Inleiding - Burgerlijk bestuur, stedelijke cultuur
In 1609 sloten de Republiek en Spanje een wapenstilstand: het Twaalfjarige Bestand (1609-1621). Het was een welkome adempauze maar betekende ook de definitieve scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden.
De kleine Republiek groeide snel uit tot een economische en politieke grootmacht. De bloei van de Republiek der Nederlanden tijdens de Gouden Eeuw werd door de rest van Europa met een mengeling van afgunst en bewondering bekeken. Een staat zonder koning en waar de macht werd gedeeld, was in die tijd heel bijzonder.
Bestuur in de Republiek
Na de Opstand tegen koning Filips II kwam het hoogste gezag, ofwel soevereiniteit, bij de provincies en gewesten zelf te liggen. De Staten-Generaal was het hoogste politieke bestuurlijke orgaan waarin de gewesten of provincies waren vertegenwoordigd en konden meebeslissen.
De belangrijke beslissingen op het gebied van de buitenlandse politiek, zoals de oorlog met Spanje, werden in de gewesten genomen.
De Staten van Holland hadden de meeste politieke invloed. Deze provincie betaalde 60% van de centrale overheidsuitgaven.
Calvinisme en andersdenkenden
De Republiek was een calvinistische staat.
De gereformeerde kerk was de enige door de overheid erkende kerk. Regenten hadden graag gezien dat iedereen gereformeerd was maar in de praktijk lukte dat niet.
Andere kerkelijke stromingen zoals die van de lutheranen en de rooms-katholieke kerk waren officieel verboden maar werden in de praktijk gedoogd.
Schuilkerken
In bijna elke stad waren een of meerdere rooms-katholieke schuilkerken. Meestal waren ze gehuisvest in onopvallende panden waar de katholieke eredienst werd gehouden.
In de zuidelijke provincies die als laatsten deel waren geworden van de Republiek, bleef het katholieke geloof de dominante godsdienst.
Hoewel de verhouding tussen protestanten en katholieken niet altijd even vriendelijk was, kwam het niet tot openlijke gewelddadigheden tussen de bevolkingsgroepen.
Weerzin tegen geloofsvervolging en de omvang van het katholieke volksdeel (ongeveer een derde) maakte de keuze om vreedzaam naast elkaar te leven makkelijker.
Op de bovenverdieping van dit gebouw in Amsterdam (zie afbeelding) bevond zich een compleet rooms-katholiek kerkinterieur.
De Republiek als toevluchtsoord
De Republiek was in de 17e eeuw een toevluchtsoord voor mensen die op andere plekken in Europa werden vervolgd om hun geloof. In Frankrijk waren veel protestanten gedwongen om te vluchten omdat ze in eigen land gevaar liepen. Ze werden ontslagen uit openbare ambten, uit de gilden verstoten en hun scholen werden opgeheven.
Veel hugenoten, zoals de Franse protestanten werden genoemd, kwamen in de Republiek terecht. Het verklaart de vele Frans aandoende achternamen van mensen in ons land.
Een andere groep immigranten die naar de Republiek kwamen, waren joden die als slachtoffers van de inquisitie of andere vormen van vervolging moesten vluchten. Joden uit Centraal- en Oost-Europa vormden al snel de grootste joodse gemeenschap in Amsterdam en Nederland.
Net als de katholieken hielden joden hun erediensten eerst in onopvallende kerken: in huissynagogen. Veel Joodse immigranten werden welvarende kooplieden. In de loop van de 17e eeuw werd het toegestaan dat zij prachtige synagogen bouwden op prominente plekken in de steden.
Culturele bloei van de Republiek
De 17e-eeuwse Republiek was niet alleen in bestuurlijk opzicht een opmerkelijk verschijnsel. Ook de culturele bloei was opmerkelijk en trok de aandacht.
Nog steeds is het werk van vele kunstschilders, beeldend kunstenaars en architecten uit de Gouden Eeuw te bewonderen in musea, in gebouwen en op straat.
Elk jaar bezoeken miljoenen toeristen Nederland om de culturele rijkdom uit de 17e eeuw te bewonderen.
Handel, welvaart en kunst
De culturele opbloei van de Republiek had alles te maken met het succes op economisch gebied. Rijke handelaren en kooplieden, hoge functionarissen, schutters- en ambachtsgilden, regenten van liefdadigheidsinstellingen lieten individuele portretten en groepsportretten maken door populaire kunstschilders. De schilderijen waren een bevestiging en een uitdrukking van hun macht en rijkdom.
Ze wilden zichzelf vastleggen voor het nageslacht.
Er ontstond in de 17e eeuw een ware stroom aan portretten, stillevens en schilderijen van Bijbelse en historische voorstellingen. De opdrachten werden steeds diverser en daarom was het als schilder handig om van alle markten thuis te zijn. Maar er waren ook schilders die zich juist gingen specialiseren in één of meer stijlen zoals landschappen of stillevens.