Geschiedenis Tijdvak 06 01 - Handelskapitalisme en wereldeconomie

Inleiding - Handelskapitalisme en wereldeconomie

Rond het jaar 1500 werden de wereldzeeën verkend door Portugese en Spaanse ontdekkingsreizigers. Door de omvang en ligging van de overzeese gebieden die beide landen veroverden, kun je spreken van een wereldrijk.

Door het succes van Portugal en Spanje kregen meer landen belangstelling voor de overzeese rijkdommen. Voor expedities naar onbekend gebied was veel geld en mankracht nodig. Het risico was voor de investeerders hoog, want de uitkomst was onzeker. Engeland en de Republiek werden vanaf 1600 de belangrijkste zeemachten.

Lange reizen

Specerijen zoals nootmuskaat, foelie en kruidnagel waren in de 16e eeuw goud waard. Deze producten werden in Azië geteeld en verhandeld door Portugese kooplieden.
De Portugezen beschermden hun handelsroutes en hun navigatiekaarten goed.

De Nederlanders en Engelsen die ook in specerijen wilden handelen, werden door de Portugezen buiten de deur gehouden. In de Republiek legden kooplieden geld bij elkaar om schepen, wapens en bemanning te bekostigen.

Aan het einde van de 16e eeuw vertrokken geregeld schepen op zoek naar gebieden in Indië om handel te drijven. Sommige schepen kwamen terug met een kostbare lading maar veel anderen gingen onderweg verloren.
Veel bemanningsleden kwamen onderweg om het leven door ondervoeding, geweld of schipbreuk.

Reizigers

Cornelius de Houtman 1565-1599
Ik was de eerste Nederlandse ontdekkingsreiziger die naar Indië voer. Omdat de Spaanse havens door de oorlog voor ons Nederlanders waren afgesloten, konden we daar geen handel drijven. We moesten op zoek naar een eigen route naar het verre Indië.
In 1595 vertrok ik uit Nederland met vier schepen en maakte de zwaarste reis uit mijn leven. We hebben toen van alles meegemaakt: honger, uitputting, ruzie, geweld, ziekte en heel veel sterfgevallen. We hadden maar één belang: rijkdom vergaren door de handel in specerijen.
Toen we in 1597 eindelijk weer terug kwamen in Nederland, was twee derde van de bemanning omgekomen. Toch was de reis een succes, omdat ik als eerste Nederlander bewees dat het mogelijk was om via een eigen vaarroute naar Indië te varen. Zo legde ik de basis voor de vaarroutes van de VOC.
Ik kwam nogal ongelukkig aan mijn einde. Tijdens een nieuwe reis naar Indië werd ik op Sumatra gevangen genomen en gedood.

Petrus Plancius 1552-1622
Ik vluchtte tijdens de Opstand vanuit de zuidelijke Nederlanden naar de Republiek. Ik was zowel protestants predikant als zeevaartkundige.
Ik wist precies wat de Nederlandse ontdekkingsreizigers nodig hadden: goede kaarten om hun plaats te kunnen bepalen op zee. Als briljant cartograaf heb ik die in overvloed gemaakt.
Ik heb heel veel tijd, geld en werk gestoken in nieuwe expedities. Informatie over routes, kusten, bevoorradingsplekken en de stand van de sterren nam ik over van de Portugezen. Na elke Nederlandse expeditie kreeg ik nieuwe informatie. Zo kon ik elke keer een nieuw stukje van de puzzel invullen en werden mijn kaarten steeds nauwkeuriger.

Matroos
Als arme weesjongen van 12 kwam ik via het weeshuis als matroos op een VOC-schip. Daar had ik een spannend maar ook heel zwaar leven. Met de andere matrozen onderhield ik het schip en werkte aan boord.
De reizen duurden heel erg lang. We waren meestal wel 2 jaar van huis. Onderweg maakten we veel mee. Ik heb onvoorstelbare mooie dingen gezien, maar ook vaak erg gruwelijke dingen meegemaakt.
Van de 300 man op een schip bleven er vaak maar 100 over. We kregen allerlei ziekten en de stank op het tussendek was niet te harden.
Onze voorraden waren beperkt zodat we soms helemaal niets meer te eten hadden. Meestal ging het een maand of drie na vertrek mis. Dan werd de een na de ander ziek. Als we onderweg fruit konden inslaan waren we weer even gered.

