Na de Opstand tegen koning Filips II kwam het hoogste gezag, ofwel soevereiniteit, bij de provincies en gewesten zelf te liggen. De Staten-Generaal was het hoogste politieke bestuurlijke orgaan waarin de gewesten of provincies waren vertegenwoordigd en konden meebeslissen.
De belangrijke beslissingen op het gebied van de buitenlandse politiek, zoals de oorlog met Spanje, werden in de gewesten genomen.
De Staten van Holland hadden de meeste politieke invloed. Deze provincie betaalde 60% van de centrale overheidsuitgaven.