Landschap
Een definitie van een landschap is: een gebied zoals dat door mensen wordt waargenomen en waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke en/of menselijke factoren en de interactie daartussen.
Landschappen kun je onderverdelen in:
- Natuurlandschap: geen of weinig menselijke invloed.
Natuurlandschap ordent zichzelf. Er is geen infrastructuur en er zijn geen perceelscheidingen.
Er is geen ontwatering.
- Cultuurlandschap: er zijn duidelijke sporen van menselijke activiteit waar te nemen.
Tot het cultuurlandschap behoren de akker- en weidelandschappen, maar ook het stedelijk landschap.
In Nederland behoort zo goed als elke vierkante meter tot het cultuurlandschap, maar dat betekent niet dat er weinig natuurlijke elementen in Nederland voorkomen. Op veel plaatsen vestigen zich bijvoorbeeld spontaan planten en dieren.
Nederlandse landschappen
Het huidige gematigde klimaat in Nederland en de ijstijden hebben in Nederland bijgedragen tot de vorming van zes kenmerkende landschappen.
Veenlandschap
Het veenlandschap kun je onderverdelen in laagveengebieden in Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, Overijssel en hoogveengebieden onder andere in Oost-Groningen en Drenthe.
Ruim 1000 jaar geleden bedekten de veenmoerassen het grootste deel van het Nederlands laagland en grote delen van het hogere achterland. In deze moerassen ontstond veen. Veen is een grondsoort die bestaat uit een bruinzwarte substantie van halfverteerde plantenresten. De veengebieden bleven lange tijd onaangeroerd, want het was er nat en onbegaanbaar en het stikte er van de muggen.
Vanaf de 11de eeuw ging men de veenmoerassen ontginnen. De turf die werd gewonnen werd als brandstof gebruikt. Eerst werden grote delen van het laagveen afgegraven. Later kwamen ook de hoogveengebieden aan de beurt.
De veengebieden die nog over zijn worden tegenwoordig (net als in de middeleeuwen) vooral als weide- of hooiland gebruikt; ze zijn te vochtig voor ander gebruik. Een voorbeeld is De Peel.
Rivierkleilandschap
Het Nederlandse rivierkleilandschap omvat de stroomgebieden van de Maas, de Rijn, de Lek, de Waal en de IJssel.
Het rivierkleilandschap is gevormd door het stromende water van de rivieren.
Het water vervoert klei, zand en grind.
Komt het water tot rust, dan zinken deze materialen, de sedimentatie, naar de bodem in de bedding van de rivier.
De oeverwallen zijn de gebieden die evenwijdig aan de rivier lopen.
Op deze oeverwallen liggen de rivierdijken, de uiterwaarden (het gebied tussen de rivierloop en de dijk) en veelal oude dorpjes.
Achter de oeverwallen liggen kommen. Dat zijn de laagtes achter de oeverwallen.
Het zijn vlakke stukken land die drassig zijn. Ze hebben een kleiige bodem.
Duinlandschap
Duinen liggen aan zee. Tenminste: de zeeduinen. Rivierduinen liggen in de buurt van rivieren. Zeeduinen bestaan uit zand dat door de wind is opgewaaid tot heuvels. De zeeduinen vormen samen met het strand en de in de zee liggende zandplaten het duinlandschap.
De duinstrook parallel aan het strand wordt wel de 'jonge duinen' genoemd. Ze zijn gevormd in de middeleeuwen. Jonge duinen zijn nog steeds in ontwikkeling, vooral aan de zeekant, waar de wind de meeste invloed heeft en voortdurend vers zand aanvoert.
De 'oude duinen' liggen meer landinwaarts. Ze zijn zo'n 5000 jaar geleden, na afloop van de laatste ijstijd, ontstaan. Door de stijging van de zeespiegel liep de Noordzee vol en kwamen West- en Noord-Nederland onder water te liggen. In de kustzone ontstonden strandwallen. Toen de zeespiegel stabiliseerde bouwden de strandwallen zich richting de zee uit en ontstonden de oude duinen.
Video: Nederlandse duinen
Hoe zijn de duinen in Nederland ontstaan?
Zandlandschap
Het zandlandschap beslaat grote delen van het noorden, midden en zuiden van Nederland. Het zandgebied in het noorden is een vrij laag, glooiend gebied met op enkele plekken heuvels, zoals de Hondsrug in Drenthe.
Het zandgebied in het midden kent meer reliëf. Hier liggen de stuwwallen van het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug. In de ijstijd zijn deze heuvelruggen ontstaan. De grondlagen werden onder het landijs opzij gedrukt en over elkaar heen geschoven.
Tussen deze stuwwallen liggen vlakkere gebieden met dekzand aan de oppervlakte. Dit dekzand werd tijdens de laatste ijstijd door poolwinden aangevoerd vanaf de bodem van de Noordzee.
Het zuidelijk zandgebied is nagenoeg vlak. Er zijn alleen reliëf verschillen in het Maasdal en rond Bergen op Zoom. Lokaal komen wel stuifzandgebieden voor. De Drunense Duinen is daar een mooi voorbeeld van.
Zeekleilandschap
Het zeekleilandschap is te vinden in grote delen van het laagland van Noord- en West-Nederland. Het zeekleilandschap begint achter de duinen en loopt tientallen kilometers landinwaarts.
Het zeekleilandschap is vlak en open. Op de kleigronden vindt vaak grootschalige landbouw plaats. De grond is namelijk erg voedselrijk, houdt lang water vast en levert daarom grote opbrengsten per hectare op.
Zoals de naam al aangeeft is het zeekleilandschap gevormd door de zee. De vorming begon na de laatste ijstijd toen een groot deel van Noord- en West-Nederland onder water kwam te staan door het smelten van de landijskappen.
Heuvellandschap of lösslandschap
Het heuvelland ligt in Zuid-Limburg, tussen Heerlen en Maastricht en kenmerkt zich door een voor Nederlandse begrippen sterk reliëf. De hoogte varieert tussen 60 en 321 boven NAP. Het hoogste punt is de Vaalserberg.
Het Limburgse heuvellandschap, dat wordt doorsneden door rivier- en beekdalen, is een afwisselend landschap met dorpjes, bossen, boomgaarden, hoeves, akkers, tuinbouwgrond en weilanden. Kenmerkend voor het landschap zijn de holle wegen die zijn ontstaan door eeuwenlange erosie van een weg in de zachte ondergrond.
Het dekzand dat na de laatste ijstijd in Zuid-Limburg werd afgezet had een andere samenstelling dan het dekzand dat in de rest van Nederland werd afgezet. Het wordt löss genoemd en is rijk aan voedingsstoffen en daarom zeer geschikt voor landbouw. Een gebied met deze vruchtbare grondsoort noemen we een lösslandschap.