VOC en WIC

Hierboven zie je de gebieden en vaarroutes van de WIC en de VOC.
Ga naar de volgende pagina's om hier meer over te lezen.

Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602-1799)

De expedities van Nederlandse schepen naar Indië hadden bewezen dat het mogelijk was om naar Indië te varen. In 1602 werd de VOC opgericht die een einde moest maken aan de onderlinge concurrentie van allerlei kleine maatschappijtjes die elkaar tegenwerkten. De VOC kreeg het alleenrecht (monopolie) om handel te drijven.
De VOC wordt vaak de eerste multinational ter wereld genoemd. Het was een voor die tijd zeer moderne handelsmaatschappij. Net als grote bedrijven in onze tijd was de VOC gebaseerd op kapitaal van verschillende aandeelhouders. Met dat geld werden schepen gekocht of gehuurd en uitgerust met wapens en bemanning. De aandeelhouders staken geld in de onderneming omdat ze hoopten geld terug te verdienen.
De vaart naar Azië werd een zeer winstgevende onderneming en de VOC groeide uit tot een machtige vloot. De VOC kreeg van de Staten-Generaal toestemming om handelsovereenkomsten aan te gaan, nederzettingen te stichten en oorlog te voeren tegen concurrenten. De VOC werd dus ondersteund door de overheid. In haar tweehonderdjarig bestaan maakten schepen van de VOC ongeveer 8000 reizen naar en binnen Azië. Er werd met de handel enorm veel geld verdiend. Rond 1750 had de VOC 2000 schepen en ongeveer 30.000 bemannigsleden.

Dit nam één schip met 300 mensen aan boord mee:

Geld verdienen bij de VOC

In de tijd van de VOC waren er verschillende munteenheden in omloop. Omgerekend naar euro's kostte het bouwen van één schip in die tijd ongeveer 50.000 euro. Als je dat bedrag met 50 vermenigvuldigt weet je wat zo'n schip zou kosten als het nu gebouwd zou worden.

Hoeveel euro verdiende je per maand bij de VOC?

koopman
predikant
schipper
stuurman

= 40
= 32
= 32
= 18

chirurgijn
timmerman
ziekentrooster
boekhouder

= 18
= 13
= 13
= 9

bootsman
bottelier
kok
zeilmaker

= 9
= 9
= 9
= 9

trompettier
matroos
soldaat
scheepsjongen

= 8
= 5
= 5
= 2,25

In 1661 stuurde de VOC de volgende goederen naar Nederland:

2 miljoen kilo zwarte peper
2 ton kilo pijpkaneel
188.000 kilo suiker
150.000 kilo kruidnagels

450.000 kilo koper
75.000 kilo foelie
30.000 kilo indigo
27.000 kilo gember

West-Indische Compagnie (1621-1792)

De West-Indische Compagnie (WIC) werd in 1621 opgericht toen de wapenstilstand met de Spanjaarden afliep (Twaalfjarig Bestand ). De maatschappij was op dezelfde manier opgezet als de VOC, maar had minder macht. Het belangrijkste doel was om zoveel mogelijk rijkdom te vergaren ten koste van de vijand: Spanje en Portugal. De WIC stond veel meer dan de VOC in het teken van de oorlog tegen Spanje.

De handelsroutes van de WIC vormden een driehoek. Goud, tabak, suiker en slaven waren de belangrijkste handelswaar. WIC-schepen vervoerden slaven van de Afrikaanse kusten naar het Caribisch gebied.

West-Indische Compagnie

De kaapvaart was een lucratieve en legale bezigheid. In oorlogstijd deelde de overheid kaperbrieven uit, waarmee kapers toestemming kregen om schepen van landen waarmee ze in oorlog waren aan te vallen. De kapers stonden een deel van de buit af aan de overheid.

Spanje en Portugal hadden grote bezittingen in suiker- en tabaksplantages, en goud- en zilvermijnen in Latijns-Amerika. Opbrengsten en winst moesten vroeg of laat worden getransporteerd naar Europa. Engelse en Hollandse kapers probeerden dit soort transporten te onderscheppen en de buit in te nemen.

Zo slaagde admiraal Piet Heyn er in 1627 in om met een WIC-vloot van 31 schepen een Spaanse zilvervloot te overmeesteren.
De enorme buit aan zilver en kostbaarheden had een waarde van ruim 11 miljoen gulden. Een ongekend groot bedrag, zeker voor die tijd.


Daarmee werd Piet Heyn in één klap een vaderlandse held. Een deel van de opbrengst ging naar de WIC en een deel ging naar de staatskas. Piet Heyn zelf kreeg 6000 gulden, een gouden keten, een drinkhoorn en een medaille.

Nederland

De VOC bestond uit zes Kamers: die van Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Delft, Rotterdam en de kamer Zeeland (Middelburg). Deze Kamers vormden de organisatorische basis van de VOC-reizen. In deze steden bevonden zich de pakhuizen waar de schepen werden uitgerust.

Bij terugkeer van de schepen werd op die plek de verkoop geregeld van de meegevoerde producten. In het centrale bestuur van de VOC speelde Amsterdam een dominante rol.

Veel stedelijke en landelijke bestuurders van de Republiek hadden belangen in de VOC. Door die bestuurlijke verwevenheid waren de belangen van de Republiek en de VOC onlosmakelijk met elkaar verbonden.

VOC schepen

De VOC-schepen werden gebouwd op scheepswerven rond Amsterdam, Rotterdam en in de Zaanstreek.

Het duurde ongeveer 8 maanden om een schip te bouwen. Sommige werven bouwden er wel 4 tegelijk. Dat is heel wat sneller dan de 10 jaar die we nu nodig hebben om één schip na te bouwen. Voor één VOC-vrachtschip waren honderden bomen en kilometers touw nodig.


Hiernaast zie je een VOC-kanon waarmee de schepen waren uitgerust.
De zwaar bewapende koopvaarders van de VOC overtroefden de koopvaarders van de Portugezen.

 

VOC schepen

Afbeelding boven: Dit gebouw is het voormalige stadhuis uit 1770 in Batavia (huidige Jakarta) in Indonesië. Het was de hoofdstad van de VOC-gebieden in Oost-Indië (nu: Indonesië).

Vanuit het VOC-hoofdkwartier werden de handelsreizen gecoördineerd. Vanuit Batavia werden de omliggende gebieden langzaam maar zeker in cultuur gebracht.

Afbeelding midden: Een hoofdkwartier van de VOC in India.

Afbeelding onder: Een gevreesde ziekte was scheurbuik. Door gebrek aan vitamine C kregen bemanningsleden hevige buikkrampen en uitval van haar en tanden.

Beurs

Afbeelding boven: De handel met Indië bracht een hele nieuwe economie voort. Hier zie je de koopmansbeurs in Amsterdam waar ongeveer 400 verschillende soorten goederen (onder andere specerijen, porselein, koffie, tabak, zijde) uit alle windstreken werden verhandeld. Handelaren uit de hele wereld kwam je hier tegen.

Afbeelding onder: Koopmansbeurs in Amsterdam (1611)

Economische ontwikkelingen: Gouden Eeuw - 1

De handel met de overzeese gebieden was natuurlijk niet de enige economische bedrijvigheid in de Nederlanden. De meeste mensen vonden een bestaan in de nijverheid en de landbouw. Maar ook daar veranderde het een en ander.
Werd er in de middeleeuwen vooral geproduceerd op bestelling, na 1500 werd er steeds meer geproduceerd voor een groeiende markt. Een producent nam dus meer risico. Met een grotere productie kon hij een grotere winst maken maar hij wist nooit zeker of hij al zijn producten zou verkopen. Om meer te kunnen produceren nam ook de loonarbeid toe, er waren immers meer arbeidskrachten nodig.

Op de afbeelding zie je het haringkaken, het schoonmaken van vis aan boord en het pekelen daarvan, een uitvinding met behoorlijke gevolgen. Vanaf ongeveer 1400 werd deze methode toegepast. Door het haringkaken werd de haringvisserij een winstgevende bezigheid. Er kwamen veel meer vissers die nu weken van huis konden blijven. Een 'simpele' uitvinding als het haringkaken betekende zo een economische impuls voor vissersstadjes. Ook de handel in zout werd een belangrijke economische activiteit.

Ook op het platteland van de Nederlandse Republiek waren ondernemingen van allerlei slag: er waren commerciële zuivelbedrijven, verkopers van haring, kleding, gereedschap voor het boerenbedrijf, molenaars, rivierschippers en scheepswerfhouders.

Een strakke indeling van de
landwinning in de Beemster

Grotere stedendichtheid
De meeste economische activiteiten speelden zich echter af in de havensteden en nijverheidscentra: Leiden, Haarlem, Rotterdam, Middelburg, Amsterdam en wat kleinere plaatsen in Friesland en Holland. Alleen al in het Amsterdam van 1620, (120.000 inwoners), waren er 2600 winkelhouders: slagers, bakkers, kruideniers, wijn-, vis- en fruithandelaren.
Op de afbeeldingen hiernaast zie je de Beemster in Noord-Holland. Dit was de eerste grote met windmolens drooggemalen polder. Er was door de groei van de steden behoefte aan meer landbouwgrond. Amsterdamse kooplieden, onder wie veel VOC-kooplieden, financierden de drooglegging.

Economische ontwikkelingen: Gouden Eeuw - 2

De groeiende stedelijke bevolking had een meer marktgerichte en gespecialiseerde landbouw tot gevolg. De teelt van hoogwaardige graangewassen als tarwe, van handelsgewassen als koolraap, koolzaad, meekrap, tabak, hop en vlas werd uitgebreid. Gespecialiseerde kwekerijgebieden, veelal in nieuwe droogleggingen, bevoorraadden de Hollandse steden met groenten en fruit. Er kwam ook steeds meer veeteelt. Maar de akkerbouw ging achteruit: uit de Oostzeegebieden werd goedkoop graan ingevoerd. Deze graanhandel was enorm belangrijk voor de steden.


De haringvisserij bloeide tussen 1590 en 1650, vooral dankzij de export naar de Oostzeegebieden. De walvisvangst was eerst het monopolie van de Noordse Compagnie (1612-1642). Na haar ontbinding vertienvoudigde het aantal walvisjagers (1642-1660). Van alle takken van de visserij droeg de walvisvaart het meest bij tot de werkgelegenheid.

 

De rijkdom van de Republiek was vooral gebaseerd op het monopolie op de handel in massagoederen. De Republiek was in staat internationaal veel goederen te vervoeren voor weinig geld. In eerste instantie profiteerden vooral Amsterdam en omgeving van deze handel.

Maar later profiteerde bijvoorbeeld ook het noordoosten van Nederland van de sterke economische groei. De turfhandel speelde hierbij een belangrijke rol. Turf werd in deze periode een zeer belangrijke brandstof. De vraag naar turf kwam vooral uit de grote steden en toen vanaf 1628 de veenbieden in Oost-Groningen werden ontgonnen, profiteerden Groningen en omgeving van de grote vraag naar turf.

  • Het arrangement Geschiedenis Tijdvak 06 01 - Handelskapitalisme en wereldeconomie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-04-28 09:51:53
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
    Leerinhoud en doelen
    Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    kennisbank, leerlijn, rearrangeerbare, rearrangeerbare leerlijn