In de middeleeuwen speelde de adel een belangrijke rol bij het besturen van een gebied. De koning of vorst had een leger nodig om zijn land te verdedigen en om oorlog te voeren. Hij was afhankelijk van zijn belangrijkste krijgsmannen die tot de adel behoorden.
Deze krijgsheren, ook wel vazallen genoemd, kregen van de vorst een leen (een stuk grond) om van de opbrengst te leven en om hun wapenuitrusting te bekostigen.
De belangrijke krijgsheren konden delen van hun grond op hun beurt in leen geven aan lagere krijgsheren (de lage adel). Dit systeem wordt ook wel het feodale systeem genoemd. Het feodalisme is kenmerkend voor de standenmaatschappij van de middeleeuwen.
Naast krijgsheren konden trouwens ook bisschoppen beloond worden door ze een stuk grond in leen te geven. Op die manier werden ook geestelijken een onderdeel van het politieke stelsel.
Het leenstelsel - 1
Het leenstelsel was bij de Franken de basis van het bestuur. De Frankische hofmeier (beheerder van de hofhouding) Karel Martel was de eerste die op deze manier grond als leen aan zijn krijgsheren toevertrouwde.
Hij voerde veel oorlogen en daarom was een sterk leger erg belangrijk. Omdat de wapenrusting van zijn krijgsheren erg duur was, gaf Martel zijn edelen grote stukken grond. De opbrengst moest genoeg zijn om van te leven en om de paarden en wapenuitrusting van de heer en zijn soldaten te bekostigen.
Het leenstelsel - 2
Leenheer
Karel Martel gaf als leenheer zijn belangrijkste krijgsheren een leen. Zo kon hij rekenen op de onvoorwaardelijke steun van zijn leenmannen. Onder Karel de Grote kregen de leenmannen naast militaire taken ook andere taken. Karel maakte zijn leenmannen ook de belangrijkste bestuurders van zijn rijk. Zij zorgden in hun gebied voor de rechtspraak en de belastinginning.
Leenman
Een leenman kreeg zijn leen uit handen van de vorst en zwoer aan hem een eed van trouw. Hij leefde van de opbrengst van zijn domein. In geval van oorlog steunde hij met zijn soldaten de koning of vorst. Omdat een leenman afhankelijk was van onderaanvoerders beloonde hij hen met een deel van zijn land. De leenman werd daardoor leenheer voor de achterleenmannen.
Achterleenmannen
Een achterleenman zwoer trouw aan zijn leenheer en leefde van de opbrengst van zijn leen. Ook hij kon weer een deel van zijn leen opnieuw belenen aan lagere edelen.
Achter-achterleenmannen
Ook deze categorie leenmannen had bepaalde voorrechten en verplichtingen naar hun directe leenheer. De oorspronkelijke leenheer stond echter erg ver van hen af.
Ridders
Ridders waren door de heer ingehuurde beroepssoldaten te paard. Zij waren door een eed van trouw verbonden aan hun heer. In de vroege middeleeuwen droegen zij maliënkolders, leren kleding versterkt met opgenaaide metalen plaatjes. Een ridder was erg duur in het onderhoud. Om zijn paard, opleiding en wapenrusting te kunnen betalen was de landbouwopbrengst van een of meerdere dorpen nodig. Ridders waren vaak van eenvoudige komaf, de oudsten uit boerengezinnen.
Monniken
Ook kloosters of bisschoppen konden in de praktijk een leen ontvangen. In dat geval was een klooster of de bisschop de spil van een hoeve. De verplichtingen van boeren en horigen bleven hetzelfde. Boeren pachtten grond van een klooster en betaalden belasting. Horigen waren eigendom van een klooster of bisschop.
Boer
De meeste gewone mensen in de vroege middeleeuwen waren boeren en horigen. Zij vormden de derde stand. Deze groep was arm, had weinig te vertellen en was sterk afhankelijk van hun heer.
Uit deze groep werden de gewone soldaten gerekruteerd voor het leger van de heer.
Standenmaatschappij
Een standenmaatschappij is een samenleving waarin de bevolking in verschillende groepen of standen is opgedeeld die elk hun eigen rechten en plichten hebben.
De standenmaatschappij uit de middeleeuwen bestond uit drie standen. De eerste stand was de geestelijkheid. Geestelijken traden ook op als bestuurders en kregen grote invloed op het dagelijks leven van de mensen. De tweede stand bestond uit de adel. Ridders die land in leen kregen gaven de leen door aan hun kinderen, zo werd de leen erfelijk. Helemaal onderaan, in de derde stand bevonden zich de boeren en later de burgerij.
Bovenaan de standenmaatschappij stond de keizer of koning.
Het arrangement Geschiedenis Tijdvak 03 04 - Het feodalisme is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.