 3, 10, 11 en 12 en

8 gelezen werken van na 1880 met (historische, culturele) achtergrondinformatie.

Deze werken zijn minstens niveau 2 van www.lezenvoordelijst.nl!

Alle werken zijn oorspronkelijk geschreven in de Nederlandse taal!

De literatuurlijst is vooraf goedgekeurd door de docent en moet zijn ingeleverd uiterlijk een week voorafgaand aan SE-periode 3, of indien de leerling eerder mondeling tentamen aflegt, minstens een week voor het SE.

Hoe lang?

Deze mondelinge toets in duo’s duurt 20 minuten per twee leerlingen, 10 minuten per leerling. De datum wordt afgesproken in P&T-week 3 of eerder, op afspraak met de docent.

Hoeveel?

De weging is 20%. Kolom 543 in SOM. De beoordelingscriteria worden van te voren bekend gemaakt via ELO. Het cijfer wordt vastgesteld met behulp van vooraf vastgestelde en op elo gepubliceerde criteria.

 

Welke domeinen van het examen?

Domein B: mondelinge taalvaardigheid & Domein E: Literatuur

 

Wat moet je allemaal kennen en kunnen?

 

Je moet kennen

a) de leerstof van Laagland, literatuur & lezer, cursussen 1,2,3, 10, 11 en 12

b) de acht gelezen en bestudeerde literaire werken van na 1880, die oorspronkelijk geschreven zijn in de Nederlandse taal

c) minimaal twee recensies van een deskundige recensent bij elk gelezen werk

d) relevante achtergrondinformatie over de auteur en alle werken, zodat je de werken goed kunt interpreteren en analyseren

 

Je moet kunnen

e) presenteren t.a.v. bovengenoemde zaken tijdens het schoolexamen literatuur

f) thematisch vergelijken tijdens het schoolexamen literatuur

g) vragen beantwoorden over de gelezen werken tijdens het schoolexamen literatuur

h) vragen beantwoorden over de achtergrondinformatie  tijdens het schoolexamen literatuur

 

Veel succes met de voorbereidingen voor jouw schoolexamen literatuur.

 

 

 


  •  

 

LITERATUURLIJST - voorbereiden & uitvoeren

 

Bestudeer de methode Literatuur Nederlands voor de tweede fase Laagland, literatuur & lezer

[Thieme Meulenhoff]

 

Bestudeer

 

LITERAIRE THEORIE - CURSUSSEN 1 t/m 3

 

THEORIEBOEK HAVO

Cursus 1 Literatuur & Lezer (vanaf blz.10)

1 Lezers

   1.1 Waarom lees je?

   1.2 Wie ben je als lezer?

   1.3 Wat verwacht je als lezer?

2 Literaire teksten

   2.1 Eenduidigheid en meerduidigheid

   2.2 Open plekken

   2.3 Proza, gedicht en toneel

   2.4 Fictie en non-fictie

3 Tekst, lezer en betekenis

 

VERWERKINGSBOEK HAVO

Cursus 1 Literatuur & lezer (vanaf blz. 8)

Maken:

A Leeropdrachten 1 t/m 13

B Leesopdrachten (in overleg met je docent)

 

 

 

 

 

 

 

 

THEORIEBOEK HAVO

Cursus 2 Het lezen van verhalen (vanaf blz. 20)

1 Waarover wordt verteld?

   1.1 Gebeurtenissen

   1.2 Personages

   1.3 Tijd en ruimte (setting)

2 Hoe wordt verteld?

   2.1 Tijd

   2.2 Volgorde

   2.3 Motieven

   2.4 Verhaallijnen

3 Wie vertelt?

   3.1 Schrijver en verteller

   3.2 Vertelinstanties

4 Aanwijzingen van de schrijver

 

VERWERKINGSBOEK HAVO

Cursus 2 Het lezen van verhalen (vanaf blz. 18)

Maken:

A Leeropdrachten 1 t/m 15

B Leesopdrachten (in overleg met je docent)

 

 

 

 

 

 

 

 

THEORIEBOEK HAVO

Cursus 3 Literair taalgebruik (vanaf blz. 35)

1 Taalgebruik in literaire en zakelijke teksten

2 Stijlfiguren

3 Beeldspraak

   3.1 Beeld en object

   3.2 Vormen van beeldspraak

4 Symbolen, stijlbreuk en ironie

   4.1 Symbolen

   4.2 Stijlbreuk

   4.3 Ironie

 

VERWERKINGSBOEK HAVO

Cursus 3 Literair taalgebruik

Maken

A Leeropdrachten 1 t/m 8

B Leesopdrachten (in overleg met je docent)

 

 

 

 

 

 

 

 

LITERATUURLIJST - documenteren & onderzoeken

 

 

Bestudeer de methode Literatuur Nederlands voor de tweede fase Laagland, literatuur & lezer

[Thieme Meulenhoff]

 

Bestudeer

 

LITERATUURGESCHIEDENIS CURSUSSEN 10 t/m 12

 

THEORIEBOEK HAVO

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

1 Historische achtergronden (vanaf blz.113)

   1.1 Eerste Wereldoorlog

   1.2 Totalitaire staten

2 Culturele achtergronden

   2.1 Kunst in de periode 1900-1940

   2.2 Expressionisme

   2.3 Dadaïsme

   2.4 Piet Mondriaan en de Nieuwe Beelding

3 Literaire ontwikkelingen

   3.1 Schrijver en publiek

   3.2 Dorwerking traitie: Slauerhoff en Van Schendel

   3.3 Vernieuwende dichtkunst: Van Ostaijen en Marsman

   3.4 Traditie en vernieuwing: Martinus Nijhoff

   3.5 Bordewijk en de romanvernieuwing

   3.6 Rondom Forum

  

VERWERKINGSBOEK HAVO

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

Maken

A Leeropdrachten 1 t/m 15

B Leesopdrachten (in overleg met je docent)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

verder onderzoeken & documenteren

www.lezenvoordelijst.nl (vanaf niveau 2)

www.literatuurgeschiedenis.nl (twintigste eeuw)

www.schooltv.nl (trefwoord 'literatuurgeschiedenis')

 

 

THEORIEBOEK HAVO

Cursus 11: Twintigste eeuw: de jaren vijftig en zestig

1 Historische achtergronden

   1.1. Koude Oorlog en dekolonisatie

   1.2 Wederopbouw

   1.3 Consumptiemaatschappij en jeugdcultuur

2 Culturele achtergronden

   2.1 Kunst in de jaren vijftig en zestig

   2.2 Cobra

   2.3 Popart

3 Literaire ontwikkelingen

   3.1 Schrijver en publiek

   3.2 Vernieuwing in het proza

   3.3 Vernieuwing in de dichtkunst

 

VERWERKINGSBOEK HAVO

Cursus 11 Twintigste eeuw: de jaren vijftig en zestig

Maken

A Leeropdrachten 1 t/m 12

B Leesopdrachten (in overleg met je docent)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

verder onderzoeken & documenteren

www.lezenvoordelijst.nl (vanaf niveau 2)

www.literatuurgeschiedenis.nl (twintigste eeuw)

www.schooltv.nl (trefwoord 'literatuurgeschiedenis')

 

 

THEORIEBOEK HAVO

Cursus 12 Twintigste en eenentwintigste eeuw: de jaren zeventig tot heden

1 Historische achtergronden

   1.1 Internationale ontwikkelingen

   1.2 Multiculturele maatschappij

   1.3 Globalisering en het ik-tijdperk

2 Culturele achtergronden

3 Literaire ontwikkelingen

   3.1 Schrijver en publiek

   3.2 Realisme en psychologie

   3.3 Verbeelding tegenover realisme

   3.4 Feminisme

   3.5 Poging tot engagement

   3.6 Historische romans en postkoloniallisme

   3.7 Multiculturele literatuur

   3.8 Dichtkunst

 

VERWERKINGSBOEK HAVO

Cursus 12: Twintigste en eenentwintigste eeuw: de jaren zeventig tot heden

 

Maken

A Leeropdrachten 1 t/m 12

B Leesopdrachten (in overleg met je docent)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

verder onderzoeken & documenteren

www.lezenvoordelijst.nl (vanaf niveau 2)

www.literatuurgeschiedenis.nl (twintigste eeuw)

www.schooltv.nl (trefwoord 'literatuurgeschiedenis')

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LITERATUURLIJST - nuttige links