Milieubeleid over de grenzen
Het milieu in Nederland
In Nederland leven we met ruim 16 miljoen mensen op een vrij klein oppervlak.
Al die mensen moeten wonen, werken, eten, recreëren etc. Het milieu wordt daardoor (over)belast. Jaarlijks sterven er in Nederland ruim twintigduizend mensen aan de gevolgen van milieuvervuiling. Om ons land schoner te maken, neemt de overheid allerlei maatregelen.
Luchtkwaliteit
Fijn stof en smog zorgen regelmatig voor een slechte luchtkwaliteit. Om de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen te verminderen, is er subsidie voor het rijden in een auto die zuiniger en minder vervuilend is.
Een auto die op diesel rijdt, moet een roetfilter hebben. Bedrijven mogen minder vervuilende gassen uitstoten.
Duurzame energie
Fossiele brandstoffen, zoals olie en aardgas, zijn onze belangrijkste bron van energie.
Fossiele brandstoffen raken echter op en ze vervuilen het milieu. Daarom wordt er veel geïnvesteerd in alternatieve energiebronnen, zoals windmolens (windenergie) en zonnepanelen (zonne-energie).
Afval
Steeds meer gemeenten voeren een gescheiden afvalbeleid. GFT-afval, papier, metaal, glas en tegenwoordig ook plastic worden apart ingezameld en hergebruikt (gerecycled).
Leefomgeving
De leefomgeving wordt zo groen mogelijk gehouden en de natuur wordt beschermd. Ook worden bedreigde en zeldzame soorten, zoals de geelbuikvuurpad beschermd.
Drinkwater
Drinkwater maken is kostbaar. Als het water sterk vervuild is, kost het nog meer moeite en geld om drinkwater te maken. Bedrijven die hun afval in het milieu lozen krijgen daarom een boete.
Milieu stopt niet bij de grens
Milieuproblemen stoppen niet bij de grenzen. Daarom is voor veel milieuproblemen een internationale en soms zelf mondiale (wereldwijde) aanpak nodig.
De Rijn stroomt door drie landen: Zwitserland, Duitsland en Nederland.
Alle vervuiling die in Zwitserland en Duitsland aan de Rijn is toegevoegd, komt in Nederland, en uiteindelijk in de Noordzee, terecht.
Internationale aanpak
De Rijn kan alleen schoner worden als Nederland, Duitsland en Zwitserland samenwerken. In 1999 ondertekenden de verschillende landen daarom het Rijnverdrag. Daarin staan gemeenschappelijke afspraken om de rivier schoner te maken.
Halverwege de vorige eeuw verdween de zalm uit de Rijn als gevolg van waterverontreiniging en doordat de paaiplaatsen door dammen, stuwen en sluizen onbereikbaar werden. Minder vervuiling en het aanleggen van vispassages hebben ertoe geleid dat het aantal zalmen in de rivier tegenwoordig weer toeneemt.
Bij het verbranden van fossiele brandstoffen komt koolstofdioxide vrij. Koolstofdioxide draagt bij aan het versterkte broeikaseffect. Dit leidt ertoe dat de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt. De opwarming kan leiden tot overstromingen, verwoestijning en het smelten van de ijskappen.
Om de opwarming tegen te gaan, moeten er mondiale (= wereldwijde) afspraken gemaakt worden om de uitstoot van koolstofdioxide in de atmosfeer te verminderen.
Tijdens internationale klimaatconferenties, zoals in het Japanse Kyoto (1997) en in Kopenhagen (2009), proberen landen het hierover eens te worden.
Biodiversiteit
Landbouwgewassen en -dieren zijn door veredeling erg uniform geworden: ze hebben allemaal dezelfde eigenschappen en hetzelfde DNA. Bij een ziekte of plaag is het risico daardoor groot dat de hele populatie planten of dieren wordt aangetast of sterft.
Om die reden is het belangrijk dat er veel verschillende soorten blijven bestaan. Bij een plantenziekte zoals de aardappelziekte kun je bijvoorbeeld een gekweekt aardappelras kruisen met een wild aardappelras.
De nieuwe soort is misschien wel bestand tegen de aardappel-ziekte.
Het bestaan van verschillende soorten heet biodiversiteit.
Tegenwoordig probeert men biodiversiteit te bevorderen.
Natuur beschermen
Om de natuur te beschermen wordt natuurbeleidgemaakt. Natuurbeleid gaat over of er in een gebied gebouwd mag worden (bouwvergunning), of er recreatie mag plaatsvinden en hoe het gebied beheerd moet worden.
Het natuurbeleid in Nederland is gericht op het maken van aaneengesloten natuurgebieden. Voor veel soorten zijn versnipperde gebiedjes namelijk te klein om zich te kunnen handhaven. In aaneengesloten gebieden kunnen dieren gemakkelijker een voortplantingspartner vinden